Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015 |
Citeertitel | Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Jeugdwet 2015
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 06-04-2016 | Nieuwe regeling. | 11-12-2014 GVOP-2014-107027 | 2015/020 |
De raad van de gemeente Waalwijk;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;
overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft gelegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een individuele voorziening of
persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in
artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.
Ouders en verzorgers, wettelijk vertegenwoordigers van de jeugdige.
Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.
Generalist die zorg draagt voor de ondersteuning op locatie van huishoudens met problemen in meer rubrieken en/of ingewikkeldere problematiek als bedoeld in artikel 4.
Melding aan het college zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet.
Gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.
Hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten,
aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In Plan wordt
beschreven wat problemen en vraagstukken zijn en welke oplossingen zij daarvoor kiezen. Het
college betrekt het plan in het onderzoek c.q het gesprek.
Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.
Het integraal plan van aanpak beschrijft de doelen van de hulpverlening. Hierin zijn alle activiteiten
opgenomen die worden ondernomen om de gestelde doelen te behalen. Het kan zowel gaan om
datgene wat het sociaal netwerk zelf doet, vanuit het uitgangspunt benutting van eigen
kracht, aangevuld met inzet van Gebruikelijke hulp, Mantelzorg, Algemene voorzieningen,
Maatwerkvoorzieningen c.q. individuele voorzieningen. De aanpak is altijd gericht op de
hoofddoelen: iedereen is sociaal economisch zelfredzaam, iedere jongere haalt een startkwalificatie
en ieder huishouden heeft minimaal 1 kostwinner.
Een beschikking zoals omschreven in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht van het college van Waalwijk over de Toegang tot Jeugdhulp.
Bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.
Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet.
Aanbod van diensten of activiteiten, dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften,
persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruiker toegankelijk is en dat is gericht op het
versterken van de zelfredzaamheid en participatie, of op opvang.
15.Vrij toegankelijke Jeugdhulp
Een voor de doelgroep – zoals omschreven in artikel 2.1 van de wet – vrij toegankelijke (algemene) voorziening.
Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.
HOOFDSTUK 2. Procedureregels aanvraag Jeugdhulp
Artikel 4. Cliëntondersteuning
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.
bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij
redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval
een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
3.Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als
1.Het college onderzoekt door middel van een gesprek van een deskundige en de jeugdige en/of
zijn ouders, binnen de gestelde termijn en voor zover nodig:
kan het college specialisten raadplegen.
7.Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.
HOOFDSTUK 3. Procedure individuele voorzieningen
Artikel 9. Samenwerkingsafspraken Raad voor de Kinderbescherming
De gemeente stelt bij verordening vast dat de afspraken die in het samenwerkingsprotocol tussen de gemeente en de Raad voor de kinderbescherming zijn opgenomen, onverkort gelden voor alle instanties die werken onder de regie van de gemeente.
Artikel 10. Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen
1.Het college kent een individuele voorziening toe voor zover op basis van de hulpvraag en/of het
huisbezoek wordt vastgesteld dat de jeugdige:
jeugdige een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts is afgegeven;
3.Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit
van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening.
Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
1.Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de
verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar
2.Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de
verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.
3.De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet maatschappelijke
ondersteuning, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het
college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
4.Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van
calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
5.Elke aanbieder moet zich houden aan de wet meldcode geweld en kindermishandeling.
Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
1.Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit
eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun
redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een
beslissing aangaande een individuele voorziening.
2.Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele
voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het
college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of
gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het
4.Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes
maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de
verlening heeft plaatsgevonden.
5.Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet
HOOFDSTUK 8. Overige bepalingen
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp
1.Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de
tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren
kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder
3.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze
eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het
zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 18. Vertrouwenspersoon
1.Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een
onafhankelijke vertrouwenspersoon.
2.Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een
Artikel 19. Inspraak en medezeggenschap
1.Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid
betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde
regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
2.Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid
voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de
besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen
van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
3.Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij
onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een
adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
4.Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
1.Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien
2.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de
klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.