Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drechterland

Huisvestingsverordening gemeente Drechterland 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrechterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening gemeente Drechterland 2007
CiteertitelHuisvestingsverordening gemeente Drechterland 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

volkshuisvesting en woningbouw

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Huisvestingswet, art. 2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-10-200722-03-2012nieuwe regeling

11-10-2007

de Middenstander, 24-10-2007

4.1

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening gemeente Drechterland 2007

De raad van de gemeente Drechterland;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Huisvestingswet;

 

BESLUIT:

 

1. In te trekken de Huisvestingsverordening gemeente Drechterland, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 oktober 2002, nr. 10 – 8 en de Huisvestingsverordening gemeente Venhuizen, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2002;

2. vast te stellen de verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de onttrekking van woonruimte

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. besluit: het Huisvestingsbesluit;

b. corporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet of een gemeentelijk woningbedrijf;

c. economische binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub l, van de

Huisvestingswet bepaalde;

d. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de Huisvestingswet bepaalde;

e. gebruiksoppervlakte: het totaal van de tussen omsluitende wanden gelegen vloeroppervlakte van de ruimten in een woonruimte

f. publicatie woningaanbod: het periodiek openbaar gemaakt of aan

woningzoekenden toegezonden aanbod van voor verhuur beschikbaar komende woonruimte, waarop elke woningzoekende of de woningzoekende waaraan het aanbod is toegezonden op eigen initiatief kan reageren;

g. huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een

duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren

h. huur/inkomenstabel: de door burgemeester en wethouders vast te stellen tabel, waarin de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij tenminste en ten hoogste toegestane inkomen is opgenomen;

i. huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1, sub j, van de Huisvestingswet bepaalde;

j. huurprijsgrens: de aftoppingsgrenzen zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, van de Wet op de huurtoeslag;

k. huurwoning: een woonruimte waarvoor de gebruiker een vergoeding is

verschuldigd, of ten aanzien waarvan de gebruiker een huurovereenkomst is aangegaan;

l. inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet op huurtoeslag;

m. inschrijfduur: de termijn dat een woningzoekende van tenminste 18 jaar, die niet zelfstandig een in de regio gelegen huurwoning bewoont, bij een verhuurder staat ingeschreven voor een voor verhuur beschikbaar komende woning;

n. klachtencommissie: de commissie als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de

Huisvestingswet;

o. koopprijsgrens: de door burgemeester en wethouders vast te stellen grens;

p. leegstaan: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub i, van de Huisvestingswet bepaalde;

q. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub m, van de Huisvestingswet bepaalde;

r. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Huisvestingswet;

s. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning;

t. regio: de gemeenten die zijn gelegen in het gebied van het voormalige

Samenwerkingsorgaan Westfriesland;

u. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub h, van de

Woningwet;

v. starter: een huishouden dat na verhuizing, hoofdbewoner wordt en nieuw

gevormd is, zoals iemand die voor het eerst zelfstandig gaat wonen of na een relatieverbreking;

w. urgentiecommissie: de in regionaal verband ingestelde commissie die

burgemeester en wethouders adviseert ter zake van artikel 10;

x. woonduur: de onafgebroken periode gedurende welke een woningzoekende de huidige in de regio gelegen huurwoning zelfstandig bewoont en op dat adres ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);

y. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub b, van de

Huisvestingswet bepaalde;

z. woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw,als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub e, van de Woningwet.

Hoofdstuk 2 Verdeling van huurwoningen

Paragraaf 2 Huurprijsgrens

Artikel 2  

  • 1.

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimten in eigendom van een corporatie met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de toepassing van deze verordening mede van toepassing is op verhuurders van huurwoningen, niet zijnde een corporatie, met een huurprijs beneden de huurprijsgrens.

