Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2015 |
Citeertitel | Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijk ondersteuning 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling (tevens intrekking van het Besluit Wmo 2014 gemeente Heerlen) | 09-12-2014 | OBM-14000075 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen,
gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
gelet op de artikelen 2, 7 vierde en vijfde lid, 8 derde lid, 9 derde en vierde lid, 10 tweede lid, 14, 15 tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Heerlen 2015;
gehoord hebbende de adviesraad MO Heerlen;
overwegende dat het noodzakelijk is om burgers te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
overwegende dat het noodzakelijk is om burgers met psychische of psychosociale problemen en burgers die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg , of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
vast te stellen de Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie Heerlen 2015.
HOOFDSTUK 1 Begrippen EN ALGEMENE BEPALINGEN
Deze regeling is van toepassing op maatschappelijke ondersteuning, voor zover dit betrekking heeft op de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen van de gemeente.
Procedureregels, melding en onderzoek
Het sociale buurtteam geldt exclusief, naast het regulier gemeentelijk loket, als voorziening voor het bieden van toegang in het kader van een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, tenzij de melding verband houdt met de behoefte aan beschermd wonen of opvang. Het sociale buurtteam is in de bedoelde gevallen tevens namens het college belast met het onderzoek en de overige werkzaamheden zoals beschreven in de artikelen 4 tot en met 7.
Artikel 5 Onderzoek; indienen persoonlijk plan
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
HOOFDSTUK 3 REGELS OMTRENT maatwerkvoorzieningen
Paragraaf 3.1 Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie exclusief woningaanpassingen, zelfstandig vervoer en hulpmiddelen.
Deze paragraaf is van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, met uitzondering van een woningaanpassing, een zelfstandige vervoersvoorziening en een hulpmiddel.
Artikel 11 Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
Een pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding en vervoer wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Artikel 12 Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget
Artikel 13 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget Hulp bij het Huishouden
De hoogte van het pgb ten behoeve van Hulp bij het Huishouden, uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk, per uur dienstverlening, komt overeen met het wettelijk minimum bruto uurloon, verhoogd met 8% vakantiegeld en 8,33% vakantiedagen, alsmede verhoogd met een vaste toeslag van € 1,90 per uur in verband met kosten verband houdend met het werkgeverschap.
De hoogte van het pgb ten behoeve van Hulp bij het Huishouden, uitgevoerd door anderen dan een persoon uit het sociaal netwerk, per uur dienstverlening, komt overeen met het maximaal bruto uurloon conform CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg, FWG 10 in het geval van basisondersteuning en FWG 15 in het geval van ondersteuning waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, verhoogd met 8% vakantiegeld en 8,33% vakantiedagen, alsmede verhoogd met 20% in verband met fiscale afdrachten alsmede een vaste toeslag van € 1,90 per uur in verband met kosten verband houdend met het werkgeverschap.
Artikel 14 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget persoonlijke begeleiding
De hoogte van het pgb ten behoeve van persoonlijke begeleiding, uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk, per uur dienstverlening, komt overeen met het wettelijk minimum bruto uurloon, verhoogd met 8% vakantiegeld en 8,33% vakantiedagen, alsmede verhoogd met een vaste toeslag van € 1,90 per uur in verband met kosten verband houdend met het werkgeverschap.
De hoogte van het pgb ten behoeve van persoonlijke begeleiding, uitgevoerd door anderen dan een persoon uit het sociaal netwerk, per uur dienstverlening, komt overeen met het maximaal bruto uurloon conform CAO Gehandicaptenzorg, FWG 40 in het geval van basisondersteuning en FWG 45 in het geval van ondersteuning waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, verhoogd met 8% vakantiegeld en 8,33% vakantiedagen, alsmede verhoogd met 20% in verband met fiscale afdrachten alsmede een vaste toeslag van € 1,90 per uur in verband met kosten verband houdend met het werkgeverschap.
Artikel 15 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget dagbesteding
De hoogte van het pgb ten behoeve van dagbesteding, per twee uur dienstverlening, komt overeen met het laagste tarief voor dergelijke begeleiding in natura door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds groepsbegeleiding of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning en anderzijds gespecialiseerde begeleiding met hoog intensieve ondersteuning door daartoe opgeleide personen.
Artikel 16 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget logeeropvang/ respijtzorg/ kortdurend verblijf
Artikel 17 Controle persoonsgebonden budget
Op basis van een steekproef wordt bij minimaal 10% van de budgethouders een controle gehouden. De groep bestaat uit budgethouders waarbij de Sociale Verzekeringsbank een signaal heeft afgegeven, aangevuld met een aselecte steekproef uit de budgethouders die een betaling hebben ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank en waarbij geen bijzonderheden zijn gesignaleerd.
volgt er bij het volgende verantwoordingsmoment een vervolgcontrole.
Indien uit de vervolgcontrole, zoals bedoeld in het vierde lid, blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria als genoemd in de artikelen 11 en 12 en het pgb juist besteed is, zullen de daaropvolgende verantwoordingsmomenten conform de steekproef, als bedoeld in het derde lid, worden uitgevoerd.
Het pgb ten behoeve van hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding en vervoer kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording noodzakelijk is. Dit bedraagt € 100,00 per jaar. Dit budget kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkosten, kosten voor de VOG-verklaring en scholing.
Artikel 18 Uitbetaling persoonsgebonden budget
Het pgb voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding eventueel al dan niet in combinatie met vervoer wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 2.6.2 van de wet, uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank.
Paragraaf 3.2 Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmiddelen
Deze paragraaf is van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie, in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmiddelen gericht op vervoer.
Artikel 21 Voorwaarden maatwerkvoorziening gericht op vervoer
Artikel 22 Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
Een pgb voor een vervoersvoorziening of hulpmiddel wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Het wederom verstrekken van een pgb voor een reeds eerdere verstrekte soortgelijke maatwerkvoorziening, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn van de betreffende maatwerkvoorziening, zoals deze geldt bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura, verstreken is.
