Organisatie | Berkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels jeugdhulp gemeente Berkelland 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels jeugdhulp gemeente Berkelland 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 05-03-2021 | nieuwe regeling | 16-12-2014 Berkelbericht, 23-12-2014 | Onbekend. |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4 en artikel 13 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Berkelland 2015;
overwegende, dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van de indiening van een aanvraag voor een individuele voorziening, de registratie en gespreksvoorbereiding, het te voeren gesprek met een jeugdige of zijn ouders, de verslaglegging, het ondersteuningsplan, de indiening van een aanvraag en de voorwaarden voor een complete aanvraag;
Indien een gesprek zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b. noodzakelijk wordt geacht, onderzoeken de Voormekaar teams zo spoedig mogelijk in ieder geval het volgende:
a.de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
Het college regelt in overleg met de Voormekaar teams, dat de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de toestemming die zal worden gevraagd om hun persoonsgegevens te kunnen verwerken.
Artikel 4 Gespreksverslag of ondersteuningsplan
Van het gesprek zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b. wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de wenselijkheid van verstrekking van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen. Indien de jeugdige of zijn ouders niet instemmen met het oordeel van het college, wordt dit eveneens in het verslag vastgelegd.
Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de wenselijkheid van toekenning van een individuele voorziening, zo nodig in combinatie met een overige voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.
Artikel 5 De aanvraag voor een individuele voorziening
Een niet voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan wordt alleen als een gecompleteerde aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd, indien de jeugdige of zijn ouders aan het wijkteam te kennen hebben gegeven een dergelijke aanvraag te wensen met het oog op het indienen van bezwaar.
Toelichting Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Berkelland 2015
Deze beleidsregels vormen een uitwerking van artikel 4 van de
Verordening Jeugdhulp gemeente Berkelland 2015. Deze verordening is gebaseerd
op de “Wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid
voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij
opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen”,
De in deze beleidsregels vervatte artikelen hebben betrekking op de
indiening van een aanvraag voor een individuele voorziening, de registratie
en gespreksvoorbereiding, het te voeren gesprek met een jeugdige of zijn
ouders, de verslaglegging, het ondersteuningsplan, de indiening van een
aanvraag, alsmede de voorwaarden voor een complete aanvraag.
Gedurende de in de beleidsregels beschreven periode tussen het gesprek
van de jeugdige met de jeugd- en gezinscoach over de hulpvraag en de
eventuele verstrekking van een beschikking voor een individuele
voorziening, zijn er enkele momenten te benoemen waarbij richtinggevende
termijnen met het oog op de rechtsbescherming van belang zijn. Daarom
zijn een onderzoeks- of gespreksverslag of een ondersteuningsplan in de
beleidsregels genoemd als documenten die met het oog op completering
van de aanvraag voor een individuele voorziening van groot belang zijn en
altijd ter ondertekening dienen te worden aangeboden. Indien vervolgens
uit het ‘niet-voor-akkoord’ ondertekenen blijkt dat de jeugdige of zijn ouders
het niet eens zijn met de inhoud van deze documenten, verstrekt het
college desgewenst een formele beschikking waartegen de betrokkene
Uit oogpunt van rechtsbescherming is het van belang dat er geen
onredelijke doorlooptijden ontstaan. Deze hangen echter in de praktijk
samen met de mate van complexiteit van de hulpvraag. Wat betreft de
beslissingstermijnen wordt aangesloten bij de termijnen zoals vastgelegd in
de Algemene wet bestuursrecht.
De begripsbepalingen spreken voor zich.
Artikel 2 Registratie en gespreksvoorbereiding
Lid 1 van dit artikel biedt het college de mogelijkheid om de uitvoering van
de onder a. tot en met d. vermelde onderwerpen in overleg met de
Voormekaarteams nader uit te werken in, bij voorkeur, werkinstructies. Het is wenselijk om hierbij zoveel mogelijk af te stemmen op de registratievereisten, de
afwegingsfactoren om wel of niet een gesprek te voeren en de termijnen
die met betrekking tot de WMO zullen worden gehanteerd.