Artikel 3  

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:

a. woonruimten, bestemd voor inwoning, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de Huisvestingswet;

b. zorg- en aanleunwoningen, die als zodanig zijn aangemerkt door burgemeester en wethouders, waarvoor de toewijzing via een indicatie van de indicatiecommissie als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geschiedt;

c. onzelfstandige woonruimten;

d. ligplaatsen voor een woonschip;

e. standplaatsen voor een woonwagen.

Paragraaf 3 Huisvestingsovereenkomst

Artikel 4  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen met de in hun gemeente werkzame corporatie(s) een overeenkomst afsluiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Huisvestingswet.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders gebruik maken van het bepaalde in lid 1 wordt een klachtencommissie ingesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 2, van de Huisvestingswet.

Paragraaf 4 Lokaal maatwerk

Artikel 5  

  • 1.

    Op lokaal niveau kan de woonruimteverdeling, nadere invulling krijgen. Het lokaal maatwerk is aanvullend op de regels van deze Verordening.

  • 2.

    Afspraken in het kader van lid 1 worden vastgelegd in de in artikel 4, lid 1, bedoelde overeenkomst(en).

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met de corporatie, als onderdeel van lokaal maatwerk als bedoeld in lid 1, voorschriften in de overeenkomst opnemen over:

    - de grootte van het huishouden in relatie tot de grootte van de woonruimte

    - het inkomen van het huishouden in relatie tot de huurprijs van de woning.

Paragraaf 5 Vraag en aanbod

Artikel 6  

  • 1.

    De corporatie dient haar voor verhuur vrijkomende woonruimte door

    publicatie of toezending aan woningzoekenden aan te bieden, onder

    vermelding van in ieder geval:

    a. het adres van de woonruimte;

    b. het woningtype;

    c. de huurprijs van de woonruimte;

    d. de voorwaarde waaraan woningzoekende moeten voldoen om voor

    toewijzing van de woonruimte in aanmerking te komen;

    e. de wijze waarop en de termijn waarbinnen woningzoekenden op het

    gepubliceerd woningaanbod kunnen reageren;

    f. de eigenaar of verhuurder van de woonruimte;

  • 2.

    De voorwaarden bedoeld in lid 1, sub d, behoeven vooraf instemming van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Inschrijven als woningzoekende is noodzakelijk indien geen woonduur wordt opgebouwd. Bij toepassing van het distributiesysteem is inschrijven voor de toewijzing van woonruimte altijd noodzakelijk. Woonduur wordt uitsluitend toegekend indien bij vertrek de woning leeg en voor verhuur wordt achtergelaten. Er kan uitsluitend een beroep op woonduur worden gedaan als de woningzoekende bij de verhuurder staat geregistreerd.

  • 4.

    De corporatie dient de woningzoekende die voor een overeenkomstig lid 1 aangeboden woonruimte in aanmerking komt te selecteren uit de

    woningzoekenden die op de betreffende te huur aangeboden woonruimte hebben gereageerd en aan de in lid 1, sub d, bedoelde voorwaarden voldoen. De corporatie dient daarbij de volgende volgordecriteria in acht te nemen:

    a. de woningzoekende met respectievelijk de langste woonduur c.q.

    inschrijfduur;

    b. bij toepassing van de volgordecriteria als bedoeld in sub a zijn, voor wat betreft de woonduur, de gegevens uit de gemeentelijke

    basisadministratie bepalend;

    c. bij de toewijzing van een aangeboden woonruimte wordt geen

    onderscheid gemaakt tussen woonduur en inschrijfduur.

  • 5.

    a. Door of namens burgemeester en wethouder wordt zorggedragen voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

    b. Het bepaalde onder sub a heeft eveneens betrekking op

    woningzoekenden, die een beroep kunnen doen op de

    woonduurregeling.

    c. Voor zover dat verplicht is gesteld dient de inschrijving of registratie zoals bedoeld onder sub a jaarlijks te worden verlengd.

    d. Voor de inschrijving als bedoeld onder sub a of de verlenging als

    bedoeld onder sub c kunnen door burgemeester en wethouders, of

    indien de inschrijving namens burgemeester en wethouders

    plaatsvindt, onder goedkeuring van burgemeester en wethouders,

    inschrijvingskosten c.q. kosten voor verlening van de inschrijfduur

    worden vastgesteld.