Artikel 23 Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget
Artikel 24 Vaststelling persoonsgebonden budget voor vervoer
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een autoaanpassing komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situatie, met inachtneming van het programma van eisen, blijkens een offerte goedkoopst adequate voorziening.
Artikel 25 Vaststelling persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura, blijkens een door de gemeente afgesloten overeenkomst met de organisatie die deze voorziening biedt (inclusief eventuele kortingen die de gemeente ontvangt en BTW), dan wel een offerte, verhoogd met eventuele aanvullende kosten, zoals verzekering, onderhoud en reparatie, voor de duur van de economische afschrijvingstermijn.
Artikel 26 Controle persoonsgebonden budget
Artikel 27 Uitbetaling persoonsgebonden budget
Het pgb voor een maatwerkvoorziening, gericht op vervoer, wordt na toekenning aan cliënt uitbetaald.
Paragraaf 3.3 Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een woningaanpassing
Deze paragraaf is van toepassing op maatschappelijke ondersteuning ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een woningaanpassing
Artikel 30 Voorwaarden maatwerkvoorziening
Een cliënt kan voor een andere maatwerkvoorziening dan ondersteuning gericht op verhuizen, in aanmerking worden gebracht wanneer:
in het programma van eisen één traplift is opgenomen en de aanpassingskosten, met uitzondering van de traplift, lager zijn dan € 2.500,00, waarbij de kosten van één traplift buiten beschouwing worden gelaten. Indien twee of meer trapliften noodzakelijk zijn, worden de kosten van goedkoopste traplift volledig meegerekend bij de aanpassingskosten.
Indien een woningaanpassing wordt verstrekt met als doel het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, als vermeld in bijlage I.
Degene aan wie een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing wordt verleend dient gedurende een periode van vijf jaar, ingaande de dag van bekendmaking van de verleningsbeschikking, alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.
Artikel 31 Maatwerkvoorziening in natura
1 Indien een losse woonvoorziening of traplift in natura wordt verstrekt is de bruikleen- of, huurovereenkomst gemeente Heerlen van toepassing.
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening die noodzakelijk is in verband met longproblematiek en/of allergische aandoeningen, of in verband met rolstoelgebruik, komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situatie blijkens een offerte goedkoopst adequate voorziening, met dien verstande dat de onderstaande maximumbedragen worden gehanteerd:
Artikel 32 Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
De hoogte van het pgb voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing komt overeen met de kosten voor de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura, blijkens een door de gemeente opgestelde kostenberekening dan wel een offerte. Bij het opstellen van de kostenberekening en bij de beoordeling van de offerte wordt rekening gehouden met hetgeen bepaald is in Bijlage I, II en III bij deze regels.
De omvang van het pgb voor maatwerkvoorziening in de vorm van een roerende woonvoorziening komt overeen met:
ter zake de aanschaf: de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst, compenserend te verstrekken voorziening in natura. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt (inclusief eventuele kortingen die de gemeente ontvangt en BTW), dan wel is vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate offerte.
ter zake, indien van toepassing, aanvullende kosten voor de duur van de economische afschrijvingstermijn: het bedrag dat met betrekking tot deze kosten door het college aan de dienstverlenende organisatie wordt betaald (inclusief eventuele kortingen die de gemeente ontvangt en BTW), dan wel blijkt uit de goedkoopst adequate offerte.
Artikel 33 Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
Een pgb gericht op wonen wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Artikel 34 Uitbetaling persoonsgebonden budget
Het pgb voor een maatwerkvoorziening, gericht op wonen, wordt na toekenning aan cliënt uitbetaald.
Artikel 35 Afschrijvingssystematiek
Artikel 36 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar die een voorziening heeft ontvangen voor het treffen van een woningaanpassing ten bedrage van € 25.000,00 of hoger en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte van overdracht het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient geheel dan wel gedeeltelijk aan de gemeente te worden gerestitueerd met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid
in het eerste jaar 100% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het tweede jaar 90% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het derde jaar 80% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het vierde jaar 70% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het vijfde jaar 60% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het zesde jaar 50% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het zevende jaar 40% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het achtste jaar 30% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het negende jaar 20% van de meerwaarde van de woning na aanpassing
in het tiende jaar 10% van de meerwaarde van de woning na subsidie.
Artikel 37 Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten in bestaande gebouwen
HOOFDSTUK 4 Bijdrage in de kosten
Paragraaf 4.1 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 38 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
De genoemde bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage in de kosten in het vierde lid worden jaarlijks, in dit besluit voor het eerst per 01 januari 2016, op basis van de door het ministerie van VWS opgestelde advies en geadviseerde parameterset, bijgesteld.
Artikel 39 Maximaal verschuldigde eigen bijdrage
Geen bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening is verschuldigd indien het college, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat verschuldigdheid hiervan kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor op de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige, waarvan degene aan wie die maatwerkvoorziening is verstrekt de minderjarige of de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, is.
