Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De Richtlijnen bijzondere bijstand 2011 vervallen per 01-01-2015.
De eerste wijziging is 23 september 2015 in de Telstar gepubliceerd.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-09-2015 | 23-12-2017 | Wijziging | 15-09-2015 Telstar, 23-09-2015 | 15INT07814/BBV15.0421 | |
01-01-2015 | 24-09-2015 | nieuwe regeling | 09-12-2014 Telstar, 17-12-2014 | 14INT09696/BBV14.0677 |
Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het advies van de afdeling Beleid d.d. 9 december 2014;
gezien het advies van de Adviesraad Werk & Inkomen d.d. 21 november 2014;
gelet op artikel 35 van de Participatiewet;
vast te stellen de volgende ‘Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015’:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
de wet: de Participatiewet;
De bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onder c van de wet zonder toepassing van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet.
ZVW: Zorgverzekeringswet;
Artikel 2. Vorm van de bijstand
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid van de wet en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.
Artikel 3. Tijdstip van de aanvraag
In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Daarbij geldt, dat niet de datum waarop een rekening gepresenteerd wordt, maar de datum waarop de kosten zijn opgekomen, bepalend is voor het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt.
Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in het eerste lid is sprake in het geval van één of meerdere kleine aanschaffingen die naar hun aard gerekend dienen te worden tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan en die wat de hoogte van de kosten betreft het bedrag genoemd in artikel 35, tweede lid, van de wet, zowel incidenteel als tezamen in de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag om bijzondere bijstand niet te boven gaan.
Hoofdstuk 2. Draagkracht, vermogen en inkomen
Artikel 8. Vaststelling van het vermogen
Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Aangesloten wordt bij de vermogensgrens genoemd in de wet (artikel 34). Het vermogen boven die grens wordt volledig tot de draagkracht gerekend (100%).
Artikel 9. Vaststelling van het inkomen
Inkomen: het inkomen zoals genoemd in artikel 32 van de wet inclusief toeslagen (zoals vakantietoeslag, overwerktoeslag en 13e maand) alsmede inkomen uit vermogen.
Artikel 10. Niet in aanmerking te nemen middelen bij vaststelling draagkracht
Als draagkracht wordt in aanmerking genomen: het netto inkomen over een periode van 12 maanden verlaagd met de volgende aftrekposten:
het deel van een particuliere oudedagsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 33, vijfde lid van de wet;
Artikel 11. Vaststelling van de draagkracht
In geval van bijzondere bijstand voor woonkosten en kosten voor bewindvoering: indien het inkomen na de aftrekposten genoemd in artikel 10, hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm wordt 100% van het inkomen voor zover dat meer is dan de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking genomen.
Artikel 16. Kosten van deelname aan het maatschappelijke verkeer
De aanvraag moet individueel worden beoordeeld en de kosten moeten zich daadwerkelijk voordoen en dus aantoonbaar worden gemaakt. De bijdrage in deze kosten geldt voor het kalenderjaar waarin de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De bijdrage is € 150 per persoon. Per huishouden bedraagt de bijdrage maximaal € 300 per jaar.
Personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met een hem of haar ten laste komend kind tussen de 4 en 18 jaar, dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, komen in aanmerking voor een bijdrage in natura in de kosten van deelname aan sportieve- of culturele voorzieningen als door het verstrekken daarvan een (dreigend) isolement wordt voorkomen.
De aanvraag van de in het derde lid bedoelde bijdrage wordt door een intermediair gedaan bij Sportservice Zuid-Holland en bij toekenning rechtstreeks aan de aangewezen sportvereniging, culturele instelling of leverancier voldaan uit het daartoe opgerichte Jeugdsport- en cultuurfonds Pijnacker-Nootdorp.
Artikel 16-a Bijkomende noodzakelijke kosten van basis- en voortgezet onderwijs
Artikel 17. Zelfstandig functioneren van chronisch zieken en gehandicapten
Artikel 18. Kosten van kinderopvang bij sociaal medische indicatie
Personen met een inkomen tot maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de voor eigen rekening blijvende kosten van kinderopvang wanneer een tegemoetkoming wordt ontvangen op grond van de Beleidsregels tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2012.
Hoofdstuk 4. Bijzondere bijstand voor woonkosten
Artikel 19. Definitie woonkosten
Bij bewoning van een eigen woning of woonwagen, zijn de woonkosten de tot een bedrag per maand omgerekende som van de in verband met de aankoop verschuldigde netto (hypotheek)rente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning of woonwagen verschuldigde zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud.
