Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

De gemeenteraad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2005, no. 05-089;  BESLUIT:  vast te stellen de volgende verordening:

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDe gemeenteraad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2005, no. 05-089;  BESLUIT:  vast te stellen de volgende verordening:
CiteertitelParkeerverordening 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147.
  2. Wegenverkeerswet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-09-200501-01-2017nieuwe regeling

20-09-2005

Groot Rijswijk 29-09-2005

05-089

Tekst van de regeling

Intitulé

De gemeenteraad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2005, no. 05-089;  BESLUIT:  vast te stellen de volgende verordening:

 

 

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren (1.811.32)

 

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Reglement verkeersregels en verkeers-tekens 1990 (RVV 1990);

  • b.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven; houders van leaseauto's en huurauto’s worden met houders gelijk-gesteld;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    parkeerapparatuurplaats een parkeergelegenheid behorende bij parkeerapparatuur;

  • f.

    belanghebbendenplaats: een parkeergelegenheid die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift “zone”, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • g.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende kaart krachtens welke het is toegestaan een bepaald voertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbenden- of parkeerapparatuur-plaatsen;

  • h.

    vergunninghouder: de bestuurder van een voertuig ten behoeve waarvan een vergunning is verleend, dan wel de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • i.

    vestiging: een fabriek, werkplaats, winkel, kantoor of andere bedrijfsruimte c.q. complex van bedrijfsruimten, waarin minimaal één persoon gedurende 15 of meer uren per week daadwerkelijk een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belang-hebbendenparkeerplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • j.

    autodate:het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder.

  • k.

    aanbieder: de rechtspersoon, die is aangesloten bij de Stichting voor Gedeeld Autogebruik en die gecertificeerd is door de brancheorganisa-tie en die een of meer motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt.

  • l.

    autodateplaats: de belanghebbendenplaats die bestemd is voor het parkeren van een autodate motor-voertuig en die is aangeduid met het onderbord met het opschrift “alleen voor autodate”.

     

    Artikel 2

    Aanwijzing parkeergelegenheden voor vergunninghouders

    • 1.

      Burgemeester en wethouders wijzen de terreinen en weggedeelten aan die:

  • a.

    bestemd zijn voor het parkeren van voertuigen door met name aangewezen groepen van vergunninghouders;

  • b.

    voorzien worden/zijn van parkeerapparatuur en waar tevens met name aangewezen groepen van vergunninghouders mogen parkeren.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders stellen de dagen en tijdstippen vast, waarop het parkeren zoals bedoeld in het eerste lid is toegestaan.

    • 3.

      Beslissingen als bedoeld in de voorgaande leden worden door burgemeester en wethouders bekendgemaakt.

    • 4.

      Indien het verkeersbelang of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd tijdelijk van een in het tweede lid bedoelde beslissing af te wijken.

       

      Artikel 3

      Het verlenen van de vergunning

    • 1.

      Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen.

    • 2.

      Op de aanvraag is afdeling 3.2, van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

    • 3.

      Een vergunning kan worden verleend aan:

  • a.

    de eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen bewoner-belanghebbende;

  • b.

    de natuurlijke persoon, wanneer deze woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuur-plaatsen aanwezig zijn, te noemen dagdeel-vergunning, met een maximum van 100 dagdeelvergunningen per woonadres per kalenderjaar;

  • c.

    de fysiotherapeut, huisarts of verloskundige, waarvan aantoonbaar is gemaakt dat het voor de uitoefening van de functie of taak noodzakelijk is om structureel een of meer motorvoertuigen te bezigen in de gebieden waar belanghebbendenplaatsen of door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen zakelijk-belanghebbende;

  • d.

    de charitatieve -, maatschappelijke – of onderwijsinstelling als rechtslichaam, waarvan aantoonbaar is gemaakt dat het voor de uitoefening van de functie of taak noodzakelijk is om structureel een of meer motorvoertuigen te bezigen in de gebieden waar belanghebbendenplaatsen of door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen bewoner-belanghebbende;

  • e.

    het bedrijf, dat een motorvoertuig bezigt bij het verrichten van herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden op een of meerdere locaties in de gebieden waar belanghebbendenplaatsen of door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor zover aantoonbaar is gemaakt dat dit motorvoertuig voor het uitoefenen van die werkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locaties moet worden geparkeerd, te noemen zakelijk-belanghebbende;

  • f.

    het bedrijf, wanneer dit gevestigd is in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, met een maximum van één vergunning per vestiging, te noemen zakelijk-belanghebbende;

  • g.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, te noemen “autodatevergunning”.