Lid 2 beoogt de situatie te voorkomen dat een lid van het Voormekaarteam dat
tevens als cliëntondersteuner bij een jeugdige of zijn ouders is betrokken,
binnen het Voormekaarteam meebeslist over de eventuele inzet van een individuele
jeugdhulpvoorziening voor de desbetreffende jeugdige. In de ogen van het
college zou dit een inbreuk betekenen op een van de leidende principes
van het Voormekaarteam, te weten dat het Voormekaarteam ‘breed moet kijken’ en niet moet optreden als individuele belangenbehartiger. In de parlementaire
behandeling van de nieuwe Wmo is bij amendement een vergelijkbare lijn
voorgesteld om de combinatie van cliëntondersteuning en beslissen over
een maatwerkvoorziening tegen te gaan.
Lid 3 is ter bestrijding van onnodige bureaucratie. Dit bepaalt dat het
college in overleg met de jeugdige of ouders van een gesprek kan afzien
indien de gespreksvoorbereiding al een afgerond beeld oplevert. Wel dient
dan nog formeel te worden vastgesteld dat er tussen de jeugdige of zijn
ouders en het Voormekaarteam overeenstemming is over het wel of niet toeleiden
naar een overige voorziening of wel of niet verlenen van een individuele
voorziening. In verband hiermee wordt altijd een verslag gemaakt en ter
ondertekening voorgelegd. Het verslag kan vervolgens de basis zijn voor
het toeleiden naar een overige voorziening of voor het verlenen of weigeren
van een individuele voorziening. In het laatste geval regelt artikel 5, derde
lid dat van een complete aanvraag in de zin van de Awb wordt uitgegaan.
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en
omstandigheden van de specifieke hulpvraag duidelijk zijn. Het ligt daarom
voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en ouders hierover
wordt gesproken. Hierbij kan ook sprake zijn van meerdere, elkaar
opvolgende gesprekken. In het kader van deze beleidsregels worden deze
gesprekken beschouwd als onderdelen van een samenhangend geheel,
leidend tot één gespreksverslag en/of ondersteuningsplan. Hetgeen
vervolgens aan de jeugdige of zijn ouders voor ondertekening wordt
In de aanhef van lid 1 is opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk
na de voorbereiding van het gesprek dient plaats te vinden. Het hangt af
van de situatie hoe snel het gesprek kan of moet plaatsvinden.
In de onderdelen a tot en met f zijn de onderwerpen van het gesprek
weergegeven die in ieder geval aan de orde moeten worden gesteld. In
werkinstructies kunnen eventueel aanvullende onderwerpen worden
voorgeschreven, mits het items zijn die bijdragen aan maatwerk voor de
cliënt. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal
gespreksonderwerpen niet altijd meer uitgediept hoeven te worden en kan
bijvoorbeeld alleen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn.
Komt een jeugdige of een ouder voor het eerst bij de gemeente, dan zal het
gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te
krijgen. In onderdeel b. wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders
voorop gesteld overeenkomstig het uitgangspunt van de wet dat de
verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen
allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken
voorziening kan juist ook nodig zijn om de mate van probleemoplossend
vermogen van de jeugdige en zijn ouders te versterken.
Bij onderdeel g is het bepaalde in de Memorie van Toelichting bij artikel 2.9 van de wet van belang:
De gemeente dient op grond van onderdeel b in haar verordening de wijze
waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening
plaatsvindt, af te stemmen met andere voorzieningen op het gebied van
zorg (curatieve en langdurige zorg), onderwijs, maatschappelijke
ondersteuning, werk en inkomen. Te denken valt hierbij aan een
voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de AWBZ of de Zvw
en een voorziening op het gebied van passend onderwijs. Ook hiermee
wordt de burger rechtszekerheid geboden.
De onderdelen h. en i. betreffen respectievelijk het rekening houden met de
godsdienst of levensovertuiging van de jeugdige of zijn ouders en de
keuzevrijheid die hen wordt geboden ten aanzien van de vorm waarin de
hulp zal worden verstrekt. Het college biedt nadrukkelijk de mogelijkheid
om in plaats van zorg in natura, een verstrekking in de vorm van een pgb te
Verder dient het tweede lid van dit artikel ertoe om ouders te informeren
over een eventuele ouderbijdrage. In artikel 8.2.3 van de wet is namelijk
bepaald dat de ouderbijdrage door ‘het bestuursorgaan dat met de inning is
belast’ wordt vastgesteld en ten behoeve van de gemeente wordt geïnd. Dit
is het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Hier kan de gemeente niet van
Ten slotte wordt in het derde lid de mogelijkheid aan het college geboden
om in overleg met de Voormekaarteams, bij voorkeur via werkinstructies, te regelen
hoe de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden
geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en
plichten, de vervolgprocedure en de toestemming voor verwerking van hun
Artikel 4 Het gespreksverslag of ondersteuningsplan
Lid 1 van dit artikel regelt dat bij een door het college in het gesprek
geconstateerde wenselijkheid van toekenning van een overige voorziening,
dit duidelijk in het verslag wordt vermeld. Hierbij moet eveneens duidelijk
worden aangegeven dat toeleiding naar alleen een overige voorziening tot
gevolg heeft dat de procedure met het Voormekaarteam stopt.
