Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling Nadeelcompensatie kabels en leidingen (NKL) Zeeland 2014 |
Citeertitel | NKL Zeeland 2014 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Ruimtelijke ordening |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2014 | Nieuwe regeling | 02-12-2014 | 14017709 |
Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 2 december 2014, kenmerk 14017709, tot vaststelling van de Regeling Nadeelcompensatie kabels en leidingen (NKL) Zeeland 2014.
Gedeputeerde staten van Zeeland
overwegende dat het gewenst is een regeling vast te stellen inzake het toekennen van nadeelcompensatie in situaties waarin kabels en leidingen, die aanwezig zijn in of nabij bestaande of nieuw aan te leggen provinciale wegen of vaarwegen en die ten gevolge van werkzaamheden aan provinciale wegen en vaarwegen moeten worden verwijderd of verlegd;
besluiten vast te stellen de navolgende
Regeling Nadeelcompensatie kabels en leidingen (NKL) Zeeland 2014
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Afdeling 1.2. Recht op vergoeding voor het verleggen van kruisende- of langsleidingen en de omvang daarvan
Gedeputeerde staten kennen de aanvrager die als gevolg van een besluit van gedeputeerde staten, inhoudende de wijziging of intrekking van een vergunning, schade lijdt of zal lijden in verband met de verlegging van kruisende- of langsleidingen in verband met door gedeputeerde staten uit te voeren werkzaamheden aan droge of natte infrastructuur, op aanvraag een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
De omvang van de schade wordt overeenkomstig de voorschriften zoals opgenomen in bijlage 1 berekend, tenzij gedeputeerde staten, ten aanzien van het besluit, bedoeld in artikel 3, besluiten dan wel hebben besloten een specifiek daarvoor geldende regeling vast te stellen.
De vergoeding bij een langsleiding bestaat uit een percentage van de berekende schade, welk percentage lineair gerelateerd is aan de tijdsduur die is verstreken vanaf de datum van inwerkingtreding van het besluit tot verlening van de vergunning tot en met de dag van de inwerkingtreding van het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning, overeenkomstig hetgeen ter zake is weergegeven ten behoeve van respectievelijk de droge en natte infrastructuur in de schema's zoals opgenomen in bijlage 2.
Geen vergoeding vindt plaats als in het besluit tot verlening van de vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning te voorzien is in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden aan en ten behoeve van de desbetreffende infrastructuur en binnen de genoemde periode van vijf jaar daadwerkelijk een besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning wordt toegezonden.
Afdeling 1.3. Recht op vergoeding voor het verleggen van buitenleidingen en de omvang daarvan
Gedeputeerde staten kennen de aanvrager die als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens gedeputeerde staten van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak schade lijdt of zal lijden in verband met de verlegging van buitenleidingen in verband met door gedeputeerde staten uit te voeren werkzaamheden aan droge of natte infrastructuur, op aanvraag een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
De omvang van de schade wordt overeenkomstig de voorschriften zoals opgenomen in bijlage 1 berekend, tenzij gedeputeerde staten, ten aanzien van de rechtmatige uitoefening van de aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, bedoeld in artikel 8, besluiten dan wel hebben besloten een specifiek daarvoor geldende regeling vast te stellen.
Hoofdstuk 2. Bepalingen van procedurele aard
Afdeling 2.1. De behandeling van de aanvraag
Een aanvraag om vergoeding wordt zo spoedig mogelijk bij gedeputeerde staten ingediend, doch in ieder geval binnen een termijn van vijf jaar na het van kracht worden van het besluit waarbij de vergunning wordt gewijzigd of ingetrokken, of binnen een periode van vijf jaar na het rechtmatig uitoefenen door of namens gedeputeerde staten van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak leidende tot de verlegging van een buitenleiding.
Gedeputeerde staten bevestigen de ontvangst van de aanvraag om vergoeding zo spoedig mogelijk en stellen de aanvrager op de hoogte van de te volgen procedure.
Gedeputeerde staten kunnen een aanvraag om vergoeding voor advies voorleggen aan een adviseur, die niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de provincie. De adviseur heeft tot taak aan gedeputeerde staten een zorgvuldig voorbereid en goed gemotiveerd advies uit te brengen over het te nemen besluit op de aanvraag om vergoeding.
Alvorens een adviseur aan te wijzen, geven gedeputeerde staten van hun voornemen daartoe kennis aan de aanvrager. De kennisgeving bevat, naast de redengeving voor het inschakelen van een adviseur, ten minste de naam van de adviseur, zijn beroep en de plaats waar hij zijn werkzaamheden pleegt te verrichten. De aanvrager kan binnen twee weken na de verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten tegen de voorgenomen aanwijzing wegens vermeende partijdigheid, in welk geval gedeputeerde staten eenmalig tot een andere aanwijzing kunnen overgaan.
