Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Giessenlanden

Nadere regels verordening leerlingenvervoer gemeente Giessenlanden 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGiessenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels verordening leerlingenvervoer gemeente Giessenlanden 2015
CiteertitelNadere regels verordening leerlingenvervoer gemeente Giessenlanden 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze gewijzigde versie vervangt de versie die op 28 oktober was vastgesteld door het college.

Deze nieuwe versie gaat met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening leerlingenvervoer gemeente Giessenlanden 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-06-201501-01-201531-12-2018Wijziging artikel 1, lid 1 en 2

16-06-2015

GVOP, maandag 22 juni 2015

Zaaknummer: 14-14823 - 344
01-01-201518-06-2015Nieuwe regeling

28-10-2014

GVOP, 18 december 2014

Zaaknummer: 14-14823 - 344

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels verordening leerlingenvervoer gemeente Giessenlanden 2015

Het college van Burgemeester en Wethouders van Giessenlanden

besluit vast te stellen de volgende:

Nadere regels behorende bij de verordening Leerlingenvervoer gemeente Giessenlanden 2015.

Artikel 1 Afstand en reistijd

  • 1.1

    Berekening van de afstand per fiets

    Basis: artikel 10 en 17 van de Verordening

    Nadere regel:

    De afstand van vervoer per fiets wordt bij toetsing van de aanvraag gemeten via ANWB Routeplanner. Mocht het adres nog niet bekend zijn of het college constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is het college gerechtigd een andere methode te gebruiken.

    Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare route per fiets aangehouden. Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, wordt bij een negatieve beschikking op de aanvraag, een uitdraai meegestuurd ter onderbouwing van de weigering.

  • 1.2

    Berekening van de afstand per auto

    Basis: artikel 13 en 19 van de Verordening

    Nadere regel:

    Het college kan ouders toestemming verlenen om hun kind zelf met de auto naar school te brengen. Als aanspraak bestaat op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, krijgen ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto. De afstand wordt gemeten via ANWB Routeplanner. Mocht het adres nog niet bekend zijn of het college constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is het college gerechtigd een andere methode te gebruiken.

    Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare route per auto aangehouden. Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, wordt bij een negatieve beschikking op de aanvraag, een uitdraai meegestuurd ter onderbouwing van de weigering.

  • 1.3

    Vaststellen van de reistijd

    Basis: artikel 12 en 18 van de Verordening

    Nadere regel:

    Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de Reisinformatiegroep BV via 0900-9292 of www.9292.nl of de mobiele app op moment van toetsing. De bepaling van de looptijd in de reisplanner van OV9292 gaat uit van een gemiddeld persoon. De ervaring leert dat kinderen jonger dan 9 jaar langzamer lopen dan een gemiddeld persoon. Het college houdt hier in het bepalen van de looptijd rekening mee door de, door de reisplanner opgegeven, totale looptijd voor kinderen jonger dan 9 jaar te verruimen met 20%.

Artikel 2 (Gewijzigde) schooltijden

  • Basis: artikel 9 en 16 van de Verordening

    Nadere regels:

  • 2.1

    Aangepaste schooltijden in verband met een handicap

    De leerling die door zijn handicap structureel aangepaste schooltijden heeft, wordt, in afwijking van de schoolgids of het periodieke rooster, vervoerd op basis van de voor hem geldende aangepaste schooltijden. Nadere regel 2.2 tot en met 2.9 is op de leerling niet van toepassing.

  • 2.2

    Bijzondere activiteiten

    Als de school de schooltijden wijzigt vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden, vindt op basis van de gewijzigde schooltijd geen leerlingenvervoer plaats, tenzij:

    • 1.

      de gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt; en

    • 2.

      de vervoerder in staat is de gewijzigde schooltijd in te plannen in zijn vervoersplanning; en

    • 3.

      er geen extra kosten verbonden zijn aan het vervoer.

    Onder bijzondere activiteiten en aangelegenheden kan bijvoorbeeld worden verstaan:

    studiedagdeel voor het personeel, schoolreisje/schoolkamp, sportdag, sinterklaasviering, carnaval, religieuze feestdag, excursie, jaarafsluiting of een vrij dagdeel voorafgaande aan een feestdag of vakantie, die niet is opgenomen in de schoolgids.

