Organisatie | Vught |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Vught 2015. |
Citeertitel | Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Vught 2015. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Verordening |
Externe bijlage | Toelichting |
nvt
art. 8, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-04-2021 | Onbekend | 18-12-2014 | Nieuwe regeling |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Vught 2015
De raad van de gemeente Vught;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2015,
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;
gezien het advies van de Wwb Cliëntenraad gemeente Vught;
overwegende dat de gemeenteraad op grond van de Participatiewet bij verordening regels dientte stellen over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet;
besluit vast te stellen de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Vught 2015.
HOOFDSTUK 2 - RECHT OP INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG
Artikel 3. Langdurig, laag inkomen
Een belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als hij:
Artikel 4. Geen individuele inkomenstoeslag
Er bestaat geen recht op een individuele inkomenstoeslag als hij:
in de referteperiode een verlaging vanaf categorie twee als bedoeld in artikel 7 of artikel 8 van de Afstemmings- en robuuste incassoverordening heeft opgelegd gekregen wegens schending van de arbeids- of re-integratieverplichtingen of de geüniformeerde arbeidsverplichtingen die zijn vermeld in artikel 18 lid 4 van de Participatiewet;
Artikel 5. Hoogte van de individuele inkomenstoeslag
Wanneer een belanghebbende binnen de referteperiode, de inkomensgrens van 110% van het wettelijk minimumloon, als bedoeld in artikel 3 van deze verordening, slechts in beperkte mate overschrijdt (de zgn. “meerinkomsten”), dan is in afwijking van het bepaalde in artikel 3 toch sprake van langdurig laag inkomen en stelt het college de hoogte van de individuele inkomenstoeslag vast onder aftrek van deze meerinkomsten.
Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Als één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de Participatiewet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op individuele inkomenstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.