Het door de adviseur uit te brengen advies bevat ten minste een antwoord op de vraag of de schade een gevolg is van de activiteiten van gedeputeerde staten zoals omschreven in de artikelen 3 en 8. Bij bevestigende beantwoording van die vraag wordt in het advies tevens aangegeven:
Gedeputeerde staten stellen aan de adviseur de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van diens adviestaak. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.
De aanvrager verschaft de adviseur, naast de van de aanvrager afkomstige informatie waarover de adviseur op grond van artikel 19 reeds beschikt, desgevraagd nadere gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn.
De adviseur kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden, daaronder begrepen ambtenaren, in dienst bij een dienst, bedrijf of instelling, werkzaam onder verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten. Indien met het verstrekken van inlichtingen of adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de adviseur deze bevoegdheid eerst uit na toestemming van gedeputeerde staten.
Ter voorbereiding van zijn advies stelt de adviseur de aanvrager en gedeputeerde staten in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. Meegebrachte deskundigen kunnen in de gelegenheid worden gesteld een nadere toelichting te geven.
De adviseur stelt van zijn werkzaamheden een verslag op. Dit verslag bevat mede een weergave van hetgeen op grond van artikel 23 ten overstaan van de adviseur naar voren is gebracht.
Gedeputeerde staten geven aan binnen welke termijn een advies wordt verwacht. Deze termijn mag niet zodanig kort zijn dat de adviseur gelet op de in de artikelen 26 en 27 genoemde termijnen binnen een dermate beperkt tijdsbestek een conceptadvies dient op te stellen dat hij zijn taak niet naar behoren kan vervullen.
Alvorens de adviseur zijn definitieve advies opstelt, stelt hij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt aan de aanvrager en gedeputeerde staten toegezonden, met het verzoek om binnen een termijn van uiterlijk vier weken, te rekenen vanaf de datum van verzending van het conceptadvies, schriftelijk eventuele bedenkingen hiertegen naar voren te brengen.
Afdeling 2.3. De vaststelling van de vergoeding
Indien toepassing is gegeven aan artikel 16, besluiten gedeputeerde staten binnen vier weken na de dag van ontvangst van het definitieve advies op de aanvraag om vergoeding.
Indien de aanvrager naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding, kunnen gedeputeerde staten, in afwachting van de beslissing ter zake die vergoeding, op aanvraag dan wel ambtshalve aan de aanvrager een voorschot verlenen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 2 december 2014.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
A.W. Smit, secretaris.
Uitgegeven, 12 december 2014
De secretaris, A.W. Smit
Bijlage 1 bedoeld in artikel 4 en artikel 9 van de NKL Zeeland 2014
In de NKL Zeeland 2014 worden de volgende soorten kabels en leidingen onderscheiden:
Voor de kabels en leidingen genoemd onder 1, 2 en 3 geldt dat allereerst de kosten van een verlegging worden bepaald. Van deze kosten worden voordelen afgetrokken die voortvloeien uit een verlegging. Het aldus berekende bedrag is de schade die een kabel- of leidingbeheerder lijdt door een verlegging. De wijze van schadeberekening is in deze bijlage bepaald.
Wijze waarop de omvang van de schade wordt bepaald
Bij het vaststellen van de omvang van de schade als gevolg van het verleggen van een kabel of leiding worden de volgende uitgangspunten en berekeningsmethoden gehanteerd.
Onder materiaalkosten worden onder meer kosten van bedrijfseigen materialen verstaan die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies. Hieronder worden in elk geval verstaan: kosten van kabel- en of leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht.
Ook de kosten van het transport van materialen naar de bouwplaats vallen onder het begrip materiaalkosten.
Onder de kosten van het uit en in bedrijf stellen worden verstaan:
kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard nodig om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen, zoals extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.
Voor de bepaling van de kosten van ontwerp en begeleiding kunnen de volgende werkzaamheden worden onderscheiden:
Voor de hoogte van de hier opgesomde kosten zijn de werkelijke kosten het uitgangspunt. Deze kosten zijn inzichtelijk en narekenbaar. Zonodig kan een beroep op de hardheidsclausule (artikelen 7 en 11) worden gedaan.
Onder uitvoeringskosten worden onder meer verstaan:
Er wordt een aftrek nieuw voor oud toegepast indien sprake is van kenbaar technisch versleten kabels of leidingen. Onder technisch versleten wordt verstaan: kabels of leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van 5 jaar verstreken zal zijn.
