Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING GRONINGEN 2009 OF APVG 2009 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 5:12 APVG - Aanwijzingsbesluit instelling fietsparkeerverbod Nieuwe Markt (APVG 2009), gmb-2019-230320
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-04-2019 | 01-01-2021 | toev. art. 2:47A | 26-09-2018 | 7061339 | |
28-12-2018 | 26-04-2019 | wijziging art. 2:30 | 19-12-2018 | 66696-2018 | |
16-11-2018 | 28-12-2018 | Wijziging art. x.1-x.6 en y.1-y.6 | 26-09-2018 | 6991181 | |
17-04-2018 | 16-11-2018 | Wijziging artt. 2:27, 2:27a, 2:30, 2:33 | 28-03-2018 | 6801914 | |
11-04-2018 | 17-04-2018 | Wijziging toevoeging nieuw art. 2:67 | 28-03-2018 | 6752610 | |
07-04-2018 | 11-04-2018 | Wijziging art. 2:2b | 28-03-2018 | 6787006 | |
01-03-2018 | 07-04-2018 | Wijziging art. 5:12 | 31-01-2018 | 6659232 | |
21-10-2017 | 01-03-2018 | art. 2:42 | 31-05-2017 | 6340682 | |
21-10-2017 | 21-10-2017 | art. 2:42 | 31-05-2017 | 6340682 | |
17-10-2017 | 21-10-2017 | art. 2:49a | 27-09-2017 | 6446584 | |
13-10-2017 | 17-10-2017 | artt. 2:18 en 2:19 | 27-09-2017 | 5032777 | |
08-08-2017 | 13-10-2017 | Bijlage | 26-05-2015 | 5032777 | |
05-08-2017 | 08-08-2017 | artt. 2:4, 2:9, 2:10, 2:12, 2:17, 2:47, 2:52, 2:54, 5:11 en 6:2 | 31-05-2017 | 6340682 | |
15-02-2017 | 05-08-2017 | Bijlage 4 | 07-02-2017 | 6163996 | |
24-12-2016 | 15-02-2017 | artt. 2:6, 4:24 en 5:44 | 30-11-2016 | 5995666 | |
01-06-2016 | 08-04-2016 | hoofdstukken 3 en 6 | 30-03-2016 Gemeenteblad, 2016, 83194 | 5528793 | |
01-06-2016 | 01-06-2016 | hoofdstuk 3 en 6 | 30-03-2016 Gemeenteblad, 2016, 63765 | 5528793 | |
08-04-2016 | 24-12-2016 | toevoeging in bij bijlage 26 | 05-04-2016 Gemeenteblad, 2016, 42953 | 5528793 | |
01-02-2016 | 01-06-2016 | toegevoegd bijlage 4 | 19-01-2016 Gemeenteblad, 2016, 11350 | 5467120 | |
19-01-2016 | 01-02-2016 | toegevoegd bijlagen 20, 23, 33 | 05-01-2016 Gemeenteblad, 2016, 5453, 5462, 5471 | 5384826 | |
15-07-2015 | 19-01-2016 | art. 2:62, 2:63, toegevoegd bijlage 44 | 24-06-2015 Gemeenteblad, 2015, 103, 104 | 5047609 | |
01-04-2015 | 15-07-2015 | bijlage 5 ingetrokken | 21-10-2014 Gemeenteblad, 2015, 43 | 4475064 | |
01-02-2015 | 01-04-2015 | bijlage 4 | 20-01-2015 Gemeenteblad, 2015, 07 | 4779153 | |
30-01-2015 | 01-02-2015 | nieuw bijlage 43 | 20-01-2015 Gemeenteblad, 2015, 05 | 4632319 | |
01-01-2015 | 30-01-2015 | art. 2:18, 2:19, 2:20 | 29-10-2014 Gemeenteblad, 2014, 93 | 4627596 | |
20-11-2014 | 01-01-2015 | art. 1:1, 2:43, 5:1 | 29-10-2014 Gemeenteblad, 2014, 86 | 4592010 | |
20-11-2014 | 20-11-2014 | art. 2:35b | 29-10-2014 Gemeenteblad, 2014, 85 | 4560718 | |
03-09-2014 | 20-11-2014 | bijlage 42 | 19-08-2014 Gemeenteblad, 2014, 52 | 4333293 | |
01-07-2014 | 03-09-2014 | bijlage 4 | 24-06-2014 Gemeenteblad, 2014, 45 | 4416168 | |
25-06-2014 | 01-07-2014 | bijlage 41 | 23-06-2014 Gemeenteblad, 2014, 44 | 4484934 | |
03-06-2014 | 25-06-2014 | bijlage 22 | 27-05-2014 Gemeenteblad, 2014, 41 | 4365444 | |
25-12-2013 | 03-06-2014 | afd. 3, art. 4:8, 4:9 en 4:11 | 18-12-2013 Gemeenteblad, 2013, 155 | GR 13.4060665 | |
25-12-2013 | 25-12-2013 | art. 2:18, afdeling 8A, art. 2:35a tot en met 2:35d | 18-12-2013 Gemeenteblad, 2013, 153 | GR 13.3855441 | |
25-12-2013 | 25-12-2013 | 5:19, 5:22 en 5:23 | 27-11-2013 Gemeenteblad, 2013, 129 | GR 13.4006137 | |
08-11-2013 | 01-01-2014 | art. 2:19 | 30-10-2013 Gemeenteblad, 2013, 111 | GR 13.3945221 | |
01-11-2013 | 01-10-2013 | bijlage 39 | 16-09-2013 Gemeenteblad, 2013, 90 | SB 13.3861037 | |
18-10-2013 | 01-10-2013 | 04-10-2013 | bijlage 4 | 08-10-2013 Gemeenteblad, 2013, 102 | SB 13.3907010 |