Artikel 40 Bepaling kostprijs maatwerkvoorziening
Paragraaf 4.2 Algemene voorzieningen
Artikel 41 Bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening
Artikel 42 Bijdrage voor algemene voorzieningen
HOOFDSTUK 5 WAARDERING MAnTELZORGERS EN Tegemoet-koming in de kosten
Artikel 43 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Artikel 44 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Artikel 45 Tegemoetkoming voor kosten taxi, rolstoeltaxi, autoaanpassing, verhuiskosten, sportrolstoel en bezoekbaar maken woning
De tegemoetkoming bedraagt voor:
a.taxivervoer: € 1.200,- jaarlijks, met dien verstande dat: i. indien aan een cliënt een combinatie van maatwerkvoorzieningen in het kader van vervoer toegekend is, de hoogte van deze tegemoetkoming maximaal € 900 bedraagt; ii. voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, bij een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in paragraaf 3.2, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding wordt toegekend.
rolstoeltaxivervoer: € 1.800,- jaarlijks, met dien verstande dat: i. indien aan een cliënt een combinatie van maatwerkvoorzieningen in het kader van vervoer is toegekend, de hoogte van deze tegemoetkoming maximaal € 1350,00 bedraagt; ii. voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, bij een maatwerkvoorziening zoals bedoeld in paragraaf 3.2, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding wordt toegekend.
een tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing van de eigen auto kan worden verstrekt, in plaats van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.
verhuis- en herinrichtingskosten: € 2.270,-, met dien verstande dat: i. het toekenningsbesluit gedurende twee jaar, ingaande de dag van inwerkingtreding van dat besluit geldt; ii. als de kosten van de woningaanpassing € 6.500,- of meer bedragen, de cliënt er voor kan kiezen niet te verhuizen, maar de woning met inzet van eigen middelen volledig adequaat aan te passen. Hij ontvangt dan een tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten; iii. bij verhuizing naar een andere gemeente de kosten van verhuizing en inrichting voor rekening van de gemeente van vertrek komen; iiii. een tegemoetkoming kan worden verstrekt bij het op verzoek van het college vrijmaken van een bestaande aangepaste woning indien de gehandicapte niet meer is aangewezen op een aangepaste woning.
Artikel 46 Onderhoud keuring en reparatie
Artikel 4 7 Complexgewijze aanpassing van bestaande woongebouwen op collectieve basis
Het college kan, indien artikel 37 niet van toepassing is, op collectieve basis op diens aanvraag een financiële tegemoetkoming verlenen aan de woningeigenaar voor het treffen van de volgende voorzieningen in bestaande wooncomplexen indien deze de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het wooncomplex, de galerijen en de woningen ten behoeve van aldaar wonende mensen met een functiebeperking ten goede komen:
hoofdstuk 6 MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK
Artikel 48 Inspraak en medezeggenschap
Het college zal de adviesraad MO Heerlen vroegtijdig in de gelegenheid stellen voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief re kunnen vervullen.
Artikel 49 Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 9 december 2014.
gemeentesecretaris, burgemeester,
Deze nadere regels geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en – met toepassing van een budgetkorting – financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij.
Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015 en dit besluit leggen deze toegangsprocedure daarom in hoofdlijnen vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is.
Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Begrippen EN ALGEMENE BEPALINGEN
Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities opgenomen in dit besluit.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Procedureregels, melding en onderzoek
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet. Daarbij is onder meer bepaald dat de gemeente in ieder geval bepaalt op welke wijze een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang.
In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. Deze bepaling verankert ook in het besluit dat bij het college een melding kan worden gedaan en door wie. In artikel 2.3.2, negende lid, van de wet is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat (naar aanleiding van de melding) onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken.
Het eerste lid bevat regels voor de verplichte meldingsprocedure. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan. Zie de algemene toelichting over mandatering door het college.
In artikel 2:15 van de Awb is bepaald dat een aanvraag elektronisch (onder meer per email) kan worden gedaan indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. De melding kan ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens vertegenwoordiger, mantelzorger, partner, familielid, buurman of andere betrokkene de melding doen.
In het eerste lid is met gebruik van de in artikel 1 gedefinieerde term ‘hulpvraag’ een afbakeningsbepaling gegeven. Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet, de Wet werk en bijstand en de Leerplichtwet. Zie ook de tekst en toelichting van artikel 8, tweede lid.
In het tweede lid is de verplichte ontvangstbevestiging verankerd (artikel 2.3.2, eerste lid, slotzin, van de wet). Conform artikel 4:3a van de Awb is het bestuursorgaan gehouden een elektronisch ingediende aanvraag te bevestigen. Dat kan dan – en ligt voor de hand – ook elektronisch. Indien de melding mondeling of telefonisch is gedaan, zou dit ook kunnen worden afgesproken.
Aangezien het onderzoek na een melding maximaal zes weken mag beslaan (zie artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet), is registratie en ontvangstbevestiging van de melding ook in het kader van deze termijn van belang.
In het derde lid is een herhaling van het bepaalde in artikel 2.3.3 van de wet. Ter volledigheid is dit artikel ook in dit besluit opgenomen. Aangezien het onderzoek naar aanleiding van een melding zes weken in beslag kan nemen, is in dit artikel opgenomen dat het college tijdens het onderzoek in spoedeisende situaties onverwijld een passende tijdelijke maatregel kan nemen in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van belanghebbende. De noodzaak om een tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken, zal slechts in bijzondere gevallen aanwezig zijn. In dien de belanghebbende in een situatie verkeert waarin uitstel van een maatregel niet mogelijk is, dient het college daarnaar te handelen en de belanghebbende in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag te tegemoet te komen. De maatregel dient te passen bij de gegeven omstandigheden, dat wil zeggen dat zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de behoefte van de belanghebbende, zonder dat van het college kan worden verwacht dat hij op stel en sprong een precies passende maatregel treft. Het zal situaties betreffen waarbij anders, door het niet inzetten van de tijdelijke ondersteuning, voor belanghebbende of zijn directe gezinsverband onaanvaardbare (gezondheids)risico’s ontstaan.
Onderzoek; indienen persoonlijk plan
Het is belangrijk om een zorgvuldige procedure te waarborgen. Het eerste lid dient ter ambtelijke voorbereiding van het gesprek op basis van de melding waarbij in samenspraak met de cliënt bekende gegevens in kaart worden gebracht en cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn. Dit vooronderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de melding meer of minder uitgebreid zijn en omvat ook het in samenspraak met de cliënt afspreken van een datum, tijd en plaats voor het gesprek. Tijdens het gesprek kunnen op basis van dit vooronderzoek ook al wat concrete vragen worden gesteld of aan de cliënt worden verzocht om nog een aantal stukken over te leggen.
De verplichting tot het overleggen van stukken, zoals vermeld in het tweede lid, is opgenomen overeenkomstig artikel 2.3.2, zevende lid, van de wet. In het kader van de rechtmatigheid is het op grond van artikel 2.3.4 van de wet in ieder geval verplicht om de identiteit van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en is de cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening ook verplicht dat document ter inzage te geven. Bij de gegevensverzameling op grond van het eerste en tweede lid zullen de grenzen van de Wet bescherming persoonsgegevens in acht genomen moeten worden.
Op grond van het derde lid kan worden afgezien van het onderzoek indien dat een onnodige herhaling van zetten zou betekenen.
In het vierde lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet de verplichting voor het college opgenomen om informatie te verschaffen over de mogelijkheid voor de cliënt om een persoonlijk plan op te stellen en deze aan het college te overhandigen.
Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet.
De onderdelen van het eerste lid zijn overeenkomstig de opsomming in artikel 2.3.2 van de wet opgenomen. In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt niet de aanduiding “het gesprek” gebruikt maar “een onderzoek in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger”. De memorie van toelichting op deze bepaling (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 143) verduidelijkt dat voor een zorgvuldig onderzoek veelal sprake zal zijn van enige vorm van persoonlijk contact met betrokkene of een vertegenwoordiger van betrokkene, aangezien daardoor een adequaat totaalbeeld van de betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. Het eerste lid bepaalt daarom dat het onderzoek moet plaatsvinden in samenspraak met betrokkene. De vorm van het onderzoek is vrij.
In het eerste lid is verder benadrukt dat het gesprek met de cliënt wordt gevoerd door deskundigen (namens het college). Het gesprek vindt zo mogelijk bij de cliënt thuis plaats. Indien woningaanpassingen nodig zijn, is dat zeker essentieel om de thuissituatie goed te kunnen beoordelen en doeltreffende oplossingen te vinden.
In onderdeel b is als onderwerp van gesprek ‘het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning’ opgenomen. Dit is belangrijk omdat in de woorden van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 183) “de ultieme toetssteen of de maatschappelijke ondersteuning effectief is geweest, ligt in de beantwoording van de vraag of de cliënt zelf vindt dat de verleende maatschappelijke ondersteuning heeft bijgedragen aan een verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie. In de wet staat het bereiken van dit resultaat centraal”.
In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, vijfde lid, van de wet verankerd dat het college een door of namens de cliënt ingediend persoonlijk plan betrekt bij het onderzoek.
Het gesprek is hoofdregel en hoeft uiteraard niet plaats te vinden als dit niet nodig is (zie het vierde lid). Het kan bijvoorbeeld om een cliënt gaan die al bekend is bij de gemeente en een eenvoudige ‘vervolgvraag’ heeft.
Deze bepaling is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. Het eerste lid borgt dat altijd verslag wordt opgemaakt. De invulling van deze verslagplicht is vormvrij. Hierbij kan worden voortgeborduurd op de praktijk van de Wmo. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 32-33) staat dat de gemeente aan de cliënt een weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt om hem in staat te stellen een aanvraag te doen voor een maatwerkvoorziening. Dat moet in beginsel schriftelijk. Een goede weergave maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Uiteraard zal de weergave van de uitkomsten van het onderzoek variëren met de uitkomsten van het onderzoek. Zo zal de weergave van het onderzoek bijvoorbeeld heel beperkt kunnen zijn als de cliënt van mening is goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Bij meer complexe onderzoeken zal uiteraard een uitgebreidere weergave noodzakelijk zijn. Desgewenst kan de gemeente de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek ook gebruiken als een met de cliënt overeengekomen plan (arrangement) voor het bevorderen van zijn zelfredzaamheid en participatie waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn vastgelegd. Het is in dat geval passend dat het college en de cliënt dit plan ondertekenen. Indien een persoonlijk plan is overhandigd, wordt dit plan ook opgenomen of toegevoegd aan het verslag.
Soms kan een verslag al direct worden meegegeven, maar vaak zal dit toch nog moeten worden uitgewerkt en gaat daar een paar dagen overheen. Daarom begint het tweede lid met de zinsnede “Binnen 42 kalenderdagen na de melding”. Het kan overigens ook zijn dat er meerdere, al dan niet telefonisch, gesprekken plaatsvinden. Na het laatste gesprek met cliënt wordt het verslag opgesteld. Ook kan het zijn dat nader onderzoek noodzakelijk is. De medewerker zal zo spoedig mogelijk, uiterlijk na 42 kalenderdagen na melding het verslag toesturen.
Ook deze bepaling is een uitwerking van artikel 2.1.3, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de wet, waarbij is bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. De wet bepaalt dat het college binnen twee weken na de ontvangst van de aanvraag de beschikking moet geven (artikel 2.3.5, tweede lid). In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze verordening wijkt daarvan niet af. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college).
In het eerste lid is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon of een vertegenwoordiger (zie voor een definitie van vertegenwoordiger de toelichting onder artikel 1) een aanvraag kan indienen. Dit is minder ruim dan de kring van personen rond de cliënt die een melding kan doen. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging of vertegenwoordiging gesteld.
Een aanvraag die niet is ingediend met gebruikmaking van een aanvraagformulier hoeft niet in behandeling genomen te worden. Ter voorkoming van onnodige administratieve lasten is in het tweede lid de mogelijkheid opgenomen om een door de cliënt ondertekend verslag als aanvraag aan te merken.
