Kenmerk F&I/1209654
Nummer RB 14-47 Agendapunt
De raad der gemeente Soest;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 september2014,
nr. RV 14-47;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van
rioolheffing 2015.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede
verstaan een open water;
- d.
onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het
Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste
individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen;
- e.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater;
- f.
gemeentelijke zorgplichten: de zorg voor het afvloeiend hemelwater
en het grondwater zoals aan de gemeente opgedragen in artikel 3:5 en
3:6 van de Waterwet
- g.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd,
dan wel dat belang heeft bij nakoming van de gemeentelijke
zorgplichten.
- 2.
Met betrekking tot de belasting wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien
verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel
worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
De belasting wordt geheven naar een vast bedrag dat wordt verhoogd
afhankelijk van het aantal kubieke meters water dat vanuit het
perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin
van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel
is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk
is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water
door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt
een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand
gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan
worden afgelezen, of:
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest
kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de
hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke
bepaling.
Artikel 6 Belastingtarieven
- 1.
De belasting bedraagt € 162,00 per perceel.
- 2.
Indien vanuit het perceel meer dan 500m3 is afgevoerd, dan wordt het
bedrag als bedoeld in het eerste lid verhoogd met € 162,00 voor elke
500m3 dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 3.
Voor de berekening van het aantal eenheden als bedoeld in het tweede
lid, wordt een gedeelte van een eenheid van 500m3 als een volle eenheid
aangemerkt.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belastingwordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Vrijstellingen
Er zal geen rioolheffing worden geheven op:
- 1.
onbebouwde percelen met een oppervlakte t/m 100m2;
- 2.
bebouwde percelen met een bebouwde vloeroppervlakte t/m 25m2.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van
het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van
het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde als er in dat
jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in gebruik neemt.
- 5.
Indien het totaal van de op het aanslagbiljet verenigde bedragen minder
dan € 10,00 bedraagt zal geen aanslag worden opgelegd.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in één termijn binnen twee
maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaal bedrag van
de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het
aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan
€ 50,00 doch minder dan € 45.000,00 en zolang de verschuldigde
bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de
betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven,
dat de aanslagen moeten worden betaald in 9 gelijke termijnen. De
eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het
aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand
later.
3 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en
tweede lid gestelde termijnen.
Artikel 12 Verlenen kwijtschelding
Bij de invordering van de rioolheffing wordt, in afwijking van de
uitvoeringsregeling invorderingswet 1990, het percentage van de berekening
van de kosten van bestaan vastgesteld op 100%.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De "Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014",
vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2013, wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening rioolheffing
2015".