Organisatie | Utrechtse Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2015 |
Citeertitel | Verordening hondenbelasting 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 226
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 05-01-2016 | Onbekend | 15-12-2014 Gemeentenieuws, 24-12-2014 | 2014-089f |
Behoort bij raadsvoorstel 2014-089f (titel: Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2015.)
De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;
Gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
Over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2015 (Verordening hondenbelasting 2015)
Hoofdstuk 1 Inhoudelijke bepalingen
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een of meer honden binnen de gemeente.
In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel zoals deze is geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 436,80 per kennel. Indien geen erkende registratie bij de Raad van beheer op kynologisch gebied kan worden overhandigd, gelden de tarieven zoals vermeld onder lid1.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van lid 2 geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als bedoeld in artikel 1 of meerdere andere heffingen: a.Lager is dan € 50,00 of meer is dan € 2.500,00 dat de aanslagen wordt geïncasseerd in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later. b. Hoger is dan of gelijk is aan € 50,00 maar lager is dan € 75,00 dat de aanslag wordt geïncasseerd in drie termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. c. Hoger is dan of gelijk is aan € 75,00 maar lager is dan € 100,00 dat de aanslag wordt geïncasseerd in vier termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van de Utrechtse Heuvelrug op 16 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.