ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
Wet
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
- 2.
College
College van burgemeester en wethouders.
- 3.
3.Maatwerkvoorziening
Een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon
afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
maatregelen ten behoeve van:
- a.
Zelfredzaamheid, het in staat zijn tot het uitvoeren van de
noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het
voeren van een gestructureerd huishouden;
- b.
Participatie, het deelnemen aan het maatschappelijke
verkeer;
- c.
beschermd wonen en opvang.
- 4.
Aanmelding
De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen
ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een
gesprek.
- 5.
Gesprek
Het contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke
ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien
van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te
kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het
netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve,
(wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.
- 6.
Hulpvraag
De behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid van de wet.
- 7.
Belanghebbende
Een inwoner van de gemeente die een beperking, een lichamelijk, een
psychisch of een psychosociaal probleem ervaart en dit niet zelf of in eigen
omgeving denkt te kunnen oplossen.
- 8.
Algemene voorziening
Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar
de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers,
toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
- 9.
Algemeen gebruikelijke voorziening
Een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de
cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen)
beschikken.
- 10.
Voorliggende voorziening
Een voorziening die in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld
voor iedereen die daar behoefte aan heeft.
- 11.
Wettelijk voorliggende voorziening
Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de
wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.
- 12.
Collectieve voorziening
Een voorziening die wordt toegekend maar die door meerdere personen tegelijk
wordt gebruikt.
- 13.
Gebruikelijke hulp
De hulp die voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen
aanvaardbaar wordt beschouwd.
- 14.
Voorziening in natura
Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van
goederen in (bruik)leen of in eigendom of als persoonlijke
dienstverlening.
- 15.
Persoonsgebonden budget (pgb)
Een geldbedrag om, onder bepaalde voorwaarden, een individuele voorziening
mee aan te schaffen.
- 16.
Mantelzorger
Een persoon die langdurige zorg biedt die niet in het kader van een
hulpverlenend beroep wordt geboden. De zorg wordt geleverd aan een
hulpbehoevende uit diens directe omgeving. De zorgverlening vloeit
rechtstreeks voort uit de sociale relatie en deze overstijgt de
gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar.
- 17.
Hoofdverblijf
De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar
doorbrengt.
- 18.
Eigen bijdrage
Een inkomensafhankelijk bedrag dat de gemeente oplegt. Eigen bijdrage geldt
bij een voorziening in natura of Pgb. Het CAK berekent, stelt vast en int de
eigen bijdrage. Zie ook artikel 2.1.4 eerste lid van de wet.
- 19.
Aanbieder
Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is
een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren.
Artikel 2. Vooronderzoek en indienen persoonlijk plan
- 1.
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over
de belanghebbende en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem
een afspraak voor een gesprek.
- 2.
Voor het gesprek verschaft de belanghebbende het college alle overige
gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het
onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan
krijgen. De belanghebbende verstrekt in ieder geval een
identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de
identificatieplicht ter inzage.
- 3.
Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in
overeenstemming met de belanghebbende afzien van een vooronderzoek als
bedoeld in het eerste en tweede lid.
- 4.
Het college brengt de belanghebbende op de hoogte van de mogelijkheid om
een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de
wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de
gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 3. Het gesprek
- 1.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene
door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger
en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst
familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de
belanghebbende;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- c.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of
algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of
zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen
dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
- d.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen
uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn
zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij
een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
- e.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de
mantelzorger van de belanghebbende;
- f.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene
voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in
artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van
maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering
van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen
dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
- g.
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen
of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld
in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van
publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk
en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke
ondersteuning;
- h.
de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
- i.
welke bijdragen in de kosten de belanghebbende met toepassing
van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet
verschuldigd zal zijn, en
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb,
waarbij de belanghebbende in begrijpelijke bewoordingen wordt
ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- 2.
Als de belanghebbende een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2,
vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat
plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Het college informeert de belanghebbende over de gang van zaken bij het
gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt deze
toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
- 4.
Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het
bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de belanghebbende
afzien van een gesprek.
Artikel 4. Het verslag
- 1.
Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.
Bij het onderzoek naar de noodzaak om een resultaat te bereiken neemt
het college het ondertekende verslag van het gesprek als
uitgangssituatie.
- 2.
Binnen vijf werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de
belanghebbende een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
- 3.
