Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Pijnacker-Nootdorp worden per 01-01-2015 ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 23-12-2017 | nieuwe regeling | 09-12-2014 Telstar, 17-12-2014 | 14INT09695/BBV14.0677 |
Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het advies van de afdeling Beleid d.d. 9 december 2014;
gezien het advies van de Adviesraad Werk & Inkomen d.d. 21 november 2014;
gelet op artikel 18a van de Participatiewet (PW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
vast te stellen de volgende ‘Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015’;
De begripsbepalingen van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.
In omstandigheden waarbij de toepassing van bepalingen in deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan het college ten gunste van de aanvrager van deze regels afwijken.
Artikel 5. Intrekking vorige beleidsregels
De beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Pijnacker-Nootdorp worden ingetrokken.
Vastgesteld in de vergadering van 9 december 2014
de secretaris, de burgemeester,
drs. J.P.R. Woudstra mw. F. Ravestein
Toelichting op de Beleidsregels bestuurlijke boete 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Met inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetten is de bestuurlijke boete in het leven geroepen. Op grond van artikel 18a van de Participatiewet en artikel 20a in zowel de IOAW als de IOAZ legt het college een bestuurlijke boete op indien er sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Er zijn situaties denkbaar waarin het college kan besluiten een lagere boete of in het geheel geen boete op te leggen. Deze bevoegdheid is nader uitgewerkt in deze beleidsregels.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2. Hoogte bestuurlijke boete bij nul-fraude
Artikel 18 a, vierde lid van de PW stelt dat het college af kan zien van het opleggen van een bestuurlijke boete als een schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag. Dit wordt ook wel nul-fraude genoemd. Het college kan in dit geval volstaan met een waarschuwing. Als er echter in een periode van twee jaar eerder al een waarschuwing is gegeven voor een schending van de inlichtingenplicht, dan moet het college een boete opleggen.
Artikel 3. Verlagen of afzien bestuurlijke boete
Een bestuurlijke boete wordt opgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 18a, eerste, tweede en derde lid PW, en van artikel 20a, eerste, tweede en derde lid IOAW/IOAZ. In geval van verminderde verwijtbaarheid van het gedrag van de belanghebbende kan de bestuurlijke boete verlaagd worden. Dit wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.
Van het opleggen van een bestuurlijke boete kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan niet op voorhand worden vastgelegd. Dit wordt dus individueel beoordeeld. Het moet echter wel gaan om zeer uitzonderlijke gevallen. Het enkele feit dat het de belanghebbende aan financiële middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is onvoldoende om te kunnen spreken van dringende redenen.
Bij verminderde verwijtbaarheid kan de bestuurlijke boete in principe met 50% worden verlaagd. Afhankelijk van de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen, kan de bestuurlijke boete met een hoger of lager percentage worden verlaagd.
Het afgeven van een beschikking dat het college afziet van het opleggen van een bestuurlijke boete wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive.
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.
Artikel 5. Intrekking vorige regels
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.