De raad van de gemeente Diemen
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14
oktober; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4,[eerste,
tweede,]derde enzevende lid,
[2.1.5, eerste lid,] 2.1.6,
[2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze
waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;
dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen
bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving
onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie,
een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij
zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het
noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan
als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning
bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met
een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen,
beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid
van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te
bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve
samenleving;
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning
Diemen 2015
Artikel 1. Begrippen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
- -
algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is
bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar
is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;
- -
algemene voorziening: laagdrempelige diensten of faciliteiten die
bedoeld zijn voor alle burgers of voor iedereen die tot een bepaalde
doelgroep behoort.
- -
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015;
- -
bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de
wet;
- -
college:college van burgemeester en wethouders;
- -
gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in
artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- -
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld
in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- -
melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid, van de wet;
- -
PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet;- wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Artikel 2. Melding hulpvraag
- 1.
Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden
gemeld.
- 2.
Het college bevestigt de ontvangst van een melding
schriftelijk.
Artikel 3. Cliëntondersteuning
- 1.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op
kostenloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt
uitgangspunt is.
- 2.
Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek,
bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid
gebruik te maken van kostenloze cliëntondersteuning.
Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
- 1.
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over
de cliënt en zijn/ haar situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem of
haar een afspraak voor een gesprek.
- 2.
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens
en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek
nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De
cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
- 3.
Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in
overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld
in het eerste en tweede lid.
- 4.
Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een
persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op
te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de
gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 5. Gesprek
- 1.
Het college onderzoekt in een gesprek met de cliënt en/ of diens
vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst
familie of betrokken hulpverleners, zo spoedig mogelijk en voor zover
nodig:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de
cliënt;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- c.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of
algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of
zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien
in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;;
- d.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen
uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn
zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn
behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- e.
de behoefte aan voorzieningen ter ondersteuning van de
mantelzorger van de cliënt;
- f.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene
voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in
artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van
maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering
van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in
zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- g.
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met
zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de
Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke
gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en
inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde
dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van
zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen
of opvang;
- h.
de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
- i.
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het
bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd
zal zijn, en
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB,
waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht
over de gevolgen van die keuze.
- 2.
Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid,
aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het
onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek,
diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt
toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
- 4.
Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het
bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien
van een breed gesprek.
Artikel 6. Verslag
- 1.
Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het
onderzoek.
- 2.
Binnen zes weken na de melding verstrekt het college aan de cliënt een
verslag van het onderzoek.
- 3.
Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag
toegevoegd.
Artikel 7. Aanvraag
- 1.
Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om
een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.
- 2.
Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als
aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van
een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
- 2.
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
- a.
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of
participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze
beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen
kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van
andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met
gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of
algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De
maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten
van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage
aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat
wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang
mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,of
- b.
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de
samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale
problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al
dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg
van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar
het oordeel van het college niet op eigen kracht, met
gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere
personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van
algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De
maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten
van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage
aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd
wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de
cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op
eigen kracht te handhaven in de samenleving, en
- c.
indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente.
- 3.
Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot
zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een
maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot
ondersteuning:
- a.
voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en b.
voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet
verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de
hulpvraag overbodig had gemaakt.
- 4.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een
eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts
verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is
afgeschreven,
- a.
tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als
gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te
rekenen of
- b.
als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing
biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke
ondersteuning.
- 5.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de
goedkoopst adequate voorziening.
Artikel 9. Advisering
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies
vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om
een maatwerkvoorziening.
Artikel 10. Inhoud beschikking
- 1.
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in
ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als PGB
wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de
beschikking kan worden gemaakt.
- 2.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de
beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde
resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,
en
- d.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 3.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB
wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het PGB kan worden aangewend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;
- c.
wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld,
en
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.
- 4.
Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de
beschikking geïnformeerd.
Artikel 11. Regels voor PGB
- 1.
Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 2.3.6 van
de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt
het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten
die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft
gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening
noodzakelijk was.
- 3.
De hoogte van een PGB wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum
van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate
voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en
wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en
verzekering. 4. Het college kan nadere regels stellen over de wijze
waarop de hoogte van een PGB wordt vastgesteld en onder welke
voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een PGB wordt
verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon
die behoort tot het sociaal netwerk.
Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerk- en algemene
voorzieningen
- 1.
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
- a.
voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde
cliëntondersteuning, en,
- b.
voor een maatwerkvoorziening dan wel PGB, zolang hij van de
maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode
waarvoor het PGB wordt verstrekt, en afhankelijk van het
inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot en/ of
financieel partner.