De belanghebbende tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt
ervoor dat een getekend exemplaar binnen vijf werkdagen wordt
geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft
gevoerd.
- 4.
Als de belanghebbende tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens
aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.
- 5.
Als de belanghebbende van mening is dat hij in aanmerking komt voor een
maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende
verslag.
Artikel 5. De aanvraag
- 1.
Een belanghebbende of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een
aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het
college.
- 2.
Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als
aanvraag als de belanghebbende dat op het verslag heeft aangegeven.
Artikel 6. Verantwoordelijkheid van de belanghebbende
- 1.
Van belanghebbende wordt verwacht dat deze zoekt naar mogelijkheden om
zelf te voorzien in adequate oplossingen voor zijn ondersteuningsvraag.
Hierin worden betrokken de eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van
zijn sociale netwerk en alle beschikbare voorzieningen.
- 2.
Van belanghebbende wordt verwacht dat deze tijdig anticipeert op
ondersteuningsvragen die verband houden met levensloopgerelateerde fasen
en hier ook binnen zijn eigen mogelijkheden, de mogelijkheden van zijn
sociale netwerk en beschikbare wettelijke voorliggende, algemeen
gebruikelijke en collectieve voorzieningen treft.
- 3.
Van belanghebbende wordt verwacht dat deze verantwoordelijkheid neemt
voor het verbeteren en of optimaliseren van de lichamelijke en
geestelijke gezondheid en individuele psychosociale omstandigheden. Waar
nodig met ondersteuning van zijn sociale netwerk, beschikbare wettelijke
voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke en collectieve
voorzieningen en of hulpverleners, mantelzorgers of vrijwilligers.
- 4.
Van belanghebbende wordt verwacht dat deze meewerkt aan een onderzoek om
een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de woon- en leefsituatie in
relatie tot de benodigde en gevraagde voorziening.
- 5.
Van belanghebbende wordt verwacht de gegevens te verschaffen die
noodzakelijk zijn voor het onderzoek naar de noodzaak om een voorziening
te verstrekken.
Artikel 7. Verantwoordelijkheid van het college
- 1.
Het college handelt vanuit het respect voor en vertrouwen in de kennis
en vaardigheden van belanghebbende, en hun verlangen zelf
verantwoordelijkheid te nemen. Het college bevordert de zelfredzaamheid
en de zelfregie van belanghebbende. Het college zorgt ervoor dat de
belanghebbende een beroep kan doen op kostenloze
cliëntondersteuning.
- 2.
Het college staat belanghebbenden bij, indien dat nodig is, bij het
zoeken, vinden en treffen van een oplossing voor een hulpvraag. Het
college doet dit op objectieve wijze, waarbij hij tevens
verantwoordelijk is voor de doelmatige besteding van beschikbaar
gestelde middelen. Het college brengt de belanghebbende op de hoogte van
de mogelijkheid, binnen zeven dagen na de melding, een persoonlijk plan
te overhandigen.
- 3.
Oplossingen voor een hulpvraag, als bedoeld in het vorige lid, worden
bij voorkeur gezocht in dat wat een belanghebbende zelf of met diens
sociale netwerk redelijkerwijs kan realiseren. Worden daar onvoldoende
oplossingen gevonden, dan worden de oplossingen achtereenvolgens gezocht
in algemeen gebruikelijke oplossingen, voorliggende voorzieningen en
collectieve voorzieningen. Het college besluit alleen dan een
maatwerkvoorziening te verstrekken als er onvoldoende andere oplossingen
zijn.
- 4.
Het college heeft oog voor alle omstandigheden van een belanghebbende en
diens gezin. Bij het doen van onderzoek maakt het college waar mogelijk
gebruik van al beschikbare informatie.
- 5.
Het college is bevoegd de dienstverlening in dit kader uit te laten
voeren door derden.
Artikel 8. Voorwaarden voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen om een bepaald
resultaat te bereiken. Het college gaat hierbij uit van de behoeften
en persoonskenmerken van de belanghebbende.
- 2.