Het college formuleert nader beleid om de omvang van de toe te kennen ondersteuning als bedoeld in paragraaf 3.1. van deze nadere regels.
REGELS OMTRENT maatwerkvoorzieningen
Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie exclusief woningaanpassingen, zelfstandig vervoer en hulpmiddelen.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
In het tweede lid is bepaald dat een uitzondering op de keuzevrijheid in de verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura of als persoonsgebonden budget het bieden van spoedeisende zorg en dagbesteding is. Zoals reeds in artikel 2 beschreven wordt spoedeisende zorg ingezet als tijdelijke maatwerkvoorziening en in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van belanghebbende. In deze situaties is het noodzakelijk om acuut ondersteuning te kunnen inzetten. Dit kan alleen gewaarborgd worden middels het inzetten van een maatwerkvoorziening in natura. In het verdere onderzoek en de aanvraag kan cliënt alsnog de keuze maken tussen een maatwerkvoorziening in natura of als persoonsgebonden budget.
Naast deze keuzevrijheid bestaat nog een andere vorm van keuzevrijheid, namelijk de vrijheid om bij voorzieningen in natura te kiezen uit meerdere aanbieders. Het is hierbij wel een vereiste dat belanghebbende kiest voor een aanbieder die aansluit op de aard van de beperkingen, de voor hem noodzakelijke ondersteuning en bijbehorende doelstellingen. Om deze reden zal de consulent cliënt een opsomming geven van de, bij de voor hem noodzakelijke maatwerkvoorziening, passende aanbieders. cliënt kan vervolgens uit deze aanbieders een keuze maken.
Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
De in artikel 2.3.6 van de wet genoemde verplichting om de cliënt een persoonsgebonden budget te verstrekken indien hij dit wenst, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Een persoonsgebonden budget wordt enkel verstrekt onder de voorwaarden en criteria zoals genoemd in deze paragraaf. Uit het persoonlijk plan moet blijken dat de cliënt zich ook georiënteerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.
Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget Hulp bij het Huishouden
Het is mogelijk een Pgb te ontvangen voor Hulp bij het Huishouden. Bij de bepaling van het tarief wordt gekeken naar de zorgverlener die de ondersteuning gaat leveren. Het college kan, conform artikel 2.3.5 lid 3 van de wet, in principe overgaan tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De aard van de beperkingen van cliënt kan ertoe leiden dat geen adequate ondersteuning geleverd kan worden door een van de contracteerde aanbieders. In dat geval kan een PGB ingezet worden om iemand uit het sociale netwerk te betalen.
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzonder de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘hulp bij het huishouden’ tot stand komt en de daadwerkelijke hoogte van de persoonsgebonden budgetten ‘hulp bij het huishouden’.
De volledige motivering is in bijlage IV van deze nadere regels opgenomen.
Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget persoonlijke begeleiding
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzonder de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘’persoonlijke begeleiding’ tot stand komt en de daadwerkelijke hoogte van de persoonsgebonden budgetten ‘persoonlijke begeleiding’. De volledige motivering voor de totstandkoming en de hoogte van de persoonsgebonden budgetten in het kader van de persoonlijke begeleiding - individueel is in bijlage IV opgenomen.
Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget dagbesteding
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzonder de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘dagbesteding’ tot stand komt. Er wordt uitgegaan van het feit dat de hoogte van het persoonsgebonden budget overeen komt overeen met het laagste tarief voor dergelijke begeleiding in natura door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds groepsbegeleiding of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning en anderzijds gespecialiseerde begeleiding met hoog intensieve ondersteuning door daartoe opgeleide personen. Een dergelijk budget wordt voldoende geacht voor de inkoop daarvan. Gezien de aard en het doel van de dagbesteding, is het niet mogelijk een PGB te krijgen om een zorgverlener uit het sociaal netwerk te financieren.
Artikel 16 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget logeeropvang/ respijtzorg/ kortdurend verblijf
Deze bepaling is een uitwerking van de verordening en dan in het bijzonder de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening ‘logeeropvang/ kortdurend verblijf en respijtzorg’ tot stand komt.
Kortdurend verblijf - en respijtzorg wordt voornamelijk ingezet ter ontlasting van de 'gebruikelijke zorgers' en/of mantelzorgers. Deze zorg wordt per etmaal geïndiceerd. Indien cliënt kiest voor een persoonsgebonden budget, kan hij ervoor kiezen de zorg kan op twee verschillende manieren in te zetten, a. de ondersteuning wordt geleverd door iemand uit het sociaal netwerk of b. door een daartoe opgeleid persoon, werkzaam als ZZP'er of in dienst bij een aanbieder. Als de het kortdurend verblijf verzorgd wordt door iemand uit het sociaal netwerk, kan deze daar een onkostenvergoeding per etmaal voor krijgen. Deze onkostenvergoeding is opgebouwd op basis van het principe 'bed-bad-brood'. Bij de berekening van deze onkostenvergoeding wordt gebaseerd op de bedragen uit de NIBUD-prijzengids.
Het tarief is gebaseerd op basis van de daadwerkelijke kosten voor het bed-bad-brood en een dagactiviteit met belanghebbende en is als volgt berekend:
De volledige motivering is in bijlage IV opgenomen.
Indien de ondersteuning wordt geboden door daartoe opgeleide personen in dienst bij een zorgaanbieder, dan wel als zelfstandig ondernemer geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, wordt er uitgegaan van het feit dat de hoogte van het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening , overeen komt met het laagste tarief per etmaal van een door de gemeente gecontracteerde in natura aanbieder. Een dergelijk budget wordt voldoende geacht voor de inkoop daarvan. De ZZP’er dient in dat geval wel geregistreerd te staan als zorgverlener die past bij de noodzakelijke ondersteuning.