- 2.
Het college bepaalt bij nadere regeling:
- a.
voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde
cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is
verschuldigd;
- b.
wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze
bijdrage is; en
c:
- c.
voor welke groep personen een korting op de bijdrage van toepassing
is, en
- d.
dat de bijdrage voor maatwerkvoorzeiningen of pgb’s overeenkomstig
3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt verlaagd,
waarbij wordt bepaald welke afwijkende bedragen, percentages en
inkomensbedragen worden gehanteerd.
Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
- 1.
Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met
betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen,
door:
- a.
het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van
de cliënt;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden
in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in
overeenstemming met de professionele standaard;
- 2.
Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden
gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de
deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
- 3.
Onverminderd andere handhavingbevoegdheden ziet het college toe op de
naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders,
een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met
de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
- 1.
Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en
geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een
aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
- 2.
Aanbieders melden calamiteiten en geweldsincidenten die zich hebben
voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de
toezichthoudend ambtenaar.
- 3.
De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet
onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het
college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden
van geweld.
- 4.
Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden
voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een
voorziening.
Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of
terugvordering
- 1.
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op
verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en
omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze
aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld
in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing
als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel
intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de
verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere
beslissing zou hebben geleid;
- b.
de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het PGB is
aangewezen;
- c.
de maatwerkvoorziening of het PGB niet meer toereikend is te
achten;
- d.
de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het
PGB verbonden voorwaarden, of
- e.
de cliënt de maatwerkvoorziening of het PGB niet of voor een
ander doel gebruikt.
- 3.
Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als
blijkt dat het PGB binnen de in de beschiking gestelde termijn na
uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening
waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
- 4.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a,
heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige
gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het
college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking
heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de
ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten
PGB.
- 5.
Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is
ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
- 6.
Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is
ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
- 7.
Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde
zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s.
Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van
waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door
derden
- 1.
Het college houdt in het belang van een goede
prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die
het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval
rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken; b. een
redelijke toeslag voor overheadkosten; c. een voor de sector
reële mate van non-productiviteit van het personeel als
gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; d.
kosten voor bijscholing van het personeel, en
- 2.
Het college houdt in het belang van een goede
prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die
het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in
ieder geval rekening met:
- a.
de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra
taken die in verband met de voorziening van de leverancier
worden gevraagd, zoals:
1o. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;
2o. instructie over het gebruik van de voorziening;
3o. onderhoud van de voorziening, en
4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal
wijkteams).
Artikel 18. Klachtregeling
- 1.
Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van
cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen
en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
- 2.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten
van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de
naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke
overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks
cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 19. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke
ondersteuning
1.Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten
over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van
belang zijn ten aanzien van alle maatwerkvoorzieningen. 2. Onverminderd
andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de
medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de
aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
- 1.
Het college stelt ingezetenen van de gemeente vroegtijdig in de
gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke
ondersteuning te doen, gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen
bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen
betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van
ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het
college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek
overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en
dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het
overleg benodigde informatie.
- 4.
Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste
en tweede
lid.
Artikel 21. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende
afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de
verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.
Artikel 22. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt in ieder geval eenmaal
per 4 jaar geëvalueerd en beschreven in een meerjarenbeleidplan. Het college
zendt daarnaast 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de
gemeenteraad een verslag over de effecten van de verordening in de
praktijk.
Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De Wmo verordening Diemen 2013 wordt ingetrokken.
- 2.
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van
de Wmo verordening Diemen 2013, totdat het college een nieuw besluit
heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt,
wordt ingetrokken.
- 3.
Aanvragen die zijn ingediend onder de Wmo verordening Diemen 2013 en
waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze
verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
- 4.
Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Wmo verordening
Diemen 2013, wordt beslist met inachtneming van die verordening.
Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als:
Inhoud
Artikel 1. Begrippen 3
Artikel 2. Melding hulpvraag 4
Artikel 3. Cliëntondersteuning 4
Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan 4
Artikel 5. Gesprek 4
Artikel 6. Verslag 5
Artikel 7. Aanvraag 5
Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening 5
Artikel 9. Advisering 6
Artikel 10. Inhoud beschikking 7
Artikel 11. Regels voor PGB 7
Artikel 12. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerk- en algemene
voorzieningen 7
Artikel 13. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning 8
Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 8
Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of
terugvordering 9
Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers 9
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden
10
Artikel 18. Klachtregeling 10
Artikel 19. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
10
Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 11
Artikel 21. Hardheidsclausule 11
Artikel 22. Evaluatie 11
Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 11
Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel 12