    Gewijzigde schooltijden moeten minimaal drie werkdagen voorafgaand aan de schooldag waarop de gewijzigde schooltijd geldt, door de ouders bij het college worden gemeld. Het college bespreekt dan met de vervoerder of er in de planning mogelijkheden zijn voor leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

  • 2.3

    Weersomstandigheden

    Als de school de schooltijden wijzigt in verband met de (verwachte) weersomstandigheden vindt leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd alleen plaats als een gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt en de (verwachte) weersomstandigheden naar het oordeel van het college een gevaar kunnen (gaan) vormen voor de veiligheid van het leerlingenvervoer.

  • 2.4

    Roosterwijzigingen voortgezet onderwijs

    Eerste schooldag nieuwe schooljaar.

    • 1.

      Als de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar bestaat uit het ophalen van boeken en het periodieke rooster, vindt leerlingenvervoer plaats op basis van de hiervoor geldende schooltijden.

    • 2.

      De schooltijden van de eerste schooldag moeten uiterlijk drie werkdagen vóór de aanvang van de eerste schooldag aan het college en vervoerder kenbaar worden gemaakt.

    • 3.

      Als niet is voldaan aan het voorgaande lid, vindt op de eerste schooldag geen leerlingenvervoer plaats.

  • 2.5

    Periodiek rooster

    • a.

      De ouders dienen aan het begin van het schooljaar het periodieke rooster direct na ontvangst aan het college en vervoerder doorgeven.

    • b.

      De ouders dienen nieuwe periodieke roosters, die in de loop van het schooljaar gaan gelden, uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het rooster aan het college en vervoerder kenbaar te maken, tenzij de roosters niet tijdig door de school aan de leerling beschikbaar kunnen worden gesteld.

    • c.

      Als niet wordt voldaan aan het voorgaande lid, is het de vervoerder toegestaan de leerling voor maximaal de eerste drie schooldagen na ingang van het nieuwe periodieke rooster te vervoeren volgens het periodieke rooster dat aan het nieuwe periodieke rooster voorafging.

  • 2.6

    Toetsdagen

    Onder toetsdagen worden onder andere verstaan: examendagen, tentamendagen en

    repetitiedagen. Het vervoer van de leerling op toetsdagen vindt plaats op basis van het binnen de schooltijden in de schoolgids passende rooster voor deze toetsdagen. Het gestelde onder Nadere regel 2.2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.7

    Uitval uren binnen periodieke rooster

    De uitval van uren binnen het voor de leerling geldende periodieke rooster geeft geen recht op leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

  • 2.8

    Nablijven

    Als de leerling aan het einde van de schooldag langer dan 10 minuten op school moet

    nablijven, vindt voor die leerling aan het einde van de schooldag geen leerlingenvervoer plaats, wanneer dit gevolgen heeft voor het vervoersschema.

  • 2.9

    Tussentijds brengen en ophalen

    Bij het tussentijds brengen en ophalen van een leerling ligt de verantwoordelijkheid primair bij de ouders.

Artikel 3 Toekennen vervoersvoorziening

  • Basis: artikel 4 van de Verordening

     

  • 3.1

    Uitbetaling van de bekostiging

    Nadere regels:

    • a.

      De vergoeding voor het eigen vervoer per auto wordt per 3 maanden achteraf uitgekeerd. Hiervoor dienen de ouders een declaratie in waaruit blijkt op welke dagen de school is bezocht.

    • b.

      De vergoeding voor het eigen vervoer per fiets wordt bij aanvang van het schooljaar voor 40 weken uitgekeerd. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd. De fietsvergoeding bedraagt € 0,09 per kilometer.

    • c.

      De bijdrage voor het openbaar vervoer wordt bij aanvang van het schooljaar op basis van de kosten van een jaarabonnement (in prijs gelijk aan 10 maandabonnementen) vergoed. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd. Waarbij een schooljaar op maximaal 200 schooldagen wordt gesteld;

    • d.

      In de bijdragen genoemd onder a tot en met c is de eventuele eigen bijdrage al verwerkt.

  • 3.2

    Co-ouderschap

    Nadere regel:

    Voor het in aanmerking komen voor een bekostiging naar de adressen van beide ouders dienen de ouders afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

     

    toelichting

    Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze Nadere regels als volgt omschreven. Ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder, als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft.