  • 6.

    Woningzoekenden die een huurwoning in de regio leeg en voor verhuur

    beschikbaar achterlaten en waarvan de huidige huur is gelegen beneden de op basis van Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar en waarvan de huur van de aangeboden woning boven de op basis van de Wet op de huurtoeslag vastgestelde maximale huurgrens voor personen beneden de 23 jaar is gelegen, ontvangen, in aanvulling op de feitelijke situatie, een extra woonduur van vijf jaar.

  • 7.

    De corporatie dient openbaar bekend te maken:

    a. de woonduur en/of inschrijfduur van de woningzoekende aan wie de

    woonruimte is toegewezen, alsmede de woningen die met urgentie zijn

    toegewezen;

    b. de woningen die niet overeenkomstig lid 1 zijn toegewezen;

    c. het bepaalde in sub a en b is niet van toepassing, indien overeenkomstig het bepaalde in lid 10, de woonruimte wordt toegewezen op basis van het distributiesysteem.

  • 8.

    Indien de woonruimte een aangewezen specifieke seniorenwoning betreft, worden in afwijking van het bepaalde in lid 4, geen inschrijf-c.q. woonduurjaren opgebouwd, indien betrokkene de leeftijd van 50 jaar nog niet heeft bereikt.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie afwijkingtoestaan van het bepaalde in lid 1 tot en met 3, indien aannemelijk wordt gemaakt dat toewijzing van woonruimte plaats vindt met inachtneming van het bepaalde in de huisvestingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4.3, indien aannemelijk wordt gemaakt dat toewijzing van woonruimte plaats vindt met inachtneming van het bepaalde in de huisvestingsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4.

  • 10.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie, in afwijking van het bepaalde in lid 1, akkoord gaan met toewijzing van woonruimte op basis van het distributiesysteem. Indien deze toestemming wordt verleend dient de corporatie de voor verhuur vrijkomende woonruimte schriftelijk aan te bieden aan een woningzoekende die daarvoor op grond van de in lid 4 genoemde

    volgordecriteria en de overige van toepassing zijnde voorwaarden in aanmerking komt. De corporatie kan daarbij kiezen voor een meervoudige aanbieding.

  • 11

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de corporatie afwijking toestaan van het bepaalde in lid 4 indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen toewijzing van de woonruimte.

Paragraaf 6 Melden van leegstaan en de Leegstandswet

Artikel 7  

Zodra het leegstaan van woonruimte langer duurt dan twee maanden is de corporatie verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.

Artikel 8  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen de aanvrager een vergunning op grond van de Leegstandwet voor tijdelijke verhuur indien het bepaalde in de Leegstandwet zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    De aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij

    burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De beslissing op de aanvraag wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de aanvrager.

  • 4.

    In de vergunning als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval vermeld:

    a. de woonruimte waarop zij betrekking heeft;

    b. de naam van degene aan wie de vergunning is verstrekt;

    c. het tijdvak waarvoor de vergunning is verstrekt;

    d. de huurprijs waartegen de woonruimte ten hoogste mag worden verhuurd.

Paragraaf 7 Urgentie

Artikel 9  

De in regionaal verband ingestelde urgentiecommissie die burgemeester en wethouders bindend advies uitbrengt omtrent de urgentie van de woningzoekende.

Artikel 10  

  • 1.

    De woningzoekende kan een aanvraag indienen tot het verlenen van urgentie bij de toewijzing van passende woonruimte.

  • 2.

    De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij de corporatie en gericht aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het verlenen van urgentie als bedoeld in lid 1 houdt in het verlenen van een extra woonduur of inschrijfduur van vier jaar.

  • 4.