Artikel 20. Voorliggende voorzieningen woonkosten
Bijzondere bijstand voor woonkosten kan niet worden verleend aan de Nederlander of de daarmee gelijkgestelde die geen recht op huurtoeslag heeft, omdat hij medebewoning heeft van een niet-rechthebbende vreemdeling. Het gemis aan huurtoeslag ten gevolge van de keuze voor een illegale huisgenoot kan niet op de bijstand worden afgewenteld.
Artikel 21. Woonkosten lager dan de maximale huurgrens
Bijzondere bijstand voor woonkosten kan worden verstrekt indien een woning of een woonwagen wordt bewoond in eigendom, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximumhuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag en er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de woning te bewonen.
De hoogte van de toeslag wordt vastgesteld aan de hand van de Wet op de huurtoeslag systematiek.
Aan de verstrekking van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden bestreden.
Artikel 22. Woonkosten hoger dan de maximale huurgrens
Wanneer belanghebbende een huurwoning of koopwoning bewoont waarvan de woonkosten hoger zijn dan het grensbedrag van de individuele huurtoeslag als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, kan er bijzondere bijstand in de woonkosten worden verstrekt indien er sprake is van een uit bijzondere omstandigheden voortkomende noodzaak om de dure woning te bewonen.
Aan de verstrekking van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van deze bijstand verhuist naar passende woonruimte, waarvoor aanspraak op huurtoeslag bestaat en/of woonkosten die uit het inkomen kunnen worden bestreden.
Hoofdstuk 5. Bijzondere bijstand voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en woninginrichting
Artikel 23. Kosten voor de aanschaf van een PC
Aan personen met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met schoolgaande kinderen vanaf groep 6 van de basisschool of het voortgezet onderwijs tot 18 jaar kan om de vijf jaar bijzondere bijstand worden verstrekt voor de aanschaf van een PC. Voor de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij de meest actuele prijzengids van het Nibud. De verstrekking is in de vorm van een geldlening.
Artikel 24. Kosten voor de vervanging of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen
De aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen worden geacht bestreden te kunnen worden uit het normaal ter beschikking staande inkomen. De bijstandsuitkering dan wel een inkomen dat ter hoogte is van de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt in elk geval toereikend geacht te zijn. In het inkomen wordt voldoende ruimte geacht te zijn om voor deze kosten te reserveren dan wel deze achteraf gespreid te betalen.
Hoofdstuk 6. Bijzondere bijstand aan jongeren van 18, 19 of 20 jaar
Artikel 25. Aanvulling levensonderhoud jongeren
Bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de wet wordt slechts dan verleend indien de jongere beschikt over zelfstandige huisvesting èn zelfstandige huisvesting noodzakelijk is.
De hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand voor de alleenstaande resp. alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar bedraagt het verschil tussen 50% van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 21 van de wet en de norm als bedoeld in artikel 20, eerste lid, sub a resp. artikel 20, tweede lid, sub a van de wet. In geval van gehuwden die beiden jonger zijn dan 21 jaar wordt de hoogte van de bijzondere bijstand gerelateerd aan de norm voor gehuwden waarvan 1 persoon jonger is dan 21 jaar.
Er kan bijzondere bijstand worden verleend met toepassing van artikel 16 van de wet ten behoeve van het kind van een alleenstaande ouder die minderjarig is. De bijstand bedraagt het verschil tussen de norm van een alleenstaande van 21 jaar en die van een alleenstaande ouder van 21 jaar per maand. De bijstand wordt beëindigd op het moment dat de minderjarige alleenstaande ouder 18 jaar wordt. De aanvraag dient ingediend te worden door de grootouders van het kind of ambtshalve te worden toegekend.
Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015. Hiermee vervallen de Richtlijnen bijzondere bijstand 2011.
Vastgesteld in de vergadering van 9 december 2014
de secretaris, de burgemeester,
drs. J.P.R. Woudstra mw. F. Ravestein
Toelichting op de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015
In deze beleidsregels bijzondere bijstand zijn de regels vastgelegd die betrekking hebben op de individuele bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet.
Individuele bijzondere bijstand is bedoeld voor mensen met een laag inkomen, die weinig of geen eigen vermogen hebben en die door bijzondere omstandigheden bepaalde kosten hebben gemaakt die ze niet kunnen voldoen.
