Organisatie | Waalre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening participatiewet Waalre |
Citeertitel | Verordening participatiewet Waalre |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting verordening participatiewet Waalre |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2015 | 01-07-2015 | intrekking | 06-10-2015 | Onbekend | |
18-12-2014 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 | Geen |
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van een voorziening aan een belanghebbende beoordeelt het college de mogelijkheden, omstandigheden en capaciteiten van belanghebbende in relatie tot de verwachte doeltreffendheid van de voorziening. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van belanghebbende en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:
Artikel 3.3 Budget- en/of subsidieplafonds
Het college kan jaarlijks een of meer budget- en/of subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.
Artikel 3.5 Algemene bepalingen over voorzieningen
Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen dieadequaat en toereikend zijn met als doel het bevorderen van arbeidsinschakeling door het opdoen van werkervaring en arbeidsritme, het aanleren van vaardigheden en kennis, dan wel op een andere wijze vergroten van zelfredzaamheid.
Artikel 3.9 Sociale activering
Het college kan aan een belanghebbende voorzieningen aanbieden die zijn
gericht op maatschappelijk functioneren/participeren, ter voorbereiding op
arbeidsinschakeling, en, daar waar nodig, ondersteuning bieden.
Artikel 3.10 Participatieplaats
De hoogte van de premie is afhankelijk van het gemiddeld aantal uren per week dat door de uitkeringsgerechtigde is gewerkt in de afgelopen 6 maanden. De maximale premie wordt verstrekt voor het werken van minimaal 24 uren per week. De premie wordt naar rato gekort bij een lager aantal gewerkte uren en verzuim.
De premie, als bedoeld in het tweede lid, wordt geweigerd, indien de uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van het college in de periode waarop de premie betrekking heeft, onvoldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op arbeidsinschakeling in het arbeidsproces of de aan de participatieplaats verbonden verplichtingen heeft geschonden.
Artikel 3.11 Participatievoorziening beschut werk
Het college kan de participatievoorziening beschut werk, als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet, aanbieden aan een belanghebbende die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate vanbegeleiding of een aanpassing van de werkplek nodig heeft dat van een werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij de persoon in dienst neemt.
Het college stelt bij nadere regeling vast voor welke vergoedingen naar hoogte en duur een werkgever in aanmerking komt bij ziekte van de werknemer die een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van wie die werkgever een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d ontvangt, voor zover artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is;
Artikel 3.15 Overige voorzieningen
Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die
gemaakt worden in het kader van arbeidsinschakeling, tenzij
Artikel 3.21 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Maatregel: verlaging van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid van de Participatiewet, het verlagen van de IOAW-/IOAZ-uitkering op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ, het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;
Artikel 3.22 Afzien van het opleggen van een maatregel
1.Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
belanghebbende inmiddels geen bijstand of uitkering meer ontvangt, tenzij de belanghebbende binnen een periode van 6 maanden na de datum van de beëindigingsbeschikking opnieuw bijstand of uitkering gaat ontvangen. In dat geval wordt een besluit genomen over het alsnog toepassen dan wel afzien van een maatregel op dat moment; of
Artikel 3.23 Hoogte van de maatregel
De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Artikel 3.25 Ingangsdatum en tijdvak
Indien toepassing van het eerste lid niet mogelijk is wordt de maatregel opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende norm.
Artikel 3.26 Samenloop van gedragingen en recidive
De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld indien belanghebbende zich binnen 12 maanden, na de datum van de beschikking waarin de vorige verwijtbaar aangemerkte gedraging is vastgesteld, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 3.27 tot en met 3.37 van deze verordening.
Wanneer dezelfde gedraging, als bedoeld in artikel 3.27 tot en met 3.36 van deze verordening (niet geüniformeerde verplichtingen), binnen de gestelde periode zich meer dan twee keer voordoet vindt geen verdubbeling van de hoogte of duur meer plaats maar wordt de maatregel afgestemd op basis van individualisering.
Artikel 3.27 Niet verschijnen op uitnodiging gesprek
Indien belanghebbende, zonder tegenbericht, niet verschijnt op een schriftelijke uitnodiging, in verband met re-integratie om op gesprek te komen wordt een maatregel opgelegd van 10%.
Artikel 3.29 Algemeen geaccepteerde arbeid trachten te verkrijgen
Indien belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen wordt een maatregel opgelegd van 40%.
Artikel 3.30 Gedragingen alleenstaande ouder
Indien op grond van artikel 9a vijfde lid van de Participatiewet een ontheffing van de arbeidsverplichting wordt ingetrokken doordat belanghebbende ondubbelzinnig in houding en gedrag laat blijken de daaraan verbonden verplichtingen niet na wenst te komen, wordt een maatregel opgelegd van 40%.
Artikel 3.34 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Artikel 3.35 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Participatiewet, de IOAW, IOAZ en Bbz 2004, wordt een maatregel opgelegd van 100% gedurende een 1 maand.
Artikel 3.36 Nadere verplichtingen
Indien aan belanghebbende één of meerdere verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 55 van de Participatiewet en 38, eerste lid Bbz 2004 zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt een maatregel opgelegd van 20%.
Artikel 3.38 Verrekenen bestuurlijke boete bij recidive
In afwijking van artikel 60b, eerste en tweede lid van de Participatiewet kan het college de recidiveboete, met inachtneming van de beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verrekenen indien er sprake is van dringende redenen.
Hoofdstuk 6. Inspraak en medezeggenschap
Artikel 6.1 Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt cliënten en/of vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid beleidsvoorstellen te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende Participatiewet en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnenvervullen.
Onverminderd bepaalde in deze verordening kan het college ten behoeve van de uitvoering van deze verordening een nadere regelingen vaststellen.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, met uitzondering van paragraaf 3.4, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 7.3 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 7.4 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015, onder intrekking van:
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘’Verordening Participatiewet Waalre’’.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 16 december 2014.
De raad van de gemeente Waalre,
de (plv.) griffier, de voorzitter,
mw. mr. S.R.M. Cannemeijer-Verhagen drs. Y.C.Th.J. Kortmann