    Urgentie kan worden verleend aan woningzoekenden die voldoen aan tenminste één van de volgende criteria:

    a. medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met medische omstandigheden permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun woonsituatie. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien bij de aanvraag een verklaring wordt overgelegd van een professionele medische, psychiatrische en/of sociale hulpverleningsinstantie, zonodig aangevuld met een advies van de GGD;

    b. sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met sociale of psychische omstandigheden ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in hun huidige woonsituatie. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien dit blijkt uit een proces-verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld met gegevens van justitie en/of een professionele sociale hulpverleningsinstantie en indien gewenst een advies van de corporatie;

    c. economisch en maatschappelijk: economisch en maatschappelijk

    geïndiceerden zijn woningzoekenden die beschikken over een

    economische of maatschappelijke binding. Van een dergelijke

    omstandigheid kan sprake zijn indien door het aanvaarden van een

    werkkring in de regio de woon-werk afstand onoverkomelijk is waarbij

    tevens van invloed zijn: de spanning op de arbeidsmarkt, de financiële

    mogelijkheden van de aanvrager, de gepleegde inspanningen van de

    werkgever en het belang van de regionale samenleving;

    d. echtscheiding/verbreken samenleving: zijn woningzoekenden die van echtscheiden of hun samenwoning verbreken. Urgentie op deze grond kan uitsluitend aan één gewezen partner worden verleend en uitsluitend, indien:

    a. de woningzoekende op grond van de wet of een rechterlijke

    uitspraak geheel met de zorg voor zijn minderjarige kind(eren) is

    belast;

    b. er aantoonbaar een poging is gedaan om het huur/kooprecht van

    de huidige woning te behouden en dit niet is geslaagd.

    e. financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die buiten hun schuld te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang door acute en/of onvoorziene omstandigheden waardoor de huidige woonruimte niet langer betaalbaar is.

    f. leefbaarheid: hieronder vallen woningzoekenden met ernstige relationele problemen met buren of buurt, waardoor sprake is van een acuut woonprobleem, waarbij de woningzoekende, de verhuurder en

    hulpverlenende instantie alles in het werk hebben gesteld de situatie weer leefbaar te maken. Er kan alleen een beroep worden gedaan op deze omstandigheid indien dit blijkt uit een proces-verbaal van de politie, zomogelijk aangevuld met gegevens van justitie en/of een professionele hulpverleningsinstantie en indien gewenst een advies van de corporatie.

  • 5.

    Urgentie kan uitsluitend worden verleend aan woningzoekenden die ingezetenen zijn, dan wel beschikken over een economische of maatschappelijke binding, dan wel in de positie verkeren als bedoeld in artikel 13c, lid 1, van de Huisvestingswet en over de Nederlandse nationaliteit beschikken dan wel in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel in Nederland en buiten hun schuld in een dusdanige situatie

    verkeren dat zij op korte termijn andere woonruimte behoeven en naar verwachting bij toepassing van de in artikel 6, lid 4, bedoelde volgordecriteria niet binnen die termijn andere woonruimte zullen krijgen en hun betreffende situatie niet op andere wijze kunnen oplossen.

  • 6.

    a. De in lid 3 bedoelde urgentie geldt voor een termijn van vier maanden;

    b. Indien de woningzoekende met een urgentie zoals bedoeld in lid 3, niet binnen de vastgestelde termijn woonruimte heeft gevonden, wordt binnen een termijn van vier maanden eenmalig een passende woonruimte aangeboden. Deze laatstgenoemde termijn kan worden verlengd met vier maanden indien geen passend aanbod beschikbaar is gekomen;

    c. Bij de woningaanbieding zoals bedoeld onder sub b wordt geen rekening gehouden met specifieke woonwensen zoals wijkvoorkeur en woningtype;

    d. Indien het woningaanbod zoals bedoeld onder sub b wordt geweigerd

    vervalt de op basis van het derde lid toegekende urgentie.

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde onder lid 6 wordt, indien het distributiemodel van toepassing is, aan een woningzoekende met een urgentie, binnen een termijn van maximaal 8 maanden eenmalig een passende woonruimte aangeboden. Het bepaalde in lid 6, sub c en d, is daarbij van toepassing.