04-10-2013 | 08-11-2013 | art. 2:2b | 25-09-2013 Gemeenteblad, 2013, 100 | GR 13.3856327 | |
05-04-2013 | 01-06-2013 | art. 2:27, 2:33 | 27-03-2013 Gemeenteblad, 2013, 30 | GR 13.3478866 | |
07-12-2012 | 05-04-2013 | bijlage 40 | 27-11-2012 Gemeenteblad, 2012, 117 | RO 12.3330768 | |
28-09-2012 | 07-12-2012 | bijlage 36 | 18-09-2012 Gemeenteblad, 2012, 93 | RO 12.3230604 | |
28-09-2012 | 28-09-2012 | bijlage 39 | 18-09-2012 Gemeenteblad, 2012, 91 | RO 12.3102346 | |
27-07-2012 | 28-09-2012 | art. 3:5, lid 1, art. 3:6, lid 2 | 18-07-2012 Gemeenteblad, 2012, 82 | GR 12.3132903 | |
01-07-2012 | 29-06-2012 | art. 2:54, intrekking bijlage 35 | 30-05-2012 Gemeenteblad, 2012, 70 | DI 12.3007539 | |
01-07-2012 | 01-07-2012 | bijlage 4 | 08-05-2012 Gemeenteblad, 2012, 62 | DI 12.3055106 | |
29-06-2012 | 27-07-2012 | nieuwe bijlage 1 | 19-06-2012 Gemeenteblad, 2012, 73 | RO 12.2982720 | |
13-04-2012 | 01-07-2012 | bijlage 37, 38 | 03-04-2012 Gemeenteblad, 2012, 46, 47 | GR 12.2946401 | |
06-04-2012 | 13-04-2012 | art. 5:12 | 28-03-2012 Gemeenteblad, 2012, 42 | GR 12.2959881 | |
02-03-2012 | 06-04-2012 | art. 1:11 | 22-02-2012 Gemeenteblad, 2012, 27 | GR 11.2886508 | |
02-03-2012 | 02-03-2012 | art. 2:26, 2:27 | 22-02-2012 Gemeenteblad, 2012, 21, 22 | GR 11.2897531 | |
03-02-2012 | 02-03-2012 | art. 2:4 | 25-01-2012 Gemeenteblad, 2012, 09, 10 | GR 11.2874879, MD 11.2593216 | |
01-01-2010 | 03-02-2012 | nieuwe regeling | 25-11-2009 Gemeenteblad, 2009, 96 | Rb 542 |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;
(bijlage raadsverslag nr. 542);
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2009;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
de Verordening Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009 vast te stellen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;
voertuigen :alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van:
bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Groninger Bouwverordening;
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
bevoegd gezag: het college, tenzij op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht anders is bepaald.
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:7, artikel 4:9 of artikel 4:24.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Indien door of namens het bevoegde bestuursorgaan is besloten een aanvraag voor een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening af te handelen met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien deze wordt ingediend minder dan tien weken voor het tijdstip waarop de vergunning of ontheffing nodig is.
Het bevoegde bestuursorgaan kan een aanvraag voor een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening afwijzen indien:
Artikel 1:6 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:7 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1:8 Inzage vergunning of ontheffing
De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van één of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:10 Weigeringsgronden
Een vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:11 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is gelet op artikel 28 Dienstenwet niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
De burgemeester is bevoegd met ingang van 1 april 2018 tot 1 mei 2018 overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:6 Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:
evenementen als bedoeld in artikel 2:18 APVG;
terrassen als bedoeld in artikel 2:27 APVG;
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18 APVG.
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is. Onder weg wordt hier verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat;
De weigeringsgrond van het derde lid onder a is niet van toepassing indien in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
De weigeringsgrond van het derde lid onder c is niet van toepassing indien in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 2:7 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor het leggen, omleggen, vernieuwen, herstellen en verwijderen van kabels, leidingen en buizen met toebehoren in wegen door een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk waarop Telecommunicatieverordening gemeente Groningen van toepassing is, dan wel door een aanbieder van een openbare nutsvoorziening waarop de Graafverordening gemeente Groningen van toepassing is.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt bovendien niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, het Provinciaal wegenreglement Groningen, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening van toepassing is.
Artikel 2:8 Maken en veranderen van een uitweg
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement Groningen.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:11 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1e of 3e, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:14 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan het geen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:15 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2:16 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Het bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h van de Gemeentewet;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
activiteiten in inrichtingen in de zin van de Wet Milieubeheer die in de uitoefening van het bedrijf gebruikelijk zijn.
Artikel 2:19 Vergunning evenementen
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voorzover in het geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:22 Wedstrijden betaald voetbal
De kennisgeving als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats door middel van door de burgemeester vastgestelde aanmeldingsformulieren en wordt geacht eerst dan te zijn gedaan, wanneer dit formulier volledig en naar waarheid is ingevuld en is ingeleverd op het op het formulier vermelde adres.
Artikel 2:23 Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion vanaf 3 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 3 uur na afloop van voetbalwedstrijden van de organisator. Het verbod geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 2 jaar.
De burgemeester kan overgaan tot het opleggen van het in het vorige lid bedoelde verbod nadat vast is komen te staan dat de persoon de openbare orde in het stadion of in de omgeving van het stadion heeft verstoord op een dag dat een wedstrijd van de organisator wordt gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een stadionverbod is opgelegd.
Artikel 2:24 Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters en tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2:25 Alcoholverstrekking in en om het stadion
Het is verboden om niet of tegen betaling alcoholhoudende dranken te verstrekken aan derden in het FC-Groningenstadion gedurende het tijdvak, dat begint drie uren voor en eindigt één uur na de periode, gedurende welke het stadion voor het publiek voor het bijwonen van een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:22 toegankelijk is.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:26 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
wet: de Drank- en Horecawet;
besluit: het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet;
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid van de wet;
een inrichting waaronder in ieder geval wordt verstaan: een hotel, motel, restaurant, pension, café, croissanterie, crêperie, bistro, cafetaria, snackbar, bar, automatiek, afhaal- en bezorgcentra, coffeeshop, ijssalon, sociëteit, discotheek, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet;
winkel:zoals bedoeld in artikel 1 Winkeltijdenwet
In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan:
de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid van het Wetboek van Strafrecht;
De natuurlijke persoon die optreedt als vergunninghouder van een horecabedrijf dat niet Drank- en horecavergunningplichtig is dient ten minste 21 of ouder te zijn. Indien een rechtspersoon optreedt als vergunninghouder dient/ dienen de uitvoerend directeur(en) de leeftijd van 21 jaar of ouder te hebben bereikt.
Artikel 2:27 Exploitatie horecabedrijf
De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:
de inrichting niet voldoet aan de eisen van de Woningwet i.c. het Bouwbesluit.;
Bij toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond onder a houdt de burgemeester voor inrichtingen buiten de diepenring rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan:
horecabedrijven, niet zijnde horecabedrijven waar de verkoop van softdrugs gedoogd wordt (coffeeshops), indien zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling in of bij de inrichting geen incidenten hebben voorgedaan gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en – handel;
De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de aanvrager, respectievelijk de natuurlijke persoon die optreedt als uitvoerend directeur van de rechtspersoon, niet voldoet aan de eisen van zedelijk gedrag als bedoeld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet of in enig opzicht van slecht levensgedrag is
Het college kan in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de veiligheid, zedelijkheid en gezondheid nadere regels stellen omtrent de exploitatie van horecabedrijven.
Artikel 2:31 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:26 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2:27.
Artikel 2:32 Tijdelijke sluiting
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b Opiumwet.
Artikel 2:33 Intrekkingsgronden
De burgemeester kan de vergunning bedoelt in artikel 2:27 van deze verordening en de vergunning bedoelt in artikel 2:27a van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
Artikel 2:34 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is verboden gedurende de tijd dat een horecabedrijf krachtens een op grond van artikel 2:32 door de burgemeester genomen besluit voor bezoekers gesloten dient te zijn, zich als bezoeker daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2:35 Handel in horecabedrijven
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.
Paracommerciële inrichtingen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard mogen uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken vanaf één uur voor de aanvang van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon tot uiterlijk 24.00 uur. Indien de activiteit eindigt tijdens de laatste 2 uren van de dag, is het toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken tot 2 uren na beëindiging van de activiteit.
Paracommerciële inrichtingen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sociaal-culturele aard mogen uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken vanaf één uur voor de aanvang en tot uiterlijk twee uren na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank.
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet zwak-alcoholhoudende drank in glas en blik te verstrekken vanuit de winkels, warenhuizen en andere locaties en ruimten als bedoeld in artikel 18, tweede lid, en/of artikel 19, tweede lid, onder a, van de Drank- en Horecawet,
gelegen binnen de diepenring, gedurende de volgende tijdsruimten:
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:37 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffen gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Het is verboden een, zonder toestemming van de rechthebbende binnengedrongen of in gebruik genomen gebouw in de zin van artikel 1 van de Woningwet in gebruik te houden of daarin te vertoeven, indien dit, naar het oordeel van het college in het belang van de openbare orde en veiligheid, ongewenst is.
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
Artikel 2:45 Bezit hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben voorwerpen, die kennelijk zijn bedoeld om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken, zoals speciaal uitgeruste tassen, magneten of elektronische voorwerpen die veiligheidslabels of veiligheidspoortjes dan wel andere hulpmiddelen ter voorkoming van winkeldiefstal kunnen beïnvloeden, alsmede van tangen of andere voorwerpen die kennelijk eveneens bedoeld zijn om het plegen van een winkeldiefstal te vergemakkelijken.
Artikel 2:46 Bescherming groenvoorziening
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken.
Artikel 2:47 Verboden drankgebruik
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
Artikel 2:47A Verbod verspreiding hinderlijke rookgassen
Artikel 2:48 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:49a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht, kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Het is verboden, op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw op actieve wijze om geld of andere zaken te bedelen.
Artikel 2:54 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien hij zich met een hond op een openbare plaats bevindt, een daartoe geëigend hulpmiddel bij zich te hebben dat dient tot het opruimen van hondenuitwerpselen. Onder geëigend opruimmiddel wordt verstaan: een hondenpoepschep, wegwerpzakje of een plastic (brood)zakje.
Artikel 2:55 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2:56 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hem is aangegeven.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Het is verboden (stads)duiven of andere overlastveroorzakende vogels te voeren of gelegenheid te bieden deze te voeren op een openbare plaats.
Artikel 2:59 Drugsoverlast op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:61 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:64 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:65 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:66 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en er naar het oordeel van de burgemeester voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
HOOFDSTUK 3 REGULERING PROSTITUTIE, SEKSBRANCHE EN AANVERWANTE ONDERWERPEN
Afdeling 1 Algemene bepalingen
De artikelen 1:2, 1:3 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2 Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbuiten voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009;
Een vergunning kan worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:8, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:9 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:7, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan de burgemeester. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 3:11 Seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan de burgemeester. De wijziging wordt na goedkeuring van de burgemeester als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een krachtens artikel 3:17, tweede lid, aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen.
Met het oog op de in het tweede lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven een bevel geven zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, niet op te houden op krachtens artikel 3:17, tweede lid, aangewezen wegen.
Het is aan personen aan wie het krachtens de Vreemdelingenwet of op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen niet toegestaan is om in Nederland arbeid te verrichten verboden zich als prostituee te bevinden in het door het college aangewezen gebied als bedoeld in artikel 3.18, eerste lid.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Inrichting : inrichtingen als bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, voorzover deze inrichtingen vallen onder de definitie van het begrip inrichting als bedoeld in het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer zoals deze is gepubliceerd in Staatsblad 1998, 322;
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twee incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarbij de waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal twee incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
Ten behoeve van het voorkomen van geluidhinder in een inrichting, veroorzaakt door het ten gehore brengen van onversterkte muziek, is artikel 2.18, eerste lid, onder f. van het Besluit niet van toepassing.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan op een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:7 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van een houtopstand
Artikel 4:8 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
monumentale houtopstand : de houtopstand die voldoet aan de hierna te noemen basisvoorwaarden en aan tenminste één van de nader te noemen specifieke voorwaarden:
-. redelijke conditie; minimaal 10 à 15 jaar nog te leven;
-. karakteristiek (moet er uitzien zoals door natuurlijke groeien en snoeiwijze is ontstaan).
-. onderdeel ecologische infrastructuur;
-. onderdeel karakteristieke boom groep/laanbeplanting;
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben, alsmede het nalaten van handelingen waarvan men weet of behoort te weten dat dit de dood of ernstige beschadiging van de houtopstand ten gevolge kan hebben. Onder verplanten wordt niet verstaan het doen van voorbereidende werkzaamheden, voorafgaande aan het verplaatsen van de boom.
Het verbod geldt niet voor houtopstanden, die op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd, indien het betreft:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen de bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
Artikel 4:10 Aanvraag vergunning
Wanneer de teammanager van de Landelijke Service regeling (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan het bevoegd gezag een afschrift heeft gezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.
Artikel 4:16 Herplant-/instandhoudingplicht
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond, waarop de houtopstand bevond, dan wel aan degene, die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond, waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:18 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Artikel 4:19 Monumentale houtopstanden
Het register bevat twee categorieën van monumentale houtopstanden, te weten:
- Nationaal geregistreerde houtopstanden; deze voldoen in ieder geval aan de in artikel 4:8, eerste lid onder d opgenomen beschrijving;
- Lokaal geregistreerde houtopstanden; dit zijn houtopstanden die door de gemeente als monumentaal zijn aangemerkt.
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:22 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:24 Vergunningsplicht handelsreclame aan onroerende zaken
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:26 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Dit verbod is niet van toepassing:
op wegen in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
Artikel 5:12 Stallen van (brom)fietsen
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan: tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, tegen dan wel bij een parkeermeter, tegen een op of aan een weg geplaatst monument, beeldhouwwerk of ander ter verfraaiing van het stadsschoon aangebracht werk, indien:
Het is verboden op door het college aangewezen op de weg gelegen plaatsen, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, een (brom)fiets onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimtes of plaatsen te laten staan.
In andere gevallen dan die waarin de Wet gevaarlijke stoffen of de Wet milieubeheer van toepassing is, is het verboden een voertuig, dat wordt gebezigd voor het vervoeren van (en) door het college bij openbaar te maken besluit als gevaarlijk aangewezen stof(fen), en waarin deze stof(fen) in een grotere hoeveelheid aanwezig is (zijn), dan door dit college toegestaan, op de weg te parkeren daar, waar de veiligheid van bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen in gevaar kan worden gebracht.
Artikel 5:14 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt, voorzover het betreft een standplaats als bedoeld in artikel 5:18, lid 1 onder b, niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Alsdan geldt ook het in artikel 5:20 gestelde verbod niet.
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het derde lid of artikel 1:10, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieuvergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5:20 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:34 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:36 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 10 Naamgeving en nummering
Artikel 5:39 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
verblijfsobject : de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is;
Artikel 5:41 Toekennen en wijzigen van nummers
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van openbare ruimte en naamverwijsborden aan een gebouw, muur of andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van de gemeente worden bevestigd, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 11 Verhuurdersvergunning
Artikel (x.1) Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Onzelfstandige woonruimte: onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 21, onder c, van de Huisvestingswet 2014 en artikel 1, onder e, van de Huisvestingsverordening Groningen 2015, voor zover aanwezig in een woning waarin minimaal drie bewoners in minimaal drie onzelfstandige woonruimten verblijven.
Kamerverhuurbedrijf: een gebouw dat of een woonboot die door een natuurlijke of een rechtspersoon bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, wordt verhuurd als onzelfstandige woonruimte of als woonruimte bestemd voor verhuur aan personen die zijn ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek mits in dat gebouw of die woonboot minimaal drie woonruimten bestemd voor dergelijke personen aanwezig zijn.
Artikel (x.2) Exploitatie kamerverhuurbedrijf
in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag een vergunning op grond van deze paragraaf is geweigerd of is ingetrokken van een kamerverhuurbedrijf, waaraan (feitelijk) leiding werd gegeven door een persoon die ten tijde van de aanvraag (feitelijk) leidinggevend is in het kamerverhuurbedrijf van de aanvrager, die daarover direct of indirect zeggenschap heeft of die moet worden vereenzelvigd met de aanvrager.
Artikel (x.4) Intrekkingsgronden
zich in de context van het kamerverhuurbedrijf, door het doen of nalaten van de vergunninghouder, de natuurlijke persoon die optreedt als directeur of feitelijke leidinggevende van de rechtspersoon, de beheerder of een persoon in dienst of in opdracht van de vergunninghouder feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar of ontoelaatbare hinder oplevert voor de huurders of omwonenden.
De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat en de veiligheid, nadere regels stellen ten aanzien van de exploitatie van kamerverhuurbedrijven.
Artikel(x.6) Overgangsbepalingen
De exploitant van een kamerverhuurbedrijf dat aantoonbaar bestaat op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf overtreedt het verbod van artikel x.2 lid 1 niet eerder dan een half jaar na die inwerkingtreding en niet eerder dan nadat is beslist op een aanvraag om een vergunning in de zin van deze paragraaf, mits de aanvraag daarvoor binnen de eerstbedoelde periode is ingediend.
Afdeling 12: kamerbemiddelingsbedrijf
Artikel (y.1) Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Woonruimte: onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 21, onder c, van de Huisvestingswet en artikel 1, onder e, van de Huisvestingsverordening Groningen 2015, voor zover aanwezig in een woning waarin minimaal drie bewoners in minimaal drie onzelfstandige woonruimten verblijven, of woonruimte bestemd voor verhuur aan personen die zijn ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, mits in dat gebouw minimaal drie bewoners in minimaal drie woonruimten verblijven.
Artikel (y.2) Exploitatie kamerbemiddelingsbedrijf
De burgemeester kan de vergunning weigeren, indien:
In de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag een kamerbemiddelingsvergunning is geweigerd of is ingetrokken van een kamerbemiddelingsbedrijf waaraan (feitelijk) leiding werd gegeven door een persoon die (feitelijk) leidinggevend is in het bedrijf van de aanvrager, die daarop direct of indirect zeggenschap heeft of die moet worden vereenzelvigd met de aanvrager.
Artikel (y.4) Intrekkingsgronden
zich in de context van het kamerbemiddelingsbedrijf, door het doen of nalaten van de vergunninghouder, de natuurlijke persoon die optreedt als directeur of feitelijke leidinggevende van de rechtspersoon, of een persoon in dienst of in opdracht van de vergunninghouder, feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar, hinder of financieel nadeel zal betekenen voor de (potentiële) huurders voor de totstandkoming van wier huurovereenkomst het kamerbemiddelingsbedrijf bemiddelt of heeft bemiddeld.
De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van de exploitatie van kamerbemiddelingsbedrijven in de belangen bedoeld in artikel y.2 lid 2.
Artikel (y.6) Overgangsbepalingen
Hoofdstuk 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, en van de voorschriften en beperkingen die zijn verbonden aan de op grond van deze verordening verleende vergunningen of ontheffingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of met een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening, behoudens hoofdstuk 3, gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
De in artikel 6:2, derde lid, bedoelde ambtenaren, voor zover zij zijn belast met de opsporing van de strafbare feiten, bedoeld in de artikelen 3:14, derde lid, en 3:21, eerste lid, zijn bevoegd zonder toestemming van de bewoner in een woning binnen te treden waar een overtreding van een dergelijk strafbaar feit wordt gepleegd of naar hun redelijk vermoeden wordt gepleegd.
Bijlage 31 Beleidsregels collecteren via direct dialogue
Het inzamelen van geld voor goede doelen (fondsenwerving) gebeurt ondermeer door het houden van collectes. Doorgaans vinden collectes huis-aan-huis plaats maar het houden van straatcollectes komt ook veelvuldig voor. De gemeente Groningen geeft voor het houden van collectes zowel doorlopende als incidentele collectevergunningen af. Een doorlopende collectevergunning wordt verstrekt aan instellingen die op het zogenaamde landelijk collecterooster voorkomen en jaarlijks terugkeren zoals de Hartstichting en Greenpeace. Een incidentele collectevergunning wordt verstrekt aan landelijke en lokale instellingen die niet op het landelijke collecterooster voorkomen. Deze instellingen kunnen collecteren in de zogenaamde "vrije perioden" van het collecterooster. Voor deze instellingen geldt dat zij in het bezit moeten zijn van het CBF 1 -keur of een CBF-verklaring van geen bezwaar.
Direct dialogue is een manier van fondsenwerving (collecteren voor het goede doel) waarbij mensen, doorgaans op straat, worden aangesproken en worden verzocht om donateur of lid te worden van een instelling voor een goed doel. Daarbij wordt een intekenlijst aangeboden, meestal in de vorm van een machtiging. Het gaat hierbij om fondswerving voor goede doelen en niet om het werven van bijvoorbeeld abonnees voor dagbladen of het werven van leden voor politieke partijen. Het werven van abonnees voor dagbladen of ledenwerving voor politieke partijen is in Groningen vrijgesteld van de ventvergunningplicht (artikel 5:17, lid 1 APVG 2009; 5.2.2., tweede lid, sub a APVG 2005). Deze nota is niet van toepassing op deze beide onderwerpen. De gemeente beschouwt direct dialogue als een vorm van collecteren en daarvoor is een vergunning vereist (artikel 5:14 APVG 2009; 5.2.1 APVG 2005). Deze zienswijze is overeenkomstig het standpunt van de VNG.
Direct dialogue organisaties, zoals Streetwise, Corns en Pepperminds, zijn niet in het bezit van een keurmerk van het CBF maar werken in opdracht van goede doelen met veelal een CBF keurmerk. Zij zijn daarom aangewezen op incidentele collectevergunningen. Aanvragen voor een dergelijke vergunning worden door de afdeling Markt- en Milieutoezicht in behandeling genomen mits bij de aanvraag een opdrachtbevestiging van het goede doel wordt overgelegd én de aangevraagde dagen/periode in de roostervrije weken van het collecteplan van het CBF vallen/valt.
Collecteren via direct dialogue heeft tot een aantal klachten geleid van winkeliers uit de Herestraat. Zij zijn van mening dat klanten hun winkel mijden als in de nabijheid daarvan gecollecteerd wordt door middel van direct dialogue.
Binnenkort treedt de APVG 2009 in werking. Met de nieuwe APVG zijn een aantal onderwerpen gedereguleerd waaronder het venten. Het collecteren wordt echter met de nieuwe APVG niet gedereguleerd. De reden daartoe is dat de commercialisering, professionalisering en het feit dat er sprake is van een lucratieve markt doen vermoeden dat de gevolgen van het afschaffen van een inzamelingsvergunning ongewenst zijn. De VNG verwacht bij deregulering een grote toename van al dan niet commerciële inzamelaars die zich op de dan vrije markt zullen begeven. De gevolgen hiervan ondervindt de burger aan zijn voordeur of op straat. Om die redenen kiest de VNG ervoor om de inzamelingsvergunning niet te schrappen uit de model-APV. Deze gemeente volgt daarin het standpunt van de VNG.
Ondanks dat het collecteren vergunningplichtig blijft is wijziging van de huidige werkwijze voor direct dialogue wenselijk, zowel voor de gemeente als voor direct dialogue organisaties. Nadeel van de huidige werkwijze is dat er veelvuldig incidentele collectevergunningen dienen te worden verleend en dit een administratieve belasting oplevert. Daarnaast ondervinden het winkelende publiek en winkeliers in de binnenstad overlast van direct dialogue organisaties die nu ook mét collectevergunning op willekeurige plekken in de binnenstad pleats innemen.
Wat betreft direct dialogue organisaties zelf; zij zijn nu aangewezen op minder lucratieve dagen om te collecteren omdat zij alleen mogen collecteren in de 'vrije weken' van het collecterooster. Die weken vinden zij te kort en/of niet voldoende lucratief omdat de vrije weken vaak in schoolvakanties vallen.
Navraag bij andere gemeenten leert dat iedere gemeente een eigen benadering en werkwijze nahoudt op het fenomeen direct dialogue. De gemeente Utrecht hanteert sinds een paar jaar vaste plekken en vaste tijdstippen. Dat heeft geleid tot tevredenheid bij alle partijen. Op 23 maart 2009 heeft vanuit de Milieudienst met Streetwise een gesprek plaatsgevonden. De organisatie Streetwise beschouwt de huidige werkwijze van de gemeente Groningen als restrictief in vergelijking met andere gemeenten. Zij worden hier namelijk geconfronteerd met boetes. Het komt namelijk regelmatig voor dat zij zonder incidentele collectevergunning leden werven. Tijdens dat gesprek is aangegeven dat nader wordt onderzocht of de gemeente de huidige werkwijze wil wijzigen en zo ja, welke vorm die wijziging zal aannemen.
Om de administratieve last te verminderen wordt voorgesteld om de vergunningplicht weliswaar te handhaven maar enkel nog doorlopende collectevergunningen te verlenen aan organisaties die werken via direct dialogue. Het gaat daarbij om circa drie organisaties. Verder wordt voorgesteld om het collecteren via direct dialogue organisaties enkel toe te staan op vaste plek(ken) en op vaste dagen/tijdstippen. Daarmee wordt de overlast tot een minimum beperkt terwijl de betreffende organisaties niet langer zijn aangewezen op enkel de 'vrije perioden'.
De locaties waar direct dialogue wordt toegestaan zijn: het winkelgebied Westerhaven met uitzondering van de doorgangen en het begin van de Herestraat gerekend vanaf het Zuiderdiep op het brede deel tot de Carolieweg/Kleine Pelsterstraat. Dit gebied wordt aangegeven op een kaartje bij de beleidsregels. Het collecteren wordt toegestaan op alle dagen van de week met uitzondering van de zondagen (tenzij koopzondag) tijdens winkel openingstijden. Per locatie mag één organisatie collecteren. Een organisatie mag collecteren op:
Nadat men een doorlopende vergunning voor het collecteren via direct dialogue heeft ontvangen, dient de organisatie telkens een opgave te doen van de dagen en plekken waar men wenst te collecteren en van het aantal medewerkers per plek (maximaal twee). Een opgave mag hooguit per vier weken worden gedaan. Hiermee wordt voorkomen dat men voor een heel jaar een locatie kan vastleggen. Voor de opgave geldt het principe "wie het eerst komt, het eerst maalt". In de praktijk worden er met deze werkwijze geen problemen verwacht, omdat er maar weinig organisaties gebruik van zullen maken.
Er wordt onderzocht of dergelijke meldingen volledig geautomatiseerd kunnen worden (via het e-loket) waardoor er geen administratieve handelingen verricht hoeven te worden. In afwachting van de uitkomst van dat onderzoek dienen organisaties zich telefonisch te melden bij de Milieudienst waarna hen schriftelijk kenbaar wordt gemaakt of de gevraagde locaties/dagen beschikbaar zijn. Als voorwaarde geldt dat de organisaties zich dienen te conformeren aan de Gedragscode brancheorganisatie Vereniging Direct Dialogue Donateurwervers Nederland en zich dienen te houden aan de tijden en locaties waarvoor de aanmelding plaatsvindt. Er wordt gehandhaafd als blijkt dat daarvan wordt afgeweken.
De Groningen City Club (GCC) heeft aangegeven de voorgestelde werkwijze zeer op prijs te
stellen. Het bestuur van de GCC zou graag halfjaarlijks een terugkoppeling hebben van de
Deze werkwijze wordt een half jaar na inwerkingtreding (1 oktober 2009) geëvalueerd.
Voorgesteld wordt te besluiten:
4. collecteren door middel van direct dialogue op deze plekken op basis van een doorlopende collectevergunning toe te staan op maandag tot en met zaterdag en op koopzondagen, tijdens winkel openingstijden. Per locatie mag één organisatie collecteren;
5. direct dialogue organisaties op basis van de doorlopende vergunning gebruik te laten maken van de aangewezen plekken, onder de volgende voorwaarden:
6. de raad schriftelijk te informeren.
Ter informatie wordt hieronder weergegeven hoe andere steden omgaan met direct dialogue.
Vergunningplicht voor iedere vorm van collecteren. Er worden doorlopende en incidentele vergunningen verstrekt.
Vergunningplicht voor iedere vorm van collecteren. Er is gekozen voor twee vaste plekken om te mogen collecteren voor het goede doel. De gemeente verstrekt per plek en dagdeel een vergunning ongeacht de organisatie. Tot op heden zijn alle partijen tevreden.
Geen vergunningplicht voor collecteren als sprake is van een CBF-keurmerk of als er sprake is van donateurwerving (direct dialogue). Men dient zich dan te melden via het e-loket.
Stadswachten zien zeer nauwlettend toe op het collecteren.
Vergunningplicht voor iedere vorm van collecteren. Voor ledenwerfcampagnes, zoals deze gemeente direct dialogue noemt, hoeft men geen vergunning aan te vragen. Direct dialogue mag overal leden werven behoudens in een aantal specifiek aangegeven straten en niet tijdens
Vergunningplicht voor iedere vorm van collecteren. Men kan voor tweemaal per week een vergunning krijgen.
Vergunningplicht voor iedere vorm van collecteren. Collecteren zonder vergunning wordt echter gedoogd.
Stallen van (brom) fietsen, voertuigen, nadere regels,
Fietsparkeerverbod Stationsgebied, Kempkensberg en station Europapark
Bijlagen 1, 13, 18, 30, 36, 37, 38 en 40
Stadionverbod, verblijfsontzeggingen, verwijderingsbevel
Bijlagen 25, 26, 27, 28, 29, 32
Voorschriften kleine evenementen
Aanwijzingsbesluit loslopende honden en verboden voor honden
Bijlage 42 Beleidsregels APVG artikel 2.6. Openbare Laadinfrastructuur
Deze bijlage is gepubliceerd in Gemeenteblad 2019, nr. 227110 op 17 september 2019.
Bijlage 43: Aanwijsbesluit artikel 5:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen
Bijlage 44:Aanwijzingsbesluit in verband met het verkoopregister