    • 4.

      Geen vergunning kan worden verleend indien het motorvoertuig valt onder de motorvoertuigen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor Rijswijk 1999 (APV) artikelen 5.1.6, 5.1.7 en 5.1.8.

    • 5.

      Bij het ontbreken van gegevens en/of bescheiden heeft de aanvrager de mogelijkheid om binnen vier weken de aanvraag aan te vullen.

    • 6.

      Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen ten behoeve van eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het derde lid genoemde voorwaarden.

    • 7.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning zowel beperkingen verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen, waarop de vergunning van kracht is.

    • 8.

      Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften strekken uitsluitend tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte dan wel, ten aanzien van de autodatevergunning, tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

      9. Voor toepassing van artikel 3, derde lid, sub d wordt een naar de vorm privaatrechtelijk bedrijf, dat werkzaam is in het algemeen belang en middellijk geheel of nagenoeg geheel in handen is van de overheid en voor wat de dienstverlening betreft een voortzetting is van een openbaar (nuts)-bedrijf, gelijkgesteld met een overheidsinstelling.”

       

      Artikel 4

    • 1.

      Een vergunning wordt verleend voor een bepaalde tijd.

    • 2.

      De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    het kenteken van het motorvoertuig;

  • b.

    het gebied of het weggedeelte/weggedeelten, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    de periode waarvoor de vergunning geldig is;

  • d.

    de voorschriften/beperkingen als bedoeld in artikel 3, zevende en achtste lid.

    • 3.

      In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders van het in het tweede lid gestelde afwijken

       

      Artikel 5

      Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na de ontvangst op de aanvraag.

       

      Artikel 6

      Het weigeren van een vergunning

    • 1.

      Een besluit tot weigering van een vergunning is met redenen omkleed.

    • 2.

      De aanvrager heeft de mogelijkheid om tegen het besluit, binnen zes weken, bezwaar in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.

       

      Artikel 7

      Verplichting vergunninghouder

    • 1.

      De vergunninghouder draagt er zorg voor dat de vergunning duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het motorvoertuig aanwezig is.

    • 2.

      Het gestelde in het eerste lid geldt niet voor vergunninghouders van magneetkaarten.

       

      Artikel 8

      Het intrekken of wijzigen van een vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning in elk geval intrekken of wijzigen:

  • a.

    op aanvraag van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigd;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

     

    Artikel 9

    Verbodsbepalingen

    • 1.

      Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, danwel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

    • 2.

      Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

  • a.

    een motorvoertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld. Indien de apparatuur een parkeerkaart afgeeft, moet deze duidelijk zichtbaar achter de voorruit worden geplaatst;

  • b.

    een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur of parkeerkaart aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

    • 3.

      Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

    • 4.

      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid.

       

      Artikel 10

    • 1.

      Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan, aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

  • a.

    zonder vergunning;

  • b.

    zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

  • c.

    in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

       

      Artikel 11

    • 1.

      Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

  • a.

    op een parkeerapparatuurplaats;

  • b.

    op een belanghebbendenplaats.

    • 2.

      Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

    • 3.

      Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

    • 4.

      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor het parkeren van caravans voor een periode van drie aaneengesloten dagen.

       

      Artikel 12

      Strafbepaling

      Voorzover op overtreding van enige bepaling van deze verordening niet reeds straf is gesteld in artikel 92 van het Rvv 1990, wordt overtreding gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

       

      Artikel 13

      Opsporingsambtenaren

      Met de opsporing zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

       

      Artikel 14

      Overgangsartikel

      Parkeervergunningen en ontheffingen verleend uit kracht van de Verordening belanghebbendenparkeren, de Parkeermeter-verordening en de Parkeerverordening worden geacht op grond van deze verordening te zijn verleend.

       

      Artikel 15

      Deze verordening kan worden aangehaald als: "Parkeerverordening 1994" en treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking.

      Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van 6 december 1994, gewijzigd 19 december 2000 en 20 september 2005.

 

Parkeer94