Organisatie | Landgraaf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening gemeente Landgraaf 2008 |
Citeertitel | Marktverordening gemeente Landgraaf 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | markt, standplaats |
Geen
Gemeentewet artikel 147 en artikel 149
Marktreglement gemeente Landgraaf 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2009 | nieuwe regeling | 18-09-2008 Landgraaf Aktueel, 22-07-2009 | markt, standplaats |
de raad der gemeente Landgraaf;
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 29 juli 2008;
gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markt(en);
Hoofdstuk 2. Bepalingen over vergunningen
Artikel 5. Standplaatsvergunning
Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.
Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Hoofdstuk 3. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 10. Onmiddellijke verwijdering
Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:
Artikel 13. Intrekking oude regeling
De Marktverordening Landgraaf 2000, vastgesteld op 16 december 1999, wordt ingetrokken.
Artikel 14. Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening Landgraaf 2000 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Toelichting op de Marktverordening gemeente Landgraaf 2008
Grondslag en belang verordening
In artikel 147, lid 1, Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.
Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen (artikel 160, lid 1, aanhef en onder h, Gemeentewet).
De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.
Hoofdstuk 1 van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening. Hoofdstuk 3 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.
De marktcommissie is een commissie die het college kan instellen op grond van artikel 84 van de Gemeentewet. De samenstelling en werkwijze dient het college nader uit te werken.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Onder c. is het begrip vaste standplaats opgenomen. In de Marktverordening Landgraaf 2000 werd vaste standplaats aangeduid met het onduidelijker begrip vaste plaats.
Door gebruik van het woord 'persoon' in plaats van het begrip 'ambtenaar' bij de begripsomschrijving van marktmeester onder j. kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen.
Ten opzichte van de Marktverordening Landgraaf 2000 is een aantal begripsomschrijvingen uit de verordening gehaald. Een omschrijving van het begrip marktterrein (voorheen artikel 1.1, lid 2 sub j.) wordt niet nodig geacht omdat het woord voor zich spreekt. Branche-indeling (voorheen artikel 1.1, lid 2 sub c.) is eruit gehaald omdat het alleen in artikel 2 wordt gebruikt en ook voor zich spreekt. De omschrijving van Burgemeester en wethouders als College van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf (voorheen artikel 1.1, lid 2 sub v.) is geschrapt omdat de aanduiding college mede blijkens artikel 5, aanhef en onder c, van de Gemeentewet voldoende is. Voor levenspartner (voorheen artikel 1.1, lid 2 sub g.) is een kortere omschrijving gevonden die alleen in artikel 12 wordt gebruikt en dus niet in de begripsomschrijvingen hoeft te worden opgenomen.
Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling
Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt.
Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde van de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam en de verkoopwagens.
De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.
Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat teveel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.
In deze verordening is ervoor gekozen om de verordening in te korten ten opzichte van de oude verordening. Een gedeelte van de oude bepalingen wordt overgeheveld naar een marktreglement. Het college is op grond van dit artikel bevoegd deze nadere regels te stellen. Nadere regels zijn algemene regels die te karakteriseren zijn als algemeen verbindende voorschriften. Nadere regels kennen, in tegenstelling tot beleidsregels, geen inherente afwijkingsbevoegdheid. Van nadere regels is derhalve geen afwijking mogelijk.
Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 11 is eveneens van toepassing.
Artikel 5 Standplaatsvergunning
De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.
De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.
De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis en poeliersproducten), eventuele inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit een reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 13).
Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Een plicht tot verzekering is niet als voorwaarde in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.
Artikel 7 Intrekking vastestandplaatsvergunning
Tot intrekking van de vastestandplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden ('kan' betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.
Bij dagplaatsen en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand, daarom is deze bepaling beperkt tot vastestandplaatsen. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering.
Artikel 8 Intrekking en schorsing vastestandplaatsvergunning
In artikel 8 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. De zinsnede 'onverminderd het bepaalde in artikel 7' is opgenomen om aan te geven dat ook de intrekking op grond van artikel 7 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.
Op basis van jurisprudentie (ABRvS 29 juli 1999, JG 99.0184) is het mogelijk de vergunning op grond van het niet-betalen van marktgeld te schorsen of in te trekken. Deze intrekkings- of schorsingsgrond mag niet lichtvaardig worden gebruikt, het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) wanbetalers.
Artikel 9 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker
In artikel 8 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 10) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste plaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.
In artikel 9 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om de in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of standwerkersplaats. In de beschikking tot uitsluiting moet worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat en om welke concrete dagen. Het in het eerste lid onder d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 8, eerste lid onder c.
Artikel 10 Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 10 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. In artikel 5:23 van de Awb is geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.
Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 10 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.
Ten aanzien van de in artikel 11 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 8 tot en met 10, een strek preventieve werking zal uitgaan.
In artikel 5:11 Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die is aangewezen als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.
Door toevoeging van de marktmeester is verzekerd dat deze na beëdiging als opsporingsambtenaar kan fungeren.
Artikel 13 Intrekking oude regeling
Op de datum waarop de Marktverordening gemeente Landgraaf 2008 in werking treedt, vervalt de Marktverordening Landgraaf 2000.
Artikel 14 Overgangsbepalingen
Een overgangsregeling zoals hier opgenomen is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering 'besluiten' van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.
Op grond van artikel 142 Gemeentewet treden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij in de verordening hiervoor een ander tijdstip is aangewezen. In deze verordening wordt hiervan afgeweken door te bepalen dat deze in werking treedt de dag na publicatie in de Landgraaf Koerier.
Op de datum dat de nieuwe verordening in werking treedt vervalt de oude marktverordening.
In de citeertitel is een jaartal opgenomen om deze regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.