Een aftrek nieuw voor oud vindt plaats op basis van een contante waarde-berekening waarbij wordt uitgegaan van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. Indien delen van een zelfstandige eenheid vervangen moeten worden, wordt voor de berekening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele zelfstandige eenheid onder toerekening van een evenredig deel van de kosten aan het te vervangen onderdeel.
De technische levensduur van een aantal soorten kabels en leidingen wordt bepaald aan de hand van het overzicht dat hierna volgt. De technische levensduur van soorten kabels of leidingen die niet in dit overzicht zijn opgenomen wordt naar redelijkheid bepaald.
Leidingen met een technische levensduur van 100 jaar en ouder worden niet geacht aan veroudering onderhevig te zijn: voor het bepalen van de hoogte van de kosten voor het verleggen van dergelijke leidingen geldt geen aftrek nieuw voor oud.
De hoogte van de kosten van een verlegging wordt voorts gecorrigeerd als zich door de verlegging een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet doordat de capaciteit van de leiding toeneemt, de leiding meer druk kan verdragen (verhoging van de drukklasse), een evident verkeerde ligging wordt opgeheven, constructiefouten worden opgeheven, een foutieve keuze van leidingmaterialen wordt opgeheven voor zover deze de technische levensduur significant zou kunnen beïnvloeden, er sprake is van achterstallig onderhoud eveneens gepaard gaand met een significante verkorting van de technische levensduur of er sprake is van een noodzakelijke reconstructie van oudere opstallen.
Bij een reconstructie van oudere opstallen kan afhankelijk van de situatie een correctie nieuw voor oud worden toegepast conform de relevante bepalingen van de Onteigeningswet, waarbij dan een eventuele vergroting van de functionaliteit eveneens in mindering gebracht kan worden op de vergoeding.
Overzicht technische levensduur
Het onderstaande overzicht is niet uitputtend zodat de technische levensduur van een kabel of leiding die niet in dit overzicht is opgenomen naar redelijkheid en billijkheid bepaald dient te worden.
Kleinere leidingen (tot 50 mm) niet relevant, grotere conform de distributieleidingen.
Transportleidingen (8, 4 en 1 bar)
Distributieleidingen (100 en 30 mbar)
Distributiekabel middenspanning (tot 30 kV)
Bijlage 2 bedoeld in artikel 5, eerste lid, (langsleidingen) van de NKL Zeeland 2014
De schade bij een verlegging van een langsleiding wordt bepaald op basis van bijlage 1 waarna, afhankelijk van de ouderdom van de ingetrokken vergunning, aan de hand van onderstaande percentages de vergoeding bepaald wordt.
De percentages concretiseren een aftrek “maatschappelijk risico”: bij een verlegging van een langsleiding vanwege een droog of nat infrastructuurwerk is de vergoeding bij een in te trekken vergunning die ouder is dan 10 respectievelijk 20 jaar nihil.
Vergoedingspercentage droge infrastructuur.
Gedurende de eerste vijf jaar bedraagt het vergoedingspercentage 100. Vanaf het begin van het 6e jaar tot het einde van het 10e jaar daalt het vergoedingspercentage lineair van 80 naar 0.
Vergoedingspercentage natte infrastructuur
Gedurende de eerste vijf jaar bedraagt het vergoedingspercentage 100. Vanaf het begin van het 6e jaar tot het einde van het 20e jaar daalt het vergoedingspercentage lineair van 80 naar 0.
Bijlage 3 bedoeld in artikel 5, tweede lid, (kruisende leidingen) van de NKL Zeeland 2014
De schade bij een verlegging van een kruisende leiding wordt bepaald op basis van bijlage 1
De vergoeding voor een verlegging van een kruisende leiding bestaat uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoeringskosten.
Materiaalkosten en de kosten van het uit en in bedrijf stellen komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Bijlage 4 bedoeld in artikel 10 (buitenleidingen) van de NKL Zeeland 2014
Ten aanzien van de vergoeding voor de verlegging van buitenleidingen is in de eerste plaats de juridische grondslag van de aanwezigheid van de leidingen van belang:
Is in een wettelijke schadevergoedingsregeling niet voorzien omdat de leiding ligt op basis van een vergunning van een ander bestuursorgaan dan gedeputeerde staten, dan wel op basis van een overeenkomst of een andere vorm van toestemming van de grondeigenaar, dan wordt de vergoeding voor het verleggen van een buitenleiding op dezelfde manier bepaald als de vergoeding voor het verleggen van een kruisende leiding, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regeling. Daarvoor is wel vereist dat de te verleggen leiding valt onder het begrip “openbaar werk” zoals bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht.