Besluit
Verordening Reclamebelasting 2015.
De raad van de gemeente Loon op Zand;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 november
2014,
nummer 2014/72;
gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de navolgende “Verordening op de heffing en de invordering van
Reclamebelasting 2015”.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een
combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;
- b.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de
grond verbonden is, hetzij directe of indirect steun vindt in of op de grond;
- c.
onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet
waardering onroerende zaken;
- d.
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing binnen de drie binnen de gemeente Loon op Zand
gelegen gebieden: Centrum Kaatsheuvel (gebied A), Bedrijvenpark Kaatsheuvel (gebied B)
en Centrum Loon op Zand (gebied C), zoals aangegeven op de bij deze verordening
behorende kaarten.
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening gestelde
voorwaarden, binnen de gebieden als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven
ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht
De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak, waarop en
waarbij één of meer reclameobjecten worden aangetroffen.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
- 1.
De reclamebelasting wordt geheven per onroerende zaak.
- 2.
De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering
onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.
- 3.
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de
voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van
die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
- 4.
Het tarief van de reclamebelasting bedraagt in:
- 1.
Gebied A: 0,248 % van de heffingsmaatstaf met een minimumbedrag van € 300,00 en
een maximumbedrag van € 1.000,00;
- 2.
Gebied B: 0,142 % van de heffingsmaatstaf met een minimumbedrag van € 300,00 en
een
maximumbedrag van € 800,00;
- 3.
Gebied C: 0,263 % van de heffingsmaatstaf met een minimumbedrag van € 300,00 en
een maximumbedrag van € 600,00;
- 5.
Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt
bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een
lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit
later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel
twaalfde gedeelten van
de voor dat belastingtijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat
belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de
aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten
van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat
tijdvak, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
Artikel 8 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
- a.
die korter dan 13 weken aanwezig zijn;
- b.
waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de
gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente
verschuldigd is.
- c.
die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend,
kunnen worden aangemerkt;
- d.
die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht,
indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de
publieke taak;
- e.
aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij
het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van
de winkeliersvereniging of het centrummanagement;
- f.
aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks
betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde
bouwwerkzaamheden;
- g.
die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang
dienen;
- h.
die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en
producten in een etalage of in de winkel;
- i.
bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig
zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;
- j.
aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en
die betrekking hebben op de functie van het gebouw;
- k.
die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te
stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben
op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of
ideëel belang dienen;
- l.
die kleiner zijn dan 0,1 vierkante meter.
- m.
die van cultuurhistorische waarde zijn, zoals bepaald en opgenomen door de
lokale heemkundekring.
Artikel 10 Termijn van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de
aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de
laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden
gestelde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking
tot de heffing en invordering van reclamebelasting.
Artikel 13 Overgangsregeling, inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening Reclamebelasting 2014” van 12 december 2013, wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met
dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor
die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de
bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Reclamebelasting 2015".