  • 8.

    De termijn zoals bedoeld in lid 7 kan eenmalig met 4 maanden worden verlengd.

Artikel 11  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de in artikel 10, lid 1, bedoelde aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag en de daarbij over te leggen bescheiden en brengen de beslissing ter kennis van de aanvrager;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing als bedoeld in lid 1 voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 12  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien:

    a. aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentie niet meer wordt voldaan;

    b. de urgentie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de houder van de urgentie wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren;

    c. de houder van de urgentie daarom verzoekt.

  • 2.

    De urgentieverklaring vervalt van rechtswege indien de houder van de urgentie na de afgifte van de urgentie zelfstandige woonruimte in gebruik heeft genomen.

  • 3.

    De urgentieverklaring vervalt eveneens van rechtswege indien de termijn, waarvoor zij is verstrekt, is verstreken.

Hoofdstuk 3 Bijzondere woonvormen

Paragraaf 8 Standplaatsen voor woonwagens en huurwoonwagens

Artikel 13  

  • 1.

    Het is verboden zonder toestemming van burgemeester en wethouders een standplaats in gebruik te nemen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen toestemming voor het in gebruik nemen van een standplaats en/of een huurwoonwagen, welke is toegewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.

Artikel 14  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders leggen een register van standplaatszoekenden en/of huurwoonwagenzoekenden aan.

  • 2.

    De standplaatszoekenden en/of huurwoonwagenzoekenden worden opgenomen in het register als bedoeld in lid 1 onder vermelding van de gegevens die nodig zijn om de volgorde als bedoeld in artikel 15 te bepalen.

  • 3.

    De standplaatszoekenden en/of huurwoonwagenzoekenden ontvangen schriftelijk bericht van de inschrijving.

  • 4.

    De inschrijving als standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende vervalt, indien:

    a. de standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende een door

    burgemeester en wethouders toegewezen standplaats en/of woonwagen

    heeft aanvaard;

    b. de standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende tweemaal een door burgemeester en wethouders aangeboden standplaats en/of

    woonwagen zonder geldige reden heeft geweigerd;

    c. de standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende andere

    woonruimte heeft geaccepteerd.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in lid 4 sub b. en c., kunnen burgemeester en wethouders besluiten de inschrijving niet te doen vervallen, indien de standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende naar hun oordeel aannemelijk maakt, dat er sprake is van bijzondere medische en/of sociale omstandigheden, welke het weigeren van de standplaats c.q. het accepteren van de huurwoonwagen, rechtvaardigen.

  • 6.

    De standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende wordt binnen 4 weken na het vervallen van de inschrijving daarvan in kennis gesteld.

Artikel 15  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders wijzen een standplaats en/of een woonwagen, zoals bedoeld in artikel 1, toe aan een standplaatszoekende en/of huurwoonwagenzoekende op basis van de prioriteiten:

    a. eerste prioriteit hebben standplaats- en/of huurwoonwagenzoekenden, die bloed- of aanverwanten zijn tot en met de derde graad van degenen die met toestemming van burgemeester en wethouders een standplaats innemen op het woonwagencentrum waartoe de toe te wijzen standplaats behoort c.q. woonruimte hebben betrokken maar hechten aan terugkeer naar het woonwagencentrum waartoe de toe te wijzen standplaats behoort;

    b. tweede prioriteit hebben standplaats- en of huurwoonwagenzoekenden die een standplaats innemen op het woonwagencentrum, waartoe de toe te wijzen standplaats en/of woonwagen behoort en in aanmerking willen komen voor een andere standplaats en waarbij de standplaats die wordt verlaten leeg wordt opgeleverd en voor verhuur beschikbaar komt

    c. derde prioriteit hebben de overige standplaats- en/of

    huurwoonwagenzoekenden.

  • 2.

    De onderlinge volgorde van standplaats- en/of huurwoonwagenzoekenden met dezelfde prioriteit wordt bepaald door de datum van inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 14, lid1, met dien verstande, dat de kandidaat, die het langst staat ingeschreven, de hoogste prioriteit heeft.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders wijzen slechts een huurwoonwagenstandplaats toe indien de standplaatszoekende kan aantonen, dat daarop binnen een termijn van 3 maanden na het aangaan van de huurovereenkomst, een woonwagen zal worden

    geplaatst; op verzoek kunnen burgemeester en wethouders deze termijn met drie maanden verlengen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen slechts een huurwoonwagen toewijzen, indien aan betrokkene tevens een standplaats is of kan worden verstrekt.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, indien er naar hun oordeel sprake is van bijzondere medische en/of sociale omstandigheden van de standplaats- en/of huurwoonwagenzoekende.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1, kunnen burgemeester en wethouders een standplaats toewijzen, indien vanwege de uitvoering van herstructureringsplannen de huidige standplaats niet in stand kan blijven.

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1, kunnen burgemeester en wethouders een standplaats toewijzen, indien sprake is van een standplaatsruil.

Hoofdstuk 4 Klachten

Paragraaf 9 Klachtencommissie

Artikel 16  

  • 1.

    Bij de in regionaal verband ingestelde klachtencommissie kunnen

    woningzoekenden een klacht kunnen indienen met betrekking tot het (niet) inschrijven als woningzoekende bij de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte en woonwagenstandplaatsen, het (niet) toewijzen van een woning door de gemeente respectievelijk de corporatie en de behandeling door de gemeente respectievelijk de eigenaar van woonruimte in het algemeen, voor zover deze

    behandeling betrekking heeft op de uitvoering van de op basis van artikel 4 afgesloten overeenkomst.

  • 2.

    De commissie verricht haar taak in alle onafhankelijkheid. Voor zover het betreft klachten waarvoor geen voorziening ingevolge de Algemene wet bestuursrecht open staat en die het gevolg zijn van activiteiten van de corporatie op basis van de huisvestingsovereenkomst, doet de commissie bindende uitspraken. Indien andere zaken aan de commissie worden voorgelegd, strekt de uitspraak van de commissie burgemeester en wethouders tot advies.

  • 3.

    De samenstelling, procedure van benoeming en werkwijze van de commissie wordt bij apart besluit door de gemeenteraad geregeld.

Hoofdstuk 5 Overgangs-, straf-, slot- en overige bepalingen

Paragraaf 10 Overleg bij wijziging

Artikel 17  

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de ingevolge de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Paragraaf 11 Handhaving en strafbepalingen

Artikel 18  

Overtreding van het bepaalde in artikel 7 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie, zoals bedoeld in artikel 23, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 19  

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van het bij artikel 17 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in lid 1 genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Huisvestingswet.

Paragraaf 12 Slotbepalingen

Artikel 20  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

  • 2.

    Het gestelde in het eerste lid is eveneens van toepassing indien op grond van artikel 4 van de Huisvestingswet de uitvoering van de paragrafen 5 en 7 is overgedragen aan de corporatie.

Artikel 21  

  • 1.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij een rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte richtinggevend is.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in deze verordening afwijken of afwijking daarvan toestaan ten behoeve van experimenten die in het belang zijn van de volkshuisvesting.

Artikel 22  

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens de paragrafen 5 en 7 van deze verordening te mandateren aan de corporatie.

Artikel 23  

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening gemeente Drechterland 2007.

Artikel 24  

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de openbare bekendmaking.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding vervallen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3, de Huisvestingsverordening gemeente Drechterland 2002 en de Huisvestingsverordening gemeente Venhuizen 2002.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 blijven de artikelen 5 tot en met 11 van de Huisvestingsverordeningen gemeente Drechterland 2002 en gemeente Venhuizen 2002 in stand totdat burgemeester en wethouders met de corporatie lokaal maatwerk hebben vastgelegd in een huisvestingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Drechterland van 11 oktober 2007,

de griffier,

de voorzitter,