Organisatie | Huizen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Voorzieningenverordening WMO 2010. |
Citeertitel | Voorzieningenverordening WMO 2010. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
WMO, art. 5
besluit WMO
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-03-2010 | 01-01-2010 | 12-04-2013 | nieuwe regeling | 11-02-2010 nieuwsblad voor huizen, 4 maart 2010 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
VOORZIENINGENVERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2010.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 3
Artikel 1. Begripsbepalingen 3
Artikel 2. Toekenning- en weigeringsgronden 4
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen. 6
Artikel 4. Voorziening in natura 6
Artikel 5. Financiële tegemoetkoming. 6
Artikel 6. Persoonsgebonden budget. 6
Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel. 6
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden. 8
Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden. 8
Artikel 9. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden. 8
Artikel 10. Gebruikelijke zorg. 8
Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden. 8
Artikel 12. Omvang van het persoonsgebonden budget. 8
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen. 9
Artikel 13. Vormen van woonvoorzieningen. 9
Artikel 14. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen. 9
Artikel 15. Soorten individuele woonvoorzieningen. 9
Artikel 16. Primaat van de verhuizing. 9
Artikel 17. Primaat van de losse woonunit. 9
Artikel 20. Terugbetaling bij verkoop. 10
Artikel 20A Tijdelijke huisvesting en dubbele woonlasten 10
Artikel 20B Verplichtingen en voorwaarden bij verstrekking van een woonvoorziening 10
Artikel 20C Verwerven van grond 10
Artikel 20D Keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening 11
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. 12
Artikel 21. Vormen van vervoersvoorzieningen 12
Artikel 22. Het recht op een algemene voorziening 12
Artikel 23. Het primaat van het collectief vervoer 12
Artikel 24. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen 12
Artikel 25. Omvang in gebied en in kilometers. 12
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning. 13
Artikel 26. Vormen van rolstoelvoorzieningen. 13
Artikel 27. Primaat algemene voorziening bij incidenteel rolstoelgebruik of sportrolstoel 13
Artikel 28. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners. 13
Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten 14
Artikel 29. Gebruik aanvraagformulier. 14
Artikel 30. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. 14
Artikel 31. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking. 14
Artikel 32. Samenhangende afstemming. 14
Artikel 33. Wijzigingen in de situatie. 14
Artikel 35. Intrekking van een voorziening 15
Artikel 36. Terugvordering en verrekening 15
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen. 16
Artikel 37. Hardheidsclausule. 16
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Inkomen: het netto inkomen van de aanvrager indien de aanvrager geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 7 Wmo, het gezamenlijk netto-inkomen van de ouders of pleegouders van de aanvrager, indien de aanvrager jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 7 Wmo, het gezamenlijk netto-inkomen van de aanvrager en zijn echtgenoot, indien de belanghebbende een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 7 Wmo;
Sociaal minimum: de van toepassing zijnde normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een aanvrager 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de toeslag, genoemd in artikel 25 lid 2 van de Wet werk en bijstand, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23 lid 2 van de Wet werk en bijstand;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres de aanvrager in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan.
Artikel 2. Toekenning- en weigeringsgronden
Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:
deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of zoveel mogelijk te verminderen;
2.Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande “Verordening voorzieningen gehandicapten Gemeente Huizen ” is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
Specifieke weigeringsgronden woonvoorzieningen
Geen woonvoorziening wordt toegekend:
indien de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;
indien de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar of woont in een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Specifieke weigeringsgronden vervoersvoorzieningen
4.Geen vervoersvoorziening wordt toegekend voor vervoer van en naar de arbeidsplaats, vervoer van en naar een onderwijsinstelling of vervoer van medisch aard indien recht op een tegemoetkoming in de kosten bestaat of indien anderszins een tegemoetkoming in de kosten wordt verstrekt.
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.
Artikel 4. Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst Gemeente Huizen van toepassing.
Artikel 6. Persoonsgebonden budget.
de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals is bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Huizen 2010.
Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in lid 3 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.
Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 10. Gebruikelijke zorg.
In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer meerderjarige huisgenoten behoren die in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op hulp bij het huishouden in hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, hobbyruimten, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft hulp bij het huishouden in gemeenschappelijke ruimten.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.
Artikel 13. Vormen van woonvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 14. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Artikel 15. Soorten individuele woonvoorzieningen.
De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 16. Primaat van de verhuizing.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder e. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen en wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Artikel 17. Primaat van de losse woonunit.
Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening of een uitraasruimte bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, hobbyruimten, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
Artikel 20. Terugbetaling bij verkoop.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 20 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Huizen door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
Artikel 20A Tijdelijke huisvesting en dubbele woonlasten
Het college verleent een financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 15 onder a, voor de periode dat de huidige woonruimte als gevolg van een bouwkundige of woontechnische aanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan dan wel de nog te betrekken woning als gevolg van de woningaanpassing nog niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan.
Artikel 20C Verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 15 lid c of e van de verordening, tot gevolg heeft dat extra grond moet worden verworven, verleent het college hiervoor een bijdrage die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buiten-ruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage 1
Artikel 20D Keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening
Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van inspectie/keuring, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 15 sub f indien de woonvoorzienig is verstrekt in het kader van de Wmo, Wvg of RGSHG en deze betrekking hebben op:
c.electromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 21. Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 22. Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 21 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen
Artikel 23. Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 21, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer
Artikel 24. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen meer bedraagt dan 130 % van het sociaal minimum, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare individuele voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 25. Omvang in gebied en in kilometers.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 26. Vormen van rolstoelvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 27. Primaat algemene voorziening bij incidenteel rolstoelgebruik of sportrolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien langdurig noodzakelijk aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of niet beschikbaar is..
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 26, onder e. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen sportbeoefening zonder de aangepaste andere sportvoorziening niet mogelijk is.
Artikel 28. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.
In uitzondering op het gestelde in artikel 27, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 29. Gebruik aanvraagformulier.
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Artikel 30. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
De aanvraag dient te worden ingediend bij het loket Wonen Welzijn Zorg van de Gemeente Huizen in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend
Artikel 33. Wijzigingen in de situatie.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Het college kan periodiek een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op toegekende voorzieningen.
Artikel 35. Intrekking van een voorziening
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget anders dan voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 37. Hardheidsclausule.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Huizen geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010
De Voorzieningenverordening WMO 2006 wordt ingetrokken per 1 januari 2010.
Deze verordening wordt aangehaald als: Voorzieningenverordening WMO 2010.