Controle persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Uitbetaling persoonsgebonden budget
In tegenstelling tot de werkwijze binnen de AWBZ zal het pgb met ingang van 1 januari 2015 bruto uitgekeerd worden. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK zal vervolgens de eventuele eigen bijdrage op een later moment innen. De reden voor deze werkwijze ligt in het feit dat de gemeente geen inzicht heeft in de inkomensgegevens van de cliënt.
Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een vervoersvoorziening en hulpmiddelen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
De financiële tegemoetkoming is in de Wet verdwenen als verstrekkingsvorm voor maatwerkvoorzieningen. Dit betekent dat de financiële tegemoetkomingen voor het gebruik van de eigen auto en de auto-aanpassing, indien CVV adequaat is, niet meer als een maatwerkvoorziening wordt verstrekt per 1 januari 2015. Deze tegemoetkomingen worden met ingang van 1 januari 2015 verstrekt als een tegemoetkoming voor de meerkosten op grond van artikel 2.1.7 van de wet.
Voorwaarden maatwerkvoorziening gericht op vervoer
Een cliënt kan voor een maatwerkvoorziening gericht op verplaatsen in de vorm van een rolstoel in aanmerking gebracht worden wanneer dit op grond van aantoonbare beperkingen incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk is.
Met directe woon- en leefomgeving wordt verstaan het verplaatsen op basis van een reikwijdte van vijf OV-zones.
De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met tenminste een omvang van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken. Daarnaast kunnen zogenaamde "puntbestemmingen" bereikt worden. Deze liggen buiten het gebied van vijf OV zones, maar de gemeente vindt het belangrijk dat WMO reizigers deze toch kunnen bereiken. Puntbestemmingen zijn het AMC te Maastricht en het Klinikum te Aken.
Voor verplaatsingen buiten het vervoersgebied van vijf OV zones is er een algemene voorziening in de vorm van het landelijk systeem voor bovenregionaal vervoer "Valys".
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.
Met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- en leefomgeving wordt rekening gehouden als een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden. Daarbij moet het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk zijn om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
De in artikel 2.3.6 van de wet genoemde verplichting om de cliënt een persoonsgebonden budget te verstrekken indien hij dit wenst, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Een persoonsgebonden budget wordt enkel verstrekt onder de voorwaarden en criteria zoals genoemd in deze paragraaf. Uit het persoonlijk plan moet blijken dat de cliënt zich ook georiënteerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.
Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Vaststelling persoonsgebonden budget voor vervoer
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Vaststelling persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Controle persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Uitbetaling persoonsgebonden budget
Het pgb wordt bruto uitgekeerd worden. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK zal vervolgens de eventuele eigen bijdrage op een later moment innen. De reden voor deze werkwijze ligt in het feit dat de gemeente geen inzicht heeft in de inkomensgegevens van de cliënt.
Ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie in de vorm van een woningaanpassing
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
De financiële tegemoetkoming is in de Wet verdwenen als verstrekkingsvorm voor maatwerkvoorzieningen. Dit betekent dat de financiële tegemoetkomingen voor verhuis- en inrichtingskosten niet langer als een maatwerkvoorziening wordt verstrekt per 1 januari 2015. Deze tegemoetkomingen worden met ingang van 1 januari 2015 verstrekt als een tegemoetkoming voor de meerkosten op grond van artikel 2.1.7 van de wet.
Voorwaarden maatwerkvoorziening
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Voorwaarden maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget
De in artikel 2.3.6 van de wet genoemde verplichting om de cliënt een persoonsgebonden budget te verstrekken indien hij dit wenst, is niet absoluut. Er kunnen overwegende bezwaren bestaan om niet over te gaan tot verstrekking van een persoonsgebonden budget. Een persoonsgebonden budget wordt enkel verstrekt onder de voorwaarden en criteria zoals genoemd in deze paragraaf. Uit het persoonlijk plan moet blijken dat de cliënt zich ook georiënteerd heeft op de ondersteuning die de gemeente heeft ingekocht.
Uitbetaling persoonsgebonden budget
Het pgb wordt bruto uitgekeerd worden. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het pgb is verrekend. Het CAK zal vervolgens de eventuele eigen bijdrage op een later moment innen. De reden voor deze werkwijze ligt in het feit dat de gemeente geen inzicht heeft in de inkomensgegevens van de cliënt.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Woningaanpassing van gemeenschappelijke ruimten in bestaande gebouwen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
In dit artikel is bepaald dat de bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage in de kosten gelijk zijn aan die bedragen die genoemd zijn in artikel 3.1 en 3.8 van het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo. Bij toepassing van dit artikel wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf perioden van vier weken en een periode die, afhankelijk van de resterende dagen, vier of vijf weken bedraagt. De genoemde bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage in de kosten, worden jaarlijks bijgesteld op basis van de door het ministerie van VWS opgestelde advies en geadviseerde parameterset. Dit zal in deze Nadere Regels voor het eerst van toepassing zijn per 01 januari 2016.
Voor de bepaling in het vierde lid geldt dat deze verplichting al voortvloeit uit de wet, concreet het artikel 5.1.3 van de Wet. Ter volledigheid is dit artikel ook nog een keer opgenomen in dit besluit.
Maximaal verschuldigde eigen bijdrage
Voor de bepaling in het eerste lid geldt dat deze verplichting al voortvloeit uit de verordening, concreet het artikel negen van de verordening. In het tweede lid wordt de uitzondering beschreven, conform het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo. Op de eigen bijdrage gelden twee uitzonderingen: er is geen bijdrage verschuldigd voor rolstoelen en er is, met uitzondering van woningaanpassingen, geen bijdrage verschuldigd voor hulpmiddelen voor personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.
In het derde lid wordt tevens bepaald dat ook geen bijdrage in de kosten verschuldigd is ten aanzien van een maatwerkvoorziening in de vorm van een collectief vervoerssysteem. Dit omdat de cliënt reeds een vaste bijdrage per zone verschuldigd is.