  • 3.3

    Vaststellen kosten openbaar vervoer

    Nadere regel:

    Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep BV beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292 of www.9292.nl op het moment van toetsing.

    Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd waarbij een schooljaar gesteld wordt op maximaal 200 dagen.

Artikel 4 Vaststsellen afstanden ten behoeve van fietsvergoeding

  • Basis: artikel 10 en17

    Nadere regels:

    Voor kinderen die regulier Basisonderwijs bezoeken geldt er een maximale afstand woning-school waarvan in principe wordt geacht dat zij deze afstand kunnen fietsen, deze is als volgt:

    Zit het kind in groep 8: maximale afstand 13 km

    Zit het kind in groep 7: maximale afstand 11 km

    Zit het kind in groep 6: maximale afstand 9 km

    Zit het kind in groep 5: maximale afstand 7 km

    Voor kinderen die speciaal Basisonderwijs bezoeken geldt er een maximale afstand woning-school waarvan in principe wordt geacht dat zij deze afstand kunnen fietsen, deze is als volgt:

    Zit het kind in de laatste groep: maximale afstand 13 km

    Zit het kind in de één na laatste groep: maximale afstand 11 km

    Zit het kind in de twee na laatste groep: maximale afstand 9 km

    Zit het kind in de drie na laatste groep: maximale afstand 7 km

     

    Toelichting:

    Als er kan worden aangetoond dat een kind door zijn handicap niet in staat is te fietsen, kan er een afwijkend besluit worden genomen.

Artikel 5 Beoordeling noodzaak aangepast vervoer op basis van handicap

  • Basis: artikel 12 en 18 van de Verordening

    Ouders die aanspraak willen maken op aangepast vervoer, dienen bij de eerste aanvraag een

    verklaring met bewijsstukken mee te zenden van de toekenningscommissie, waarin wordt onderbouwd waarom voor de leerling aangepast vervoer noodzakelijk is. Aanvullende bewijsstukken kunnen zijn: een recente verklaring van een arts, specialist of andere deskundige over de aard van de handicap van de leerling. Deze verklaring is vereist bij elke eerste aanvraag.

    Daarnaast zal bij de overgang naar een ander schooltype of van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs een dergelijke verklaring moeten worden overlegd.

    Zonder deze bewijsstukken wordt een aanvraag niet in behandeling genomen.

     

    Toelichting

    In de artikelen 12 en 18 wordt aangegeven dat leerlingen op basis van hun handicap aanspraak kunnen maken op aangepast vervoer. In beide artikelen gaat het om leerlingen die, gelet op hun lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, niet in staat zijn – ook niet onder begeleiding – van het openbaar vervoer gebruik te maken.

    De toelichting bij de verordening stelt dat de toekenningscommissie, ambulante begeleider of andere deskundigen dienen te adviseren over de noodzaak van het gebruik van het aangepast vervoer dan wel openbaar vervoer met begeleiding.

     

    Het college behoudt zich het recht voor om een onafhankelijk advies aan te vragen.

Artikel 6 Afwijken van bepalingen

  • Basis: artikel 23

    De verordening kent een mogelijkheid voor het college om in bijzondere gevallen af te wijken van hetgeen in de verordening is bepaald, de zogenaamde hardheidsclausule. Dit houdt in dat het college voor wat betreft het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders kan afwijken van de verordening.

    Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Dit betekent dat in gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend. In deze Nadere regels is bepaald dat de hardheidsclausule in een aantal situaties niet zal worden toegepast.

     

    Nadere regel:

    Het afwijken van bepalingen wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen of begeleiden.

     

    Toelichting:

    De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet kunnen begeleiden. Immers ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het vinden van een oplossing voor het combineren van arbeid en zorg. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie metandere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.

     

    Nadere regel:

    De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er over gelijksoortige omstandigheden reeds jurisprudentie bestaat. En dat uit deze jurisprudentie blijkt dat het toepassen van de hardheidsclausule niet aan de orde is.

     

    Toelichting

    De rechtelijke macht heeft zich ondertussen al meerdere malen uitgesproken over wat van ouders mag worden verwacht. Met name rondom de begeleiding en ouderparticipatie zijn er diverse uitspraken die duiden dat er veel van een ouder mag worden verwacht in de begeleiding van zijn kind(eren). Ook over andere zaken leerlingenvervoer aangaande, zal bestaande jurisprudentie leidend zijn.

Artikel 7 Ontzegging van toegang tot het vervoer

  • Basis artikel 24

    Nadere regel:

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Hierbij wordt het volgende protocol gehanteerd. Afhankelijk van de ernst van gedraging van de leerling en de omstandigheden kan worden afgeweken van dit protocol.

    Het gaat in dit protocol over klachten in verband met agressief gedrag van leerlingen tijdens het vervoer. Uitgangspunt van het protocol is dat de vervoerder zelf de klacht oplost, conform de afspraken vastgelegd in dit protocol. Wordt de klacht niet door de vervoerder conform het protocol opgelost dan kan een medewerker van de gemeente contact opnemen met de vervoerder om zo de klacht op te lossen. De ouders worden daarvan op de hoogte gesteld.

    • 1.

      De klacht wordt eerst met de vervoerder besproken. Een medewerker van de gemeente informeert bij de vervoerder wat zij zelf al hebben ondernomen en vraagt een eventueel rapport van de chauffeur op

    • 2.

      Een eigen vooronderzoek wordt gestart door een medewerker van de gemeente. Er wordt telefonisch contact opgenomen met ouders en/of school. In het telefoongesprek met de ouders bericht de medewerker dat zij ook een waarschuwingsbrief van de vervoerder kunnen verwachten. Indien er tijdens het gesprek geen verwijtbaar gedrag wordt geconstateerd dan wordt er met ouders en school naar andersoortig vervoer gekeken;

    • 3.

      Indien de klachten gegrond zijn, volgt de 1e waarschuwingsbrief. De vervoerder wordt op de hoogte gesteld dat aan de ouders/verzorgers van leerling een waarschuwingsbrief is verstuur;

    • 4.

      Bij continuering van de klachten stap 1 en 2 herhalen. Indien de klachten terecht zijn, volgt een 2e waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. Ouders worden er in deze brief op gewezen dat het college zorgt voor een extra zitplaats in de taxi zodat ouder/verzorger mee rijdt in de taxi om de leerling te begeleiden. Als er een begeleider meegaat anders dan een ouder of verzorger en hieraan kosten verbonden zijn, dan zijn deze kosten voor de ouders/verzorgers. Ook wordt in de brief vermeld dat bij volgende klachten de leerling enig andere vorm van vervoer kan worden ontzegd en dat ouders binnen 3 werkdagen contact moeten opnemen met het college.

    • 5.

      Bij een volgende klacht neemt een medewerker telefonisch contact op met ouders en school om een gezamenlijk gesprek (binnen 3 werkdagen) in te plannen. Blijkt dat de ouders hieraan niet willen meewerken of blijkt dat er gegronde redenen bestaan om leerling tijdelijk van het vervoer uit te sluiten, dan wordt er een 3e brief naar de ouders gestuurd. Er volgt een schorsing per direct tot en met 1 vole schoolweek (exclusief schoolvakanties). Als er een gesprek heeft plaatsgevonden dan in de brief verwijzen naar het gesprek. Indien er tijdens het gesprek geen verwijtbaar bedrag wordt geconstateerd dan wordt er met ouders en school naar andersoortig vervoer gekeken.

    • 6.

      Als de klachten gedurende het schooljaar blijven doorgaan na de 1e, 2e en 3e brief volgt via een 4e brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimun van 3 maanden excl. vakanties. Vinden de klachten plaats tegen het eind van het schooljaar dan geldt de uitsluiting voor een periode van 3 maanden exclusief de zomervakantie. Dit betekent dat de uitsluiting ook in het begin van een nieuw schooljaar kan vallen. Als ouders opnieuw van leerlingenvervoer gebruik willen maken dan moeten ze aan het eind van de schorsingsperiode een nieuwe aanvraag indienen.

     

Artikel 8 Inwerkingtreding en intrekken oude regeling

De bovengenoemde Nadere regels treden in werking op 1 januari 2015.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Giessenlanden op 28 oktober 2014.

 

Burgemeester en wethouders van Giessenlanden,

de secretaris,

drs. M. Does MCM

de burgemeester (wnd.),

ir. W.E. ten Kate