Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijving
- 1.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader
worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de
Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
- 2.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
het college: het college van burgemeester en wethouders van
Den Helder;
- b.
de wet: de Participatiewet;
- c.
Awb: Algemeen wet bestuursrecht;
- d.
WTOS: Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten;
- e.
Wsf: Wet studiefinanciering 2000;
- f.
student: een persoon die onderwijs uit ’s Rijks kas
bekostigd volgt of tijdensde referteperiode heeft
gevolgd;
- g.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschiktewerkloze werknemers;
- h.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschiktegewezen zelfstandigen;
- i.
Wajong: Wet Werk en Arbeidsondersteuning
Jonggehandicapten;
- j.
peildatum: de datum waarop het recht ontstaat voor zover
deze datum niet ligt voorde datum waarop het verzoek is
ingediend, artikel 44 lid 1 van de wet;
- k.
referteperiode: een aaneengesloten periode van 36 maanden
voorafgaand aan depeildatum;
- l.
inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 lid 1 van
de wet, waarop voor dezinsnede onder sub c van het artikel
”een periode waarover een beroep opbijstand wordt gedaan”
moet worden gelezen “de referteperiode”.
Een bijstandsuitkering wordt in afwijking van artikel 32
van de wet voor de beoordeling van het recht op een
individuele inkomenstoeslag als inkomen aangemerkt;
- m.
uitzicht opinkomensverbetering: de mogelijkheid om een
ruimer inkomen te kunnen verkrijgen.
Artikel 2 Indienen verzoek
Een verzoek voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel
36, eerste lid, van de Participatiewet wordt ingediend middels een door
het college vastgesteld formulier.
Recht op individuele inkomenstoeslag
Artikel 3 Doelgroep
- 1.
Conform de bepalingen van artikel 36, eerste lid, van de wet behoren
tot de doelgroep personen:
- a.
van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde
leeftijd;
- b.
die langdurig een laag inkomen hebben;
- c.
die geen in aanmerking te nemen vermogen hebben als bedoeld
in artikel 34 van de wet;
- d.
en die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.
- 2.
Tot die groep worden gerekend personen met:
- a.
een volledige of aanvullende bijstandsuitkering;
- b.
een IOAW- of IOAZ-uitkering;
- c.
een volledige Wajonguitkering.
Artikel 4 Uitsluiting
Geen recht op de individuele inkomenstoeslag heeft een persoon die:
- a.
op grond van de wet is uitgesloten op het recht op
bijstand;
- b.
op de peildatum of gedurende de referteperiode een inkomen of
meerdere inkomsten heeft of heeft gehad uit of in verband met
arbeid of andersoortige inkomsten en welke hoger zijn dan de
toepasselijke bijstandsnorm;
- c.
op de peildatum of gedurende de referteperiode uit ’s Rijks kas
bekostigd onderwijs volgt of heeft gevolgd dan wel een inkomen
op grond van de Wsf of de WTOS ontvangt of heeft ontvangen;
- d.
in de referteperiode niet heeft voldaan aan de aan hem opgelegde
arbeids- en/of re-integratieverplichtingen, dan wel onvoldoende
medewerking verleende aan een re-integratietraject en waarvoor
een maatregel is opgelegd;
- e.
uitzicht heeft op een inkomensverbetering;
- f.
een studie volgt op grond van het Besluit uitbreiding kring
studerenden Wet Wajong.
Artikel 5 Langdurig laag inkomen
- 1.
Onder langdurig als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet
wordt verstaan een ononderbroken periode van 36 maanden direct
voorafgaand aan de peildatum.
- 2.
Onder laag inkomen wordt verstaan het in aanmerking te nemen
netto-maandinkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde
bijstandsnorm.
Artikel 6 Hoogte Individuele inkomenstoeslag
- 1.
De hoogte van de individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar
voor:
- a.
gehuwden: 38,5% van de bijstandsnorm op 1 januari, zoals
opgenomen in artikel 21 onder b van de wet;
- b.
alleenstaande ouders: 38,5 % van de som van de
bijstandsnorm op 1 januari, zoals opgenomen in artikel
21 onder b van de wet;
- c.
alleenstaande: 38,5% van de som van de bijstandsnorm op
1 januari zoals opgenomen in artikel 21 onder a van de
wet;
- d.
de bedragen worden afgerond naar hele euro's.
- 2.
Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de
peildatum bepalend.
- 3.
Indien slechts één van de gezinsleden recht op de individuele
inkomenstoeslag heeft, is voor hem of haar de norm gelijk aan de
norm die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou
moeten gelden.
Artikel 7 Hardheidsclausule
Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de
belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien
toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard
leidt.