Bepaling kostprijs maatwerkvoorziening
Dit artikel is een uitwerking van het bepaalde in artikel negen, vierde lid sub a van de verordening.
Bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Bijdrage voor algemene voorzieningen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
WAARDERING MAnTELZORGERS EN Tegemoet-koming in de kosten
Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen indien er aangetoond kan worden dat:
Er sprake is van een zorgvrager die beperkt is in zijn zelfredzaamheid, waardoor zorg van een mantelzorger van onontbeerlijk belang is.
Als toereikend bewijs wordt beschouwd: een PV indicatie, Wmo arrangement of overig professioneel zorgplan.
Er sprake is van het verlenen van minimaal 1 uur per dag persoonlijke verzorging door de mantelzorger aan de zorgvrager aan huis;
Er sprake is van het verlenen van meer dan vier maal per week minimaal 1 uur per keer zorg door de mantelzorger aan de begeleiding van de zorgvrager;
De geleverde zorg minimaal 40 weken per jaar duurt.
In het derde lid bepaalt dat de zorgvrager zelf moet ondertekenen en bepaald welke mantelzorger (maximaal 1) de waardering krijgt. Het geldbedrag wordt direct op de rekening van de mantelzorger gestort.
Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Tegemoetkoming voor kosten taxi, rolstoeltaxi, autoaanpassing, verhuiskosten, sportrolstoel en bezoekbaar maken woning
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Onderhoud keuring en reparatie
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Complexgewijze aanpassing van bestaande woongebouwen op collectieve basis
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Inwerkingtreding en citeertitel
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
KOSTENBEREKENING WOONVOORZIENINGEN
Ingevolge paragraaf 3.3 is het mogelijk om een maatwerkvoorziening te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt is per vertrek (zie tabel) gemaximeerd.
1.a Aantal m2 waarvoor ten hoogste een maatwerkvoorziening kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.
VERGOEDING VOOR KOSTEN VAN ONDERHOUD, KEURING EN REPARATIE
Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) en reparatie (niet expliciet gebonden aan een maximum) aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:
rolstoel- of sta-plateauliften;
de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;
elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren;
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en/ of onderhoudscontract en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:
* Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het lifteninstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief.
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
Lijst Tarieven woonvoorzieningen
Ingevolge paragraaf 3.3 is het mogelijk om een maatwerkvoorziening te krijgen voor woonvoorzieningen. De opgestelde kostenberekening dan wel de ingediende offerte worden beoordeeld aan de hand van de lijst Tarieven woningaanpassingen opgesteld door SCIO Consult. De hoogte van een maatwerkvoorziening voor standaardvoorzieningen zoals opgenomen in de lijst Tarieven woningaanpassingen zijn gemaximeerd.
Prijsbepaling lijst Tarieven woningaanpassingen
De limitatieve lijst is opgesteld aan de hand van landelijk gemiddelde prijzen zoals genoemd in op de bouw gerichte maandelijkse en/of halfjaarlijkse periodieken. Tevens vindt de toetsing plaats aan gemiddelde elementprijzen voor woningaanpassingen zoals door erkende aannemers en installateurs wekelijks bij SCIO Consult worden ingediend.
Voor sanitaire elementen worden de bruto catalogusprijzen van de Technische Unie gehanteerd, aangevuld met het bijbehorende hulpmateriaal en de gebruikelijke standaard montagetijd per element. Linido producten worden vergeleken met de jaarlijkse prijzenlijst van de firma Linido.
De eventuele korting die installateurs en aannemers bedingen op producten is niet verrekend in de limitatieve lijst. De kortingen variëren en zijn afhankelijk van het inkoopbeleid van de aannemer c.q. installateur.
De benoemde artikelen worden geleverd en geplaatst volgens de standaard werkomschrijving, de standaard materialenlijst en voor de afgesproken standaardprijs.
Indien de installateur/aannemer het technisch noodzakelijk acht af te wijken van de omschrijving van de gemeente, de standaard werkomschrijving of de standaard materialenlijst dient dit altijd in overleg met de betreffende Wmo‐consulent van de gemeente Heerlen te gebeuren.
Subgroep 1.1 (verhoogde) toiletbrillen worden geleverd en gemonteerd door de leverancier van hulpmiddelen.
De gereedmelding verloopt per cliënt middels een door de gemeente Heerlen ontwikkeld ‘gereedmeldingsformulier’ binnen een termijn van zes weken, na verzending van de beschikking en het programma van eisen.
De benodigde bevestigingsmiddelen en reparaties van stuc‐ en tegelwerk ten gevolge van het aanbrengen van de gewenste artikelen zijn inclusief, tenzij anders is vermeld.
De genoemde prijzen zijn exclusief 21%.
Vaststelling persoonsgebonden budget maatwerkvoorziening ‘hulp bij het huishouden’ en ‘persoonlijke begeleiding - individueel’
Bij de totstandkoming van de tarieven voor een persoonsgebonden budget wordt uitgegaan van het wettelijk minimunloon voor het sociaal netwerk, en CAO-lonen voor ZZP’ers en zorgaanbieders.
Bij gecontracteerde zorg zitten echter veel overheadkosten en deze hoeven in principe niet meegenomen te worden in het persoonsgebonden budget; alleen de directe loonkosten zijn maatgevend. Een budgethouder wordt geacht zelf zijn zaken te regelen die nodig zijn bij het beheren van een persoonsgebonden budget en de gemeente hoeft die kosten niet te compenseren (dit is ook in de Wmo 2007 en de AWBZ van toepassing geweest). Afhankelijk van de feitelijke situatie kan een persoonsgebonden budget worden toegekend variërend van de kosten van de soort hulp en afhankelijk van de indicatie die gesteld wordt. Bij PGB-gefinancierde zorg wordt uitgegaan van de loonkosten die gelden bij Zorg in Natura (dus zonder de overheadkosten). In dat geval zijn de gemiddelde lonen voor de soort hulpen volgens de CAO Thuiszorg (hulp bij het huishouden) en CAO Gehandicaptenzorg (persoonlijke begeleiding) richtinggevend. Deze is voldoende geobjectiveerd als het gaat om reële bedragen. Daarnaast dient de het persoonsgeboden budget per uur in ieder geval gelijk te zijn aan het minimumloon. Om te komen tot een reële hoogte van het persoonsgebonden budget zijn een viertal bronnen geraadpleegd:
De Sociale verzekeringsbank; voor informatie over het minimumloon, zie ook tabel 1;
CAO VVT (Thuiszorg): voor het gemiddeld uurloon voor het leveren van
‘hulp bij het huishouden’, zie tabel 2 en 3;
CAO GHZ (Gehandicaptenzorg): voor het gemiddeld uurloon voor het leveren van ‘persoonlijke begeleiding - individueel’, zie tabel 4 en 5;
Zorgaanbieders: voor inzicht in functieschalen, behorende bij de diverse producten.
Tabel 1: Bedragen minimumloon per 1 januari 2015
Tabel 2: CAO-VVT, FWG 10: Hulp bij het huishouden basis
Tabel 3: CAO-VVT, FWG 15: Hulp bij het huishouden plus
Tabel 4: CAO-GHZ, FWG 40: Persoonlijke begeleiding individueel
Tabel 5: CAO-GHZ, FWG 45: Persoonlijke begeleiding individueel – module gedrag
Vaststellen van de PGB-uurtarieven
Ondersteuning geleverd door een zorgaanbieder of Kamer van Koophandel geregistreerde zelfstandig ondernemer .
Bij de totstandkoming van de PGB-uurtarieven is rekening gehouden met het volgende:
Gemiddelde bruto-uurloon conform CAO VVT:
Hulp bij het huishouden basis = FWG 10 (artikel 7 tweede lid onder b.)
Hulp bij het huishouden plus = FWG15 (artikel 7 tweede lid onder c.)
Gemiddelde bruto-uurloon conform CAO GHZ:
Persoonlijke begeleiding individueel = FWG 40 (artikel 8 tweede lid onder b.)
Persoonlijke begeleiding individueel, module gedrag = FWG 45 (artikel 8 tweede lid onder c.)
Het bruto-uurloon is vermenigvuldigd met 8% vakantiegeld en 8,33% vakantiedagen.
Bij het PGB dat verstrekt wordt voor hulp die geleverd wordt door een zelfstandige (ingeschreven bij KvK) of een zorgaanbieder, wordt een toeslag van 20% van het bruto loon gerekend in verband met afdrachten aan de belastingdienst / werkgeverslasten.
Bij de berekening van het PGB is uitgegaan van 100% productiviteit. De hulp heeft geen indirecte werkzaamheden en bij ziekte kan de belanghebbende gebruik maken van een vergoeding via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Toeslag voor extra kosten m.b.t. tot het uitvoeren van de werkgeverstaken , zoals extra telefoonkosten en portokosten.
In het geval dat de ondersteuning geleverd wordt door een Zelfstandige zonder Personeel (ZZP’er), dient deze ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel (KvK). De inschrijving bij de KvK dient verband te houden met de noodzakelijke ondersteuning die geleverd dient te worden.
Zie voor de berekeningen van de budgetten tabel 6 en 7.
Tabel 6: Uurtarief PGB ‘hulp bij het huishouden’
Het berekende uurtarief ‘hulp bij het huishouden’ is vergeleken met het PGB-tarief dat in het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2014 gehanteerd wordt. De huidige uurtarieven liggen boven de gemiddelde CAO-lonen en het wettelijk minimumloon. Om deze reden is het ook niet noodzakelijk om deze tarieven aan te passen en/of te indexeren.
Tabel 7: Uurtarief PGB ‘persoonlijke begeleid ing - individueel’
Uurtarieven persoonsgebonden budgetten 2015
Tabel 8 : Uurtarieven PGB voor ‘hulp bij het huishouden’ en ‘persoonlijke begeleiding – individueel’
Vaststelling persoonsgebonden budget kortdurend verblijf/ logeeropvang/ respijtzorg
Het tarief per etmaal, voor ondersteuning die wordt geboden door het sociaal netwerk of mensen die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel geregistreerd zijn, is gebaseerd op basis van de daadwerkelijke kosten voor het bed-bad-brood en een dagactiviteit met belanghebbende. Voor het bepalen van deze kosten is uitgegaan van de gegevens van het NIBUD, zoals hieronder weergegeven.
Kosten van voeding 2014 per persoon per dag
* Meegerekend zijn de kosten voor elektriciteit, water, waspoeder en afschrijving en onderhoud van de wasmachine. De bedragen in de tabel zijn voor een was zonder voorwas.
Ongeveer € 1,30 per droogbeurt
Voor de kosten van een dagactiviteit zijn gemiddelde tarieven opgenomen en/of bekend. Het is echter niet zo, dat een dagactiviteit altijd geld dient te kosten. De ene keer blijft men in de woonsituatie en vindt daar de dagactiviteit plaats. Een andere keer is er sprake van een dagactiviteit buitenshuis met evt. entreegeld of een extra kop koffie. Om deze reden is gekozen om uit te gaan van een gemiddeld bedrag voor dagbesteding, waarvoor een bedrag ad. € 10,00 reëel wordt geacht.
Om er voor te zorgen dat er 1 tarief per etmaal gehanteerd kan worden voor alle belanghebbenden die ondersteuning ontvangen door het sociaal netwerk of mensen die niet als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel geregistreerd zijn, wordt van elke kostenpost het hoogste bedrag gehanteerd: