Hoofdstuk 2 Doel en ondersteuning
Artikel 3 Doel
Het college streeft actief naar deelname aan het arbeidsproces c.q.
maatschappelijk proces van de doelgroep, zoals die is gedefinieerd in
artikel 7 eerste lid onder a van de wet.
Artikel 4 Uitvoeringsplan
- 1.
Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening
jaarlijks een uitvoeringsplan vast, waarin beleidsprioriteiten
worden aangegeven.
- 2.
Het uitvoeringsplan als bedoeld in het eerste lid bevat het oordeel
van de cliëntenadviesraad of diens rechtsopvolger.
- 3.
Het college verantwoordt via de jaarrekening aan de gemeenteraad
over de rechtmatigheid, doeltreffendheid en de effecten van het
beleid.
Artikel 5 Vorm van ondersteuning
- 1.
Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van een traject,
waarbij zonodig re-integratie-instrumenten kunnen worden ingezet, of
door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar
andere instanties.
- 2.
Bij de inzet van re-integratie-instrumenten wordt gekozen voor dat
instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor
het doel dat beoogd wordt.
- 3.
Re-integratie-instrumenten die gericht zijn op arbeidsinschakeling
worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen
geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.
Artikel 6 Verplichtingen
- 1.
De belanghebbende die door het college een re-integratie-instrument
en/of een hierop afgestemde voorziening wordt aangeboden is
verplicht hiervan gebruik te maken.
- 2.
De belanghebbende die deelneemt aan een traject is gehouden aan de
verplichtingen die gelden op grond van de wet, de Wet SUWI, deze
verordening alsmede aan de nader op te leggen verplichtingen die het
college aan het aangeboden traject en/of voorziening heeft
verbonden, waaronder in ieder geval:
- a.
het verstrekken van de inlichtingen aan het college die
nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject,
geschikt re-integratie-instrument en/of een geschikte
voorziening;
- b.
het verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld
in artikel 9 van deze verordening;
- c.
het naar vermogen uitvoering geven aan de verschillende
onderdelen van het traject;
- d.
na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het
traject of van de re-integratie-instrumenten belemmert.
- 3.
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een traject en/of
voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan
kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is
bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet.
- 4.
Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die
gebruik maakt van een traject en/of een voorziening, niet voldoet
aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van
het traject en/of de voorziening dan wel de verstrekte subsidie
geheel of gedeeltelijk terugvorderen op grond van het Burgerlijk
Wetboek Boek 6 artikel 203.
Artikel 7 Evenwichtige verdeling en financiering
- 1.
Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening
opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en
functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in
ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de
mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of
gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt
in ieder geval verstaan:
- a.
de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar;
- b.
de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.
- 2.
Personen met een inkomen dat hoger is dan de voor hen geldende
bijstandsnormen zoals bepaald in de wet en een vermogen hoger dan de
vermogensgrenzen zoals bepaald in de wet kunnen geen aanspraak maken
op ondersteuning bij arbeidsinschakeling.
Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen
- 1.
Het college kan een voorziening beëindigen als:
- a.
de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn
verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de
Participatiewet en de op grond van artikel 55 van de
Participatiewet opgelegde bijzondere verplichtingen, niet
nakomt; of
- b.
de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer
behoort tot de doelgroep; of
- c.
de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen
geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt
gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen,
tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7,
eerste lid, onderdeel a, van de wet; of
- d.
naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende
bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling; of
- e.
de voorziening naar het oordeel van het college niet meer
geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de
voorziening; of
- f.
de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar
behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; of
- g.
de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer
voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden
gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.
- 2.
De aangeboden voorziening moet leiden tot de kortste weg naar
betaald werk.
- 3.
Het college kan voorzieningen aanbieden die niet in de verordening
zijn genoemd indien dit een meer passende weg is naar
arbeidsinschakeling.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor de doelgroep
Artikel 9 Onderzoek
Het college kan, voordat besloten wordt tot een traject of tot de inzet
van re-integratie-instrumenten, een onderzoek (laten) doen naar de
mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van
de re-integratie-instrumenten of andere vormen van begeleiding.
Artikel 10 Werkstage
- 1.
Het college kan een persoon een werkstage gericht op
arbeidsinschakeling aanbieden als deze:
- a.
behoort tot de doelgroep; en
- b.
nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een
afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige
werkloosheid.
- 2.
Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het
leren functioneren in een arbeidsrelatie.
- 3.
De duur van de werkstage is maximaal zes maanden met eventueel
een verlenging van nogmaals maximaal zes maanden.
- 4.
Uitkeringsgerechtigden verrichten de werkstage met behoud van
uitkering.
- 5.
Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de
concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en
er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.
- 6.
In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval
vastgelegd:
- a.
het doel van de werkstage; en
- b.
de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.
Artikel 11 Sociale activering
- 1.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep
activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor
zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen
geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt
gemaakt van een voorziening.
- 2.
Sociale activering heeft als doel de belanghebbende, door het
aanbieden van onbetaalde werkzaamheden, werkritme op te laten doen
en/of te laten behouden
- 3.
Werkzaamheden in het kader van sociale activering worden alleen
verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.
- 4.
Het college kan gedurende maximaal zes maanden de in het eerste lid
bedoelde activiteiten aanbieden aan de belanghebbende.
Artikel 12 Scholing
- 1.
Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een
scholingstraject aanbieden.
- 2.
De duur van het scholingstraject is maximaal twee jaar.
- 3.
Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:
- a.
het scholingstraject leidt op tot een erkend diploma of
certificaat; en
- b.
het scholingstraject vergroot de kansen van de
belanghebbende op de arbeidsmarkt; en
- c.
het scholingstraject is afgestemd op de mogelijkheden van de
belanghebbende.
Artikel 13 Participatieplaats
- 1.
Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op
algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde
additionele werkzaamheden laten verrichten.
- 2.
Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele
werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst
die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon
die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.
- 3.
De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt €
100, - per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is
meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het
arbeidsproces.
Artikel 14 Ondersteuning bij leer-werktraject
Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep
ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject
nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een
leer-werktraject en het personen betreft:
- a.
van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de
kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet
is geëindigd; of
- b.
van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben
behaald.
Artikel 15 Proefplaatsing
- 1.
Bemiddeling naar een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een
traject gericht op arbeidsinschakeling.
- 2.
De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, door het
aanbieden van onbetaald werk, te laten wennen aan aspecten die
samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.
- 3.
Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de
hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte
of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier
werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.
- 4.
De proefplaatsing kan maximaal drie maanden duren.
Artikel 16 Uitstroompremie
- 1.
Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een
langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen
geaccepteerde arbeid en daardoor niet langer recht heeft op algemene
bijstand.
- 2.
Een langdurig werkloze in de zin van het eerste lid is een persoon
die gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden of
langer op een uitkering aangewezen is of is geweest.
- 3.
Om in aanmerking te komen voor de premie bedraagt het salaris van de
belanghebbende het wettelijk minimumloon bij aanvaarding van
werk.
- 4.
De premie kan worden aangevraagd vanaf de 13de maand na
de indiensttreding.
- 5.
De hoogte van de premie bedraagt € 750, -.
- 6.
De belanghebbende die een uitstroompremie heeft ontvangen kan
gedurende 36 maanden na de nieuwe ingangsdatum van de uitkering niet
opnieuw in aanmerking komen voor een uitstroompremie.
Artikel 17 Vergoeding voor kosten
Het college kan een vergoeding verstrekken aan een lid van de doelgroep
voor noodzakelijke kosten die gemaakt worden in het kader van
re-integratie of voor noodzakelijke kosten die gemaakt moeten worden bij
indiensttreding.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 19 Hardheidsclausule
Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de
belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien
toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard
leidt.
Artikel 20 Overgangsrecht
- 1.
Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op
grond van de Participatieverordening, die moet worden beëindigd op
grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover
wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Participatieverordening voor
de duur:
- a.
van 6 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze
verordening, of
- b.
dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
- 2.
Het college kan na afloop van de in het eerste lid, onderdeel a,
bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.
- 3.
De Participatieverordening blijft van toepassing ten aanzien van een
voortgezette voorziening als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 21 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Re-integratieverordening
Participatiewet.
Artikel 22 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt na publicatie in werking met ingang van
1 januari 2015.
- 2.
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt
de Participatieverordening, door de raad vastgesteld in zijn
vergadering van 19 december 2011, ingetrokken.