Hoofdstuk 2 Niet nakomen van de geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot
de arbeidsinschakeling
Artikel 3 Duur verlaging
Bij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen als bedoeld in
artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, bedraagt de verlaging
100% van de bijstandsnorm gedurende één maand.
Artikel 4 Verrekening verlaging
- 1.
Het bedrag van de verlaging wordt verrekend over één maand, indien
belanghebbende de volgende verplichtingen niet of onvoldoende is
nagekomen:
- -
het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde
arbeid(artikel 4, onderdeel a, van de wet);
- -
bereid zijn om te verhuizen, indien het college is gebleken
dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen
verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen
geaccepteerde arbeid, en de belanghebbende een
arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en
netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de
belanghebbende geldende bijstandsnorm, kan aangaan (artikel
18, vierde lid, onderdeel e, van de wet).
- 2.
Het bedrag van de verlaging wordt verrekend in gelijke delen over
drie maanden, indien belanghebbende de volgende verplichtingen niet
of onvoldoende is nagekomen:
- -
het uitvoering geven aan de door het college opgelegde
verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau
(artikel 18, vierde lid, onderdeel b, van de wet);
- -
het naar vermogen verkrijgen van algemeen geaccepteerde
arbeid in een andere dan de gemeente van inwoning, alvorens
naar die gemeente te verhuizen (artikel 18, vierde lid,
onderdeel c, van de wet);
- -
bereid zijn om te reizen over een afstand met een totale
reisduur van 3 uur per dag, indien dat noodzakelijk is voor
het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden
van algemeen geaccepteerde arbeid (artikel 18, vierde lid,
onderdeel d, van de wet);
- -
het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden,
noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het
aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
(artikel 18, vierde lid, onderdeel f, van de wet);
- -
het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden
van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door
kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag
(artikel 18, vierde lid, onderdeel g, van de wet);
- -
het gebruik maken van door het college aangeboden
voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering,
gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan
onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot
arbeidsinschakeling (artikel 18, vierde lid, onderdeel h,
van de wet).
- 3.
Op grond van bijzondere omstandigheden kan afgeweken worden van de
bepaling van lid 1 en kan het bedrag van de verlaging verrekend
worden in gelijke delen over drie maanden.
Artikel 5 Recidive geüniformeerde verplichtingen
- 1.
Wanneer binnen twaalf maanden na de eerste als verwijtbaar
aangemerkte gedraging voor een tweede maal de verplichtingen als
bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet niet of
onvoldoende worden nagekomen, bedraagt de verlaging 100% van de
bijstandsnorm gedurende twee maanden.
- 2.
Het bedrag van de verlaging wordt verrekend over twee maanden.
Artikel 6 Verzoek om herziening
Een verzoek om herziening van de verlaging welke is opgelegd op grond
van artikel 18, vijfde, zesde, zevende of achtste lid, van de
Participatie kan uitsluitend schriftelijk worden ingediend.
Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de overige verplichtingen
Artikel 7 Indeling in categorieën
Voor de bepaling van de hoogte van de verlagingen bij schending van
verplichtingen die niet opgenomen zijn in artikel 18, vierde lid, van de
Participatiewet, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede
lid, een categorie-indeling gehanteerd op basis van de verwijtbare
gedraging.
Artikel 8 Eerste categorie
- 1.
- a.
het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als
bedoeld in artikel 55 van de wet;
- b.
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet
tijdig laten verlengen van de registratie;
- c.
het zonder afbericht geen gehoor geven aan een schriftelijke
uitnodiging in verband meteen gesprek over
participatie(mogelijkheden).
- 2.
Het percentage van de standaard verlaging bedraagt 15% van de
bijstandsnorm.
Artikel 9 Tweede categorie
- 1.
- a.
gedurende de zoekperiode onvoldoende activiteiten of
inspanningen plegen om algemeen geaccepteerde arbeid te
vinden;
- b.
het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en
evalueren van het plan van aanpak met betrekking tot de
arbeidsinschakeling in het kader van de gemeentelijke
ondersteuning;
- c.
het niet dan wel onvoldoende meewerken aan het onderzoek
naar de mogelijkheden tot scholing,arbeidsinschakeling dan
wel maatschappelijke participatie;
- d.
het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling
van medische aard;
- e.
het niet dan wel onvoldoende gebruik maken van een door het
college aangeboden participatie-instrument, voor zover dit
niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot
voortijdige beëindiging
van het participatietraject.
- f.
het niet naar vermogen door het college opgedragen
onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden te
verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op
reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de
arbeidsmarkt.
- g.
het blijk geven van tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid voor de voorziening in hetbestaan door
vermogen op onverantwoord snelle wijze in te teren.
- 2.
Het percentage van de standaard verlaging bedraagt 30% van de
bijstandsnorm.
Artikel 10 Derde categorie
- 1.
- a.
het niet nakomen van de afspraken in het plan van aanpak met
betrekking tot de arbeidsinschakeling in het kader van de
gemeentelijke ondersteuning, tenzij het een gedraging
betreft genoemd in artikel 18, lid 4, van de
Participatiewet;
- b.
het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar
beste vermogen te verrichten;
- 2.
Het percentage van de standaard verlaging bedraagt 50% van de
bijstandsnorm.
Artikel 11 Vierde categorie
- 1.
- a.
het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde
arbeid te verkrijgen;
- b.
het blijk geven van tekortschietend besef van
verantwoordelijkheid voor de voorziening in hetbestaan,
waaronder in ieder geval wordt verstaan het niet of te laat
aanvragen van een voorliggende voorziening;
- c.
het stellen van onredelijke eisen in verband met de te
verrichten algemeen geaccepteerdearbeid, die het aanvaarden
of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
belemmeren;
- d.
het zich niet onthouden van zeer ernstige gedragingen jegens
de met de uitvoering van de wet belastepersonen en
instanties tijdens het verrichten van hun
werkzaamheden.
- 2.
Het percentage van de standaard verlaging bedraagt 100% van de
bijstandsnorm.
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsbepalingen
Artikel 12 Berekeningsgrondslag
- 1.
De verlaging wordt toegepast op de voor de belanghebbende van
toepassing zijnde bijstandsnorm.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden
toegepast op de bijzondere bijstand indien de belanghebbende
bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van
de wet.
Artikel 13 Ingangsdatum en tijdvak
- 1.
De verlaging wordt toegepast met ingang van de kalendermaand volgend
op de datum waarop het besluit tot het verlagen van de bijstand aan
de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de
voor die maand geldende bijstandsnorm.
- 2.
Tenzij het betreft het onverantwoord interen van het vermogen of het
schenden van een verplichting die opgenomen is in artikel 18, vierde
lid, van de Participatiewet vindt de verlaging van de bijstand
plaats:
- a.
voor de duur van één kalendermaand, wanneer er sprake is van
een eerste verwijtbare gedraging;
- b.
voor de duur van twee kalendermaanden, wanneer er sprake is
van een tweede verwijtbaregedraging, waarvoor hetzelfde of
een hoger verlagingspercentage geldt, binnen twaalf maanden
na de eerste als verwijtbaar aangemerkte gedraging.
- 3.
Het college kan bij een derde en volgende gedraging, waarvoor
hetzelfde of een hoger verlagingspercentage geldt, binnen twaalf
maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de
bijstand voor onbepaalde duur verlagen, rekening houdend met het
bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening.
- 4.
Het college kan in bijzondere gevallen de bijstand verlagen voor een
langere of voor onbepaalde duur, als de ernst van de gedraging, de
mate van verwijtbaarheid of de omstandigheden van de belanghebbende
daartoe aanleiding geven.
- 5.
Met betrekking tot de duur van de verlaging bij tekortschietend
besef van verantwoordelijkheid voor devoorziening in het bestaan
door vermogen op onverantwoord snelle wijze in te teren, stelt het
college
nadere regels.
Artikel 14 Het besluit tot toepassen van een verlaging
In het besluit tot het toepassen van een verlaging wordt in ieder geval
vermeld:
- a.
de reden van de verlaging;
- b.
de duur van de verlaging;
- c.
het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd evenals het
bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd;
- d.
de maand(en) waarin de bijstand wordt verlaagd;
- e.
indien van toepassing, de reden om af te wijken van een
standaardverlaging.
Artikel 15 Afzien van het toepassen van een verlaging
- 1.
Het college ziet af van het verlagen van de bijstand indien elke
vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
- 2.
Het college kan volstaan met een schriftelijke waarschuwing
indien:
- a.
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die
gedraging door het college heeftplaatsgevonden;
- b.
het een eerste verwijtbare gedraging betreft.
- 3.
Het college kan afzien van het uitvoeren van de verlaging van de
bijstand indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.
Omstandigheden die rechtstreeks het gevolg zijn van een als
verwijtbaar aan te merken gedraging, zijn geen dringende
redenen.
- 4.
Indien het college afziet van het toepassen van een verlaging op
grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan
schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 16 Samenloop van gedragingen
- 1.
Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van
meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt éénmaal een
verlaging toegepast. Indien voor schending van die verplichtingen
verlagingen van verschillende percentages gelden, wordt de
verlaging met het hoogste percentage toegepast.
- 2.
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren
van één of meerdere in de wetgenoemde verplichtingen, wordt voor
iedere gedraging een afzonderlijke verlaging toegepast. Deze
verlagingen worden gelijktijdig toegepast, tenzij dit gelet op
artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.
Artikel 17 Heroverweging
- 1.
Het college heroverweegt de verlaging van de bijstand bedoeld in
artikel 7 onder e en 13 vierde en vijfde lid, als de verlaging wordt
toegepast voor een periode van meer dan drie maanden, binnen de
termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot
verlaging.
- 2.
In het kader van de in het eerste lid bedoelde heroverweging
beoordeelt het college of en in hoeverre de omstandigheden en het
gedrag van de belanghebbende aanleiding geven te besluiten tot
beëindiging of voortzetting van het toepassen van de verlaging van
de bijstand.
- 3.
Het college kan bij een besluit tot voortzetting van het toepassen
van de verlaging van de bijstand het percentage van de verlaging
verdubbelen, rekening houdend met het gestelde in artikel 2 tweede
lid.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 18 Nadere regels
Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening,
nadere regels vaststellen.
Artikel 19 Hardheidsclausule
Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de
belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien
toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende
aard leidt.
Artikel 20 Overgangsrecht
Voor lopende onderzoeken die betrekking hebben op verwijtbare
gedragingen vóór 1 januari 2015, geldt dat deze gedragingen zullen
worden beoordeeld conform het gestelde in de Afstemmingsverordening WWB
2013, die geldt vanaf 1 januari 2013.
Voor de beoordeling van recidive op grond van deze verordening geldt dat
alle al vastgestelde besluiten tot verlaging van de bijstand op grond
van voorgaande afstemmingsverordeningen, zoals die van
toepassing waren vóór 1 januari 2015, meetellen bij de beoordeling van
recidive.
Artikel 21 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening
Participatiewet.
Artikel 22 Inwerkingtreding
- 1.
Na haar bekendmaking treedt de verordening in werking op 1
januari 2015.
- 2.
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening is
ingetrokken de Afstemmingsverordening WWB 2013, door de raad
laatstelijk vastgesteld in zijn vergadering van 11 december
2012.