Indien de medewerker van het Voormekaarteam en de jeugdige of zijn ouders een
individuele voorziening wenselijk achten, al dan niet in combinatie met een
overige voorziening, is lid 2 van toepassing. Er wordt dan een
ondersteuningsplan opgesteld dat bij de feitelijke hulpverlening kan worden
gebruikt. Dit ondersteuningsplan is een hulpverleningsplan als bedoeld in
de wet. In de denkbare situaties dat er al een familiegroepsplan is
opgesteld of de cliënt op voorstel van de hulpverlener om een dergelijk plan
verzoekt, dient dit als onderdeel van het ondersteuningsplan te worden
meegenomen. Indien de hulpvraag geen aanleiding geeft voor een
ondersteuningsplan, kan de jeugd- en gezinscoach dit achterwege laten.
Het ondersteuningsplan kan enkelvoudige hulp betreffen, maar ook
zorgarrangementen. Zowel het gespreksverslag als het ondersteuningsplan
dienen conform lid 3 zo spoedig mogelijk na het gesprek te worden
verstrekt. De jeugdige of zijn ouders moeten immers zo snel mogelijk duidelijkheid
krijgen over de rest van het traject.
Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of
het herstellen van feitelijke onjuistheden wordt geregeld in lid 4 van dit
Toekenning van een individuele voorziening door het college kan alleen op
basis van een aanvraag. In de Awb worden regels gegeven omtrent de
aanvraag. Deze beleidsregels wijken daarvan niet af.
Lid 1 wordt in de praktijk zo toegepast dat het college in overleg met het
Voormekaarteam in werkinstructies vastlegt hoe de aanvraag voor een individuele
voorziening concreet moet worden afgehandeld. Het betreft zaken zoals de
wijze waarop zal worden omgegaan met schriftelijke aanvragen en
verzoeken van jeugdigen of hun ouders om een beschikking in het geval
van een verwijzing door de huisarts, jeugdarts, of medisch specialist, of in
het geval er reeds acute crisishulp is verleend. De mogelijkheid om een
dergelijk verzoek in te dienen wordt geregeld in artikel 3a tot en met 3c van de Verordening. Ook kan het college in goed overleg met de
Voormekaarteams bepalen hoe het aanvraagformulier voor een schriftelijke
aanvraag eruit moet komen te zien en of bijvoorbeeld een via internet
verkrijgbaar formulier dient te worden gebruikt. Hierbij is onder andere een
goede afstemming op de WMO-praktijk geboden.
Lid 2 regelt dat ter completering van een aanvraag die op grond van lid 1
via een schriftelijke aanvraag is ingediend, een ondertekend
onderzoeksverslag, of gesprekverslag, of ondersteuningsplan wordt
Het bepaalde in lid 3 borgt de rechtsgang van de jeugdige of zijn ouders
indien deze er bijvoorbeeld niet mee instemmen dat zij worden toegeleid
naar een overige voorziening, omdat zij recht menen te hebben op een
individuele voorziening. Of in het geval dat zij het niet eens zijn met een
aanbod voor een specifiek type individuele voorziening. In die gevallen
kunnen zij ervoor kiezen het onderzoeksverslag, gespreksverslag of het
ondersteuningsplan voor niet-akkoord (en alleen voor gezien) te
ondertekenen, waardoor de gemeente deze zal verwerken als een
aanvraag, waarop een voor bezwaar vatbare beschikking zal volgen. Alleen
indien de cliënt expliciet heeft aangegeven de aanvraag stop te willen
zetten, is deze aanmerking als aanvraag niet van toepassing en volgt geen
De inwerkingtreding is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de