Belanghebbende moet bij individuele bijzondere bijstand altijd kunnen aantonen dat de kosten noodzakelijk zijn en daadwerkelijk zijn gemaakt. Het recht en de hoogte van de individuele bijzondere bijstand stemt de gemeente af op de individuele omstandigheden van de cliënt.
De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand vraagt om richtlijnen die de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bevorderen en leiden tot uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties en gemiddelde belanghebbenden.
In deze beleidsregels zijn verschillende bijzondere kosten opgenomen die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Dit betreft geen limitatieve opsomming. Er is voor meerdere bijzondere kosten bijzondere bijstand mogelijk. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de kosten van rechtsbijstand en bewindvoeringskosten.
Artikelen die geen nadere toelichting behoeven zijn in dit onderdeel niet opgenomen
Artikel 2. Vorm van de bijstand
Als de leenbijstand wordt teruggevorderd omdat deze bijstand bijvoorbeeld niet is besteed aan de kosten waarvoor de lening is verstrekt of niet wordt voldaan aan de aflossingsverplichtingen, vervalt de maximale aflossingsduur van 36 maanden en dient de bijstand in z’n geheel te worden terugbetaald, een en ander onverminderd het betaalde in de Beleidsregels terugvordering, verhaal, invordering en krediethypotheek.
Artikel 3. Tijdstip van de aanvraag
Ingevolge vaste jurisprudentie wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Daarbij geldt, dat niet de datum waarop een rekening gepresenteerd wordt, maar de datum waarop de kosten zijn opgekomen, bepalend is voor het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt (zie bijv. de uitspraken van de CRvB van 15-05-2007, nr. 06/1913 WWB, LJN: BA6875 en van 20-11-2012, nrs. 11/1669 WWB e.a., LJN: BY3781).
De achterliggende gedachte is daarbij, dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende behoort om tijdig een aanvraag om bijzondere bijstand in te dienen of zich te wenden tot het college om nadere informatie.
Dit uitgangspunt is in het eerste lid neergelegd.
Het Handboek Grip Op WWB van Kluwer/Schulinck maakt daarbij de volgende kanttekening:
‘Met het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht moet het college ten aanzien van de bijzondere bijstand niet te rigide omgaan. In de aard van de bijzondere omstandigheden, waardoor het recht op bijzondere bijstand is ontstaan, kan immers besloten liggen dat een aanvraag indienen voordat de kosten opkomen niet (goed) mogelijk is. Vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht, zou in die gevallen betekenen dat de functie van de bijzondere bijstand danig wordt uitgehold.’
Daarom zijn in de leden 2 t/m 5 enige uitzonderingen vastgelegd.
Artikel 7 t/m 13. Draagkracht, vermogen en inkomen
Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient aan te wenden om de bijzondere kosten te voldoen. Uitgangspunt is dat het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens als draagkracht dient te worden aangemerkt; met andere woorden middelen die beschikbaar zijn om de bijzondere kosten te voldoen.
De wetgever heeft het college de vrijheid gegeven om te beoordelen in hoeverre belanghebbende op grond van artikel 31, tweede lid van de wet en artikel 34, tweede lid van de wet vrijgelaten inkomen of vermogen kan aanwenden om de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd te voldoen. Tevens kan het college rekening houden met buitengewone lasten of persoonlijke omstandigheden van belanghebbende. Op een indirecte manier kan de gemeente de bijzondere bijstand toegankelijker maken door de draagkracht te versoepelen. Er is nu gekozen voor een draagkrachtpercentage van 35% of 50% binnen het netto inkomen als dat hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Ook is de premiebetaling van de zorgverzekering vrijgelaten in de draagkrachtberekening om indirect te stimuleren dat belanghebbenden zich adequaat gaan verzekeren tegen medische kosten.
Tenslotte is ervoor gekozen om bij de beoordeling van de draagkracht de kostendelersnorm niet toe te passen (zie de definitie van bijstandsnorm in artikel 1).
Artikel 16. Kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer
De leden c en g zijn een uitwerking van wat in artikel 4 van de Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gemeente Pijnacker-Nootdorp was bepaald. Hierdoor is het mogelijk aan kinderen van 4 tot 18 jaar van wie de ouders een inkomen hebben van maximaal 110% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm via het opgerichte Jeugdsport- en cultuurfonds Pijnacker-Nootdorp een bijdrage in de kosten van deelname aan sportieve- of culturele activiteiten te verstrekken. Een en ander ter voorkoming van een (dreigend) maatschappelijk isolement van deze kinderen.
Het beheer van het Jeugdsport en cultuurfonds Pijnacker-Nootdorp is in handen gegeven van Sportservice Zuid-Holland. Deze organisatie is onderdeel van het nationaal Jeugdsportfonds en verricht tevens werkzaamheden voor het nationaal Jeugdcultuurfonds. De aanvraag moet (digitaal) worden ingediend bij Sportservice Zuid-Holland. Deze organisatie toetst het inkomen van de aanvrager, onderzoekt of aan de overige voorwaarden wordt voldaan en beslist namens de gemeente over de aanvraag. Een aanvraag kan uitsluitend worden ingediend door een intermediair, dat wil zeggen een professional, betrokken bij de opvoeding, begeleiding en scholing van het desbetreffende kind. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een leerkracht, een (school)arts, een (jeugd)hulpverlener, een maatschappelijk werker, de gemeente, etc.
De bijdrage wordt direct aan de sportvereniging, cultuurinstelling over leverancier overgemaakt. Voornaamste reden voor het oprichten van het Jeugdsport- en cultuurfonds is het bevorderen van de maatschappelijke participatie van kinderen tussen de 4 en 18 jaar van wie de ouders financieel niet in staat zijn daarvoor zorg te dragen. Doel is te voorkomen, dat deze kinderen in een sociaal isolement raken. Er is daarom bewust gekozen voor activiteiten in teamverband en niet voor individuele sport- of cultuuractiviteiten. Het gaat om kinderen uit Pijnacker-Nootdorp. Criterium is dus, dat een vereniging zich bezig houdt met activiteiten in teamverband, gericht op kinderen uit Pijnacker-Nootdorp. Een vereniging of organisatie buiten Pijnacker-Nootdorp gelegen richt zich niet (in hoofdzaak) op de inwoners van Pijnacker-Nootdorp. Gaat het echter om sportieve- of culturele activiteiten die niet binnen de eigen gemeente aanwezig zijn, dan wordt aan de hand van een aanvraag individueel en in samenspraak met de gemeente en Sportservice Zuid-Holland bekeken of al dan niet een beroep op het Jeugdsport- cultuurfonds kan worden gedaan.
Artikel 17. Zelfstandig functioneren van chronisch zieken en gehandicapten
Het moet gaan om noodzakelijke, aantoonbare meerkosten die het gevolg zijn van een chronische ziekte of handicap, uitgaande van de goedkoopst adequate oplossing. Hierbij wordt de in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gehanteerde methodiek van de kanteling gehanteerd.
Voor wat betreft de vergoeding van reiskosten en zorgkosten geldt dat het gaat om meerkosten die niet of niet volledig op grond van een andere (wettelijke) regeling kunnen worden vergoed, zoals de Wmo, de Zorgverzekeringswet of de reiskostenvergoeding door de werkgever.
Als voorliggende voorziening geldt hierbij niet de zorgverzekering/polis die de aanvrager heeft afgesloten, maar de maximale dekking van zorgverzekeraars op grond van de Zorgverzekeringswet (inclusief aanvullende zorgverzekering).
Artikel 18. Kosten van kinderopvang bij sociaal medische indicatie
In de oorspronkelijke Richtlijnen bijzondere bijstand 2011 was een artikel opgenomen dat de volledige kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie regelde bij een minimum inkomen. De Beleidsregels tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2012 voorzien echter inmiddels door een inkomensafhankelijke berekeningswijze in een hogere tegemoetkoming bij lage inkomens. Er resteert echter nog steeds een eigen bijdrage die voor bijzondere bijstand in aanmerking dient te komen
omdat er sprake is van kosten die voortkomen uit bijzondere omstandigheden.
Artikel 19 t/m 22. Bijzondere bijstand voor woonkosten
Door de economische crisis en de stagnerende huizenmarkt zijn er belanghebbenden die een substantiële inkomensdaling hebben en hun hypotheeklasten niet kunnen betalen. Dat is de achtergrond van deze bijzondere bijstand. De reden van het opleggen van een verhuisplicht (in artikel 21 en 22) en een maximale verstrekkingsduur (in artikel 22) is gelegen in het feit, dat er op langere termijn geen rekening kan worden gehouden met de stagnerende huizenmarkt.
Voor wat betreft de draagkracht is in artikel 11, vierde lid, bepaald dat als het inkomen na de aftrekposten genoemd in artikel 10, hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm 100% van het inkomen voor zover dat meer is dan de toepasselijke bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking wordt genomen.