Organisatie | Zundert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Zundert 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 09-12-2014 | 2014/17281 |
De raad van de gemeente Zundert;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 november 2014;
gehoord het advies van de Ronde d.d. 25 november 2014;
gelet op artikel 228 a van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2015
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
301 tot en met 600 kubieke meter € 359,82 per belastingjaar;
601 tot en met 1.000 kubieke meter € 628,40 per belastingjaar;
1.001 tot en met 1.500 kubieke meter € 704,78 per belastingjaar;
1.501 tot en met 2.000 kubieke meter € 1.320,83 per belastingjaar;
2.001 tot en met 3.500 kubieke meter € 2.033,02 per belastingjaar;
3.501 tot en met 5.000 kubieke meter € 3.075,48 per belastingjaar;
5.001 tot en met 7.500 kubieke meter € 4.428,52 per belastingjaar;
7.501 tot en met 10.000 kubieke meter € 6.064,66 per belastingjaar;
10.001 tot en met 12.500 kubieke meter € 7.624,53 per belastingjaar;
12.501 tot en met 15.000 kubieke meter € 9.105,58 per belastingjaar;
15.001 tot en met 17.500 kubieke meter € 10.512,86 per belastingjaar;
Meer dan 17.501 kubieke meter € 13.090,51 per belastingjaar;
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso, het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde gemeentelijke belastingen € 50,00 of meer doch niet meer dan € 3.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.