Om een resultaat te bereiken, worden eerst onderstaande
voorzieningen beoordeeld op daadwerkelijke beschikbaarheid en bruikbaarheid
voor belanghebbende:
- -
eigen (financiële) mogelijkheden;
- -
alle eventueel aanwezige huisgenoten, het eigen netwerk, die
beschikbaar zijn en in staat om werkzaamheden over te nemen;
- -
alle algemeen gebruikelijke voorzieningen;
- -
alle wettelijke voorliggende voorzieningen;
- -
alle algemene voorzieningen;
- -
alle collectieve voorzieningen.
Artikel 9. Uitsluitingsgronden
Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt indien:
- a.
de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Schiermonnikoog
c.a. of het hoofdverblijf feitelijk buiten de gemeente valt;
- b.
de kosten, waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, naar
oordeel van het college vermeden hadden kunnen worden;
- c.
de belanghebbende, kosten heeft gemaakt of verplichtingen is
aangegaan door zelf de voorziening aan te schaffen, waardoor het
probleem al is opgelost;
- d.
er bij belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten, in
vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de
beperkingen waarvoor compensatie wordt gevraagd;
- e.
een voorziening, waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder
krachtens deze, of een voorgaande verordening is verstrekt, en de
technische levensduur van de voorziening nog niet is verstreken.
Tenzij de voorziening verloren is gegaan als gevolg van
omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te
rekenen.
- f.
het een woonvoorziening betreft en de belanghebbende in een hotel /
pension, trekkerswoonwagen, klooster, tweede woning, vakantiewoning,
recreatiewoning en onzelfstandige woonruimte zoals kamerverhuur
woont.
- g.
het een woonvoorziening betreft aan specifiek op gehandicapten of
ouderen gerichte woongebouwen voor voorzieningen in
gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of
renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen
worden.
Artikel 10. Regels voor pgb
- 1.
Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6
van de wet.
- 2.
Het tarief voor een pgb:
- a.
is gebaseerd op een door de belanghebbende opgesteld plan
over hoe hij het pgb gaat besteden;
- b.
is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te
kopen.
- 3.
De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit
verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens
vakantie, verzekeringen en reiskosten
- 4.
De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de
kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben
ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdend met onderhoud en verzekering.
- 5.
Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden
betreffende het tarief, een belanghebbende aan wie een pgb wordt
verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een
persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Het betreft een
situatie die de gebruikelijke mantelzorg overstijgt.
- 6.
Het college werkt lid 1 tot en met 5 uit in een regeling.
Artikel 11. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene
voorzieningen
- 1.
Een belanghebbende is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
- a.
voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde
cliëntondersteuning, en,
- b.
voor een maatwerkvoorziening (zorg in natura dan wel pgb).
- 2.
Het college bepaalt bij nadere regeling:
- a.
voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde
cliëntondersteuning, de belanghebbende een bijdrage is
verschuldigd;
- b.
wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage
is; en
- c.
dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve
van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd
door de onderhoudsplichtige ouders, en degene die anders dan als
ouder, samen met de ouder het gezag uitoefent over een
belanghebbende.
- d.
op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening (zorg in
natura dan wel pgb) wordt bepaald.
- 3.
De kostprijs van een maatwerkvoorziening en of het (jaarlijkse)
onderhoudscontract wordt afgeleid van een vastgesteld normbedrag
(bijvoorbeeld een eenheidsprijs van het kernassortiment), een
goedgekeurde offerte, of de met de leverancier overeengekomen huur- of
koopprijs of uurtarief.
- 4.
In geval van koop van een voorziening door het college bestaat de
kostprijs van een voorziening uit de economische afschrijving van de
voorziening, vermeerderd met het beheer- en onderhoudstarief. Mocht er
na het verstrijken van de periode voor de economische afschrijving een
vervangende voorziening ingezet moeten worden, dan gaat de periode van
betaling van een eigen bijdrage voor dit deel opnieuw in.
- 5.
Bij voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt en waarvoor de
gemeente huur betaalt geldt een eigen bijdrage zolang iemand de
voorziening gebruikt.
- 6.
Bij voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt en die door de
gemeente zijn gekocht is een eigen bijdrage verschuldigd op basis van de
economische afschrijving en het onderhoudscontract. De eigen bijdrage op
basis van de afschrijvingstermijn is verschuldigd gedurende:
- -
het gebruik van hulpmiddelen uit het kernassortiment
- -
de economische levensduur in geval van hulpmiddelen buiten het
kernassortiment.
- 7.
De eigen bijdrage over het door de gemeente te betalen
onderhoudscontract voor een hulpmiddel is verschuldigd zolang de
voorziening technisch nog niet is afgeschreven en nog door aanvrager
wordt gebruikt.
Artikel 12. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische
problemen
- 1.
Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in
artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of
chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband
houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken
ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
- 2.
Het college kan bij nadere regeling bepalen in welke gevallen en in
welke mate een tegemoetkoming wordt verstrekt.
Artikel 13. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
- 1.
Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van
waardering voor mantelzorgers van belanghebbenden in de gemeente
bestaat.
- 2.
Het college legt jaarlijks verantwoording af aan de raad.
Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
- 1.
Het college draagt zorg voor goede kwaliteit van diensten en
voorzieningen overeenkomstig hoofdstuk 3 van de wet.
- 2.
Het college stelt daartoe kwaliteitseisen op bij contractering en
subsidiëring van diensten en producten.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de
naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders,
een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met
de belanghebbende ter plaatse controleren van de geleverde
voorzieningen.
- 4.
Het college legt jaarlijks verantwoording af aan de raad.
Artikel 15. Borging van kwaliteit
- 1.
Het college houdt, bij het vaststellen van tarieven voor te leveren
diensten door derden, in ieder geval rekening met:
- a.
de personele kosten voor de inzet van voldoende geschoold en
ervaren personeel in relatie tot de ondersteuningsvraag, waarbij
sprake is van een reële mix van opleiding en ervaring;
- b.
een redelijk percentage voor overheadkosten;
- c.
een redelijke norm voor inzetbaarheid van personeel.
- 2.
Het college houdt, bij het vaststellen van tarieven voor te leveren
overige voorzieningen door derden, in ieder geval rekening met:
- a.
de marktprijs van de voorziening;
- b.
de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van
de leverancier worden gevraagd, zoals:
- 1.
aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;
- 2.
instructie over het gebruik van de voorziening;
- 3.
onderhoud van de voorziening.
Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of
terugvordering
- 1.
Een belanghebbende meldt aan het college, hetzij uit eigen beweging
hetzij op verzoek van het college, alle feiten en omstandigheden die een
aanleiding kunnen vormen tot heroverweging van een beslissing in de zin
van artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. Op grond van artikel 2.3.10 van
de wet kan het college een beslissing herzien of intrekken.
- 2.
Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als
blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend
voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft
plaatsgevonden.
- 3.
Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is
ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
- 4.
Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is
ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
- 5.
Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde
zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Artikel 17. Klachtregeling en second opinion
- 1.
Belanghebbende kan bij het gebiedsteam schriftelijk een klacht indienen
die betrekking heeft op de wijze van afhandeling van een melding of
aanvraag, als bedoeld in deze verordening. Het gebiedsteam draagt zorg
voor doorgeleiding van de klacht naar de juiste organisatie, voor een
zorgvuldige afhandeling.
- 2.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten
van belanghebbenden ten aanzien van hun dienstverlening.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de
naleving van de klachtenregeling van aanbieders door periodieke
overleggen met de aanbieders.
- 4.
Tijdens het onderzoek kan belanghebbende de mogelijkheid worden geboden
voor een second opinion. Hierbij wordt onderscheiden:
- a.
Indien belanghebbende van mening is dat ‘het gesprek’ niet naar
wens verloopt, kan hij een tweede gesprek aanvragen.
- b.
Uit het gesprek kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening
voortkomen. Als belanghebbende het niet eens is met de conclusie
die tijdens dit deel van het onderzoek wordt getrokken, kan hij
vragen om zijn dossier te laten bespreken in ander
gebiedsteam.
Artikel 18. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke
ondersteuning
- 1.
Het college bepaalt ten aanzien van welke voorzieningen een regeling
voor medezeggenschap als bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 sub f van de
wet nodig is, en treft vervolgens maatregelen op te bereiken dat die
regeling wordt ingesteld.
- 2.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op
de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de
aanbieders.
Artikel 19. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
- 1.
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder
geval belanghebbenden of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding
van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning,
overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde
regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
- 2.
Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen
voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen,
advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en
beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en
voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen
vervullen.
- 3.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek
overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat
zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg
benodigde informatie en ondersteuning.
Artikel 20. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken
van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening
tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 21. Inwerkingtreding en overgangsrecht
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 01 januari 2015 onder
gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen Wmo
Schiermonnikoog c.a. 2012.
- 2.
Aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze
verordening worden beoordeeld op grond van de Verordening voorzieningen
Wmo Schiermonnikoog c.a. 2012, vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Schiermonnikoog c.a. op 22 maart 2012.
- 3.
Een belanghebbende houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op
grond van de Verordening voorzieningen Wmo Schiermonnikoog c.a. 2012,
totdat het college een nieuw besluit heeft genomen over dit recht.
- 4.
Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening
voorzieningen Wmo Schiermonnikoog c.a. 2012 wordt beslist met
inachtneming van die verordening.
Artikel 22. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet maatschappelijke
ondersteuning gemeente Schiermonnikoog c.a. 2015.
Algemene toelichting
Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke
en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar
gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij
gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij
wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er
wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de belanghebbende
en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling
hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of
– als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt
geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk
verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij.
Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de
hulpvraag van de belanghebbende, zijn behoeften en de gewenste resultaten
helder te krijgen, om te achterhalen wat op eigen kracht, met gebruikelijke
hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het
verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn
zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of
zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan,
of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een
voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo
2015 valt. De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze toegangsprocedure
daarom vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’
Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op
een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke
procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist
eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is.
Indien de belanghebbende van mening is dat het college hem ten onrechte geen
maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende
bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of
beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen
vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de
beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft
gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de
omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de
ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een
situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of
participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De
uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden
(in mandaat) door medewerkers van het gebiedsteam, ambtenaren of
bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet ‘het college’
staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan
ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels
van de Awb. Op grond van artikel 2.6.3 van de wet kan het college de
vaststelling van rechten en plichten van de belanghebbende echter alleen
mandateren aan een aanbieder. Zie voor de definitie van ‘aanbieder’ artikel
1 lid 19 van deze verordening. Deze beperking geldt alleen voor mandatering
aan niet-ondergeschikten. Het college kan de vaststelling van rechten en
plichten ook aan ondergeschikten mandateren.
De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per
verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de
uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot
maatschappelijke ondersteuning. In de verordening dient overeenkomstig de
artikelen 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende lid,
en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden:
- -
op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of
een belanghebbende voor een maatwerkvoorziening voor
zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in
aanmerking komt;
- -
op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt
vastgesteld;
- -
welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen,
inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van
beroepskrachten;
- -
ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling
van klachten van belanghebbenden vereist is;
- -
ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor
medezeggenschap van belanghebbenden over voorgenomen besluiten van
de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is;
- -
op welke wijze ingezeten, waaronder belanghebbenden of hun
vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de wet,
voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies
kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden
voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek
overleg;
- -
op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt
berekend; en
- -
op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van
waardering voor de mantelzorgers van belanghebbenden in de
gemeente.
Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en
2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen:
- -
voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een
maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, en van misbruik
of oneigenlijk gebruik van de wet;
- -
ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de
levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de
voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van
de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening
gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de
toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede
lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015:
- -
bepalen dat belanghebbenden voor algemene voorzieningen, niet zijnde
cliëntondersteuning, en maatwerkvoorzieningen een bijdrage
verschuldigd zullen zijn;
- -
de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van
voorzieningen, ook wanneer de belanghebbende de ondersteuning zelf
inkoopt met een persoonsgebonden budget, in de verordening
verschillend vaststellen. Hierbij kan tevens worden bepaald dat op
de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot
daarbij aan te wijzen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van
het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot;
- -
bepalen dat de bijdragen voor opvangvoorzieningen door een andere
instantie dan het CAK wordt vastgesteld en geïnd;
- -
bepalen dat in geval van een minderjarige belanghebbende die niet
zelf de eigenaar is van de woning, een bijdrage wordt opgelegd aan
diens onderhoudsplichtige ouders en degene die anders dan als ouder
samen met de ouder het gezag over de belanghebbende uitoefent;
- -
bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische
of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke
meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter
ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en
vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot
de financiële draagkracht;
- -
bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon
aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de
ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het
sociale netwerk.
Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan Wmo
Noordoost Fryslân, dat de raad op grond van artikel 2.1.2 van de Wmo 2015
heeft vastgesteld. In dit beleidsplan is het door het gemeentebestuur te
voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastgelegd.