Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning Waalwijk 2015 |
Citeertitel | Beleidsplan Maatschappelijke Ondersteuning Waalwijk 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet maatschappelijke oodersteuning 2015
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Nieuwe regeling. | 11-12-2014 Weekblad Waalwijk, 18-12-2014 | 2015/017 |
Beleidsplan Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015
8.Monitoring en verantwoording 9
1.1 Aanleiding voor dit beleidsplan
Per 1 januari 2015 wordt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) ingevoerd. Gemeenten krijgen door de aanpassing van de Wmo een brede verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke ondersteuning van zelfstandig thuiswonende inwoners die beperkt kunnen participeren. De huidige taken van de gemeente worden aangepast en uitgebreid.
De Wmo 2015 verplicht gemeenten om periodiek een beleidsplan op te stellen (artikel 2.1.2, lid 1). In dit plan is op hoofdlijnen aangegeven wat de gemeente gaat doen om de visie en uitgangspunten op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning te realiseren.
De gemeente Waalwijk heeft voorafgaand aan dit beleidsplan al verschillende beleidskaders vastgesteld. Het Transitieplan voor het sociale domein in Waalwijk: ‘Andere kijk, goed voor elkaar’ (hierna: transitieplan) en het Regionaal Beleidskader Jeugdhulp Hart van Brabant (hierna: beleidskader Jeugdhulp) zijn op 3 februari 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit beleidsplan is dan ook aanvullend op deze beleidskaders en vormt de koppeling naar de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015.
Dit beleidsplan beschrijft de maatregelen die de gemeente Waalwijk neemt om de inwoners zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te laten wonen en om inwoners die beschermd wonen of opvang ontvangen een zo veilig mogelijke woonomgeving te laten hebben en indien mogelijk weer op basis van eigen kracht zich te handhaven in de samenleving. De maatregelen die hiertoe beschikbaar zijn staan uitgebreid beschreven in het transitieplan, evenals het model ‘Toegang tot het sociale domein’ tot de maatwerkvoorzieningen en de doelstellingen.
Dit beleidsplan zal dan ook beperkt ingaan op de onderwerpen die reeds besproken zijn in de eerder genoemde beleidskaders. De aandacht ligt op de onderwerpen ten behoeve van de verordening die eveneens voorligt ter vaststelling.
In hoofdstuk 2 wordt kort aandacht besteed aan de onderwerpen die al zijn vastgesteld door de gemeenteraad. In hoofdstuk 3 t/m 7 wordt ingegaan op de nog niet vastgestelde beleidsonderwerpen. Per onderwerp wordt aangegeven:
De gemeenteraad heeft reeds positief besloten over het transitieplan en het beleidskader Jeugdhulp. In deze beleidskaders is aandacht besteed aan:
De toelichting op ‘Eigen kracht’ en het model ‘Toegang tot het sociale domein’ is terug te vinden in eerder genoemde beleidskaders. Omdat de doelstellingen het uitgangspunt vormen voor het gehele beleid worden deze kort herhaald.
Als algemene transitiedoelstellingen heeft de gemeente Waalwijk de volgende geformuleerd:
Deze doelstellingen komen voort uit het gedachtegoed van de gemeente Waalwijk. De gemeente staat voor ondersteuning op maat maar wel vanuit spelregels, niet problematiserend, maar waar mogelijk ontzorgend. Iedere inwoner doet hierin mee, niemand staat langs de kant. Daarbij moet wel ruimte zijn voor uitzonderingen, rekening houdend met het individu en het huishouden. Indien nodig wordt hulp gegeven, zo licht als mogelijk en zo intensief als nodig.
Omdat er sprake is van een lang proces van transitie en transformatie moet er onderscheid worden gemaakt tussen doelstellingen op de korte termijn en doelstellingen op de lange termijn wanneer het gaat over de maatwerkvoorzieningen. Voor de maatwerkvoorzieningen zijn voor de korte termijn (inkoopjaar 2015) de volgende doelstellingen geformuleerd:
Voor de lange termijn zijn voor de maatwerkvoorzieningen de volgende doelstellingen geformuleerd:
Er is een soepele en logische samenwerking tussen de inwoner en zijn eventuele mantelzorger met vrijwilligers en professionals.
2.1 Beleidskaders die al zijn vastgesteld
Op 3 februari 2014 is als beleidskader het Transitieplan voor het sociale domein in Waalwijk vastgesteld door de raad. Kern van het Waalwijkse beleidskader is het model voor de Toegang. De gemeente Waalwijk gaat uit van de eigen kracht, het sociale netwerk van de hulpvrager en van het gebruik van algemene voorzieningen. Pas als daar geen oplossing wordt gevonden, komen specialistische voorzieningen in beeld. Bij meervoudige en/of ingewikkelde problematiek wordt een coach ingezet die samen met het huishouden een plan van aanpak maakt (één huishouden, één plan).
Daarnaast is al een aantal zaken vastgesteld door de raad, die voor de verordening van belang zijn:
1.Vaststelling eigen bijdrage;
De gemeente vraagt een eigen bijdrage bij een te betalen ondersteuning door de gemeente voor zover dit wettelijk is toegestaan.
2.Inwoners uit de gemeente Waalwijk kunnen kiezen uit een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget onder nader te bepalen voorwaarden.
De uitwerking hiervan zal in het de beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk en in de beleidsregels Jeugdhulp Waalwijk 2015 worden opgenomen.
De gemeente Waalwijk kiest voor marktwerking waarbij zowel grote als kleine organisaties een aanbod kunnen doen.
3. Mantelzorgers en vrijwilligers
Artikel 1.1.1, lid 1, Wmo 2015: mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Artikel 2.1.2, lid 1, Wmo 2015: De gemeenteraad stelt periodiek een plan vast met betrekking tot het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 2.1.2, lid 2, Wmo 2015: Het plan beschrijft de beleidsvoornemens inzake door het college te nemen besluiten of te verrichten handelingen die erop gericht zijn: de verschillende categorieën van mantelzorgers, en vrijwilligers, zoveel mogelijk in staat te stellen hun taken als mantelzorger of vrijwilliger uit te voeren.
3.1 Gemeentelijke ondersteuning
Van inwoners met een hulpvraag wordt verwacht dat zij een beroep doen op mantelzorgers uit hun sociale kring en - indien de sociale kring niet in de hulpvraag kan voorzien - vrijwilligers. Mantelzorgers en vrijwilligers worden geacht te ondersteunen bij de eerste hulpvraag. Pas op het moment dat dit niet voldoende oplossing biedt zullen algemene of maatwerkvoorzieningen worden ingezet.
Vanuit de Wmo 2015 is de verplichting opgelegd in een beleidsplan aan te geven welke ondersteuning vanuit de gemeente beschikbaar moet zijn voor mantelzorgers en vrijwilligers (artikel 2.1.2, lid 1, Wmo 2015). Deze ondersteuning heeft als doel de mantelzorgers en vrijwilligers zoveel mogelijk in staat te stellen hun taken als mