Organisatie | Kapelle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kapelle 2015 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kapelle 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, artikelen 2.1.3, 2.1.4, lid 1, 2, 3 en 7, artikel 2.1.5,lid 1, artikel 2.1.6, artikel 2.17 , artikel 2.3.6, lid 4 en artikel 2.6.6, lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-06-2018 | 01-01-2020 | wijziging | 08-05-2018 | 2018/21 | |
28-07-2017 | 12-06-2018 | wijziging diverse artikelen | 11-07-2017 | 2017/62 | |
01-01-2015 | 27-07-2017 | Onbekend | 16-12-2014 Scheldepost, 24 december 2014 | 2014/93 |
overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zijhun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;
dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;
dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld inartikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
gezien het advies van de Senioren- en Gehandicaptenraad;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, nummer 2014/93;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede,] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
De organisatie die de ondersteuning aanbiedt voldoet aan de volgende criteria:
i.Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;
ii. Biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;
iii. Medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;
iv. De medewerker is geen eerstegraads familie van degene aan wie ze ondersteuning bieden;
v. Beschikt in het geval van aanbieden van kortdurend verblijf en dagbesteding over een locatie waar meerdere hulpvragers verblijven en waar permanent toezicht aanwezig is.
De zelfstandig werkende hulp die huishoudelijke verzorging, begeleiding of persoonlijke verzorging biedt voldoet aan de volgende criteria:
i. Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;
ii. Voldoet aan de criteria die de Belastingdienst stelt aan zelfstandigen zonder
iii. Voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden
gesteld en berekent een tarief dat marktconform is;
iv. De hulp is geen eerstegraads familie van degene aan wie ze ondersteuning bieden
v. Beschikt in het geval van aanbieden van kortdurend verblijf en dagbesteding over
een locatie waar meerdere hulpvragers verblijven en waar permanent toezicht
1.Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze
cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.
2.Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel
2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis
Artikel 4 Ontvangstbevestiging en vooronderzoek
1.Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de
wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt
zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
2.Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificiatieplicht ter inzage.
3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.
4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk planals bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurendezeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
1.Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of
namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk
met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en
a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeengebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhavenof te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d.de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaalnetwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang.;
e.de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de
f.de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoalsopgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door hetverrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van
zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
g. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of
krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
j.de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de
cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die
2.Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft
overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
3.Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en
plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn
persoonsgegevens te verwerken.
4.Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in
artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.
de uitkomsten van het onderzoek.
3.De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend
exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij
4.Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom
5.Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening,
1.Het voeren van een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 kan aanleiding zijn voor het
indienen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in artikel 1.1.1
2.De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 kan na afloop van het gesprek worden ingediend door
middel van een aanvraagformulier dat terstond wordt ingevuld en ondertekend.
3.Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt
wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd.
4.Bij de bevestiging zoals bedoeld in lid 3 wordt een aanvraagformulier meegezonden.
Artikel 8 Criteria voor een maatwerkvoorziening
1.Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag
cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het
college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van
andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen
gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of
wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten
van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren
van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of
participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
b.ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de
cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie
heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van
huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het
college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van
andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene
voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert,
rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een
passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd
wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat
wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de
3.Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en
participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt
worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
4.Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het
college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte
voorziening technisch is afgeschreven,
a.tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van
omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
5.Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst
6.Geen voorziening wordt toegekend als de belanghebbende door zijn gedrag het
verstrekken, onderhouden of verantwoorden van de voorziening onmogelijk maakt.
1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:
a. indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 8;
b. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijktoestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;
2. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie:
a. als deze niet langdurig noodzakelijk is;
b. indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Kapelle.
3. Het college verstrekt geen woonvoorziening:
a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen,
vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers;
c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;
d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schríftelijk toestemming is verleend door het college.
1.Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen
indien het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een
2.Mocht het voor de beoordeling van de aanvraag van een voorziening van belang zijn dan
kan het college de aanvrager of bij gebruikelijke zorg zijn huisgenoot/huisgenoten en/of
personen uit zijn sociaal netwerk:
a.op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en
b.op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe
1.In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval
aangegeven of deze als voorziening in natura wordt verstrekt of door middel van een pgb
mogelijk wordt gemaakt en tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking
2.Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in
1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.
2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het indienen van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.
a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
b. wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en
c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.
4. Ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele ondersteuning.
5. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:
Artikel 11 B Aanvullende regels voor pgb en individuele vervoersvoorzieningen
De hoogte van een pgb voor individueel taxi- en rolstoelvervoer wordt vastgesteld op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief rekening houdend met het feitelijk vervoerspatroon van de cliënt, met een maximum van 2000 kilometer per jaar. Het tarief voor het gebruik van de regiotaxi voor maximaal 2000 kilometer per jaar wordt hierop in mindering gebracht.
Artikel 11 C Aanvullende regels voor pgb woningaanpassingen
Bij verkoop van een woning die op grond van de Wmo is aangepast dient de cliënt de aangetoonde meerwaarde van de verbouwing terug te betalen. De meerwaarde wordt bepaald door een taxatie van de woning uit te voeren voor en na verbouwing. Deze taxatie wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen makelaar. Bij terugbetaling wordt de volgende afschrijvingstermijn gehanteerd:
De hoogte van een pgb voor verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld: voor de huur van een vervoermiddel op basis van de laagste kostprijs die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Voor stoffering gelden maximaal de bedragen uit de NIBUD tabellen “inventarispakket”.
Der hoogte van een pgb voor het logeerbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd, bedraagt maximaal € 5.750,65. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het door Schulinck vastgestelde prijsindexcijfer.
Artikel 12 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen
1. Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van:
a. dagbesteding met laag intensieve ondersteuning, ter hoogte van 6 0 per dagdeel;
b. de klussendienst, ter hoogte van 6 0 per uur en de materiaalkosten, en
c. particulier vervoer, ter hoogte van 6 0,30 per kilometer.
2. De in het eerste lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2017.
Artikel 12 A Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb's
1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode
waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.
2. De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan maximaal de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.
In afwijking van lid 1 en lid 2 voor de collectieve vervoersvoorziening is bepaald dat:
a. De ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met gebruik van het collectief vervoer, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;
b. De betaling van de ondersteuningsaanvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.
c. Kinderen tot vier jaar gratis mee mogen;
d. Er een reiziger mag meereizen voor de begeleiding van de aanvrager tegen hetzelfde tarief dat van toepassing is voor de aanvrager;
e. Indien sprake is van het meereizen van een medisch begeleider, op grond van een daartoe verstrekte indicatie, geen tarief aan de begeleider in rekening wordt gebracht;
f. Het reizen met de collectieve vervoersvoorziening voor het gereduceerd tarief beperkt is tot 2.000 kilometer per jaar;
g. Als de kilomtergrens is overschreden kan de belanghebbende tegen het kostendekkend tarief gebruik blijven maken van het collectief vervoerssysteem, tenzij in het besluit tot de maatwerkvoorziening extra kilometers noodzakelijk worden geacht.
a. maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;
b. pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.
5. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.
6. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Artikel 13 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
1.Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking totde deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;
c.erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader vanhet leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionelestandaard;
d. voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.
2.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van
deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks
cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren
Artikel 14 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
1.Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
2.Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaanbij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.
3.De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naarde calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen vanverdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking
van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben
b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;
c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden’
e. de cliënt de maatwerkvoorzíening of het pgb niet of voor een ander doel
g. er een andere (nieuwe) voorziening is ontstaan die voorliggend is, die een oplossing biedt voor het probleem dat de cliënt ervaart.
h. de cliënt langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.
4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorzíening of het ten onrechte genoten pgb.
6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
Artikel 15a Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
Artikel 15b Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb's
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.
Artikel 16 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
1. Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het mantelzorgondersteuningspunt voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking komen.
2. De jaarlijkse blijk van waardering bestaat ten minste uit: een uitnodiging voor de dag van de mantelzorger.
3. Het college kan bij nadere regeling regels stellen over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.
Artikel 17 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische
Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en
b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
1.Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten diebetrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeldin deze verordening.
2.Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten tenaanzien van alle voorzieningen.
3.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving vande klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders eneen jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 20 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
1.Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten overvoorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn tenaanzien van alle voorzieningen;
2.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving vande medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met deaanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 21 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
1.Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten ofhun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffendemaatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van deGemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordtverleend.
2.Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleidbetreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij debesluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijkeondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnenvervullen.
3.Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg,waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzienvan de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie enondersteuning.
4.Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minstens eenmaal per vier jaargeëvalueerd. Het college zendt hiertoe tijdig aan de gemeenteraad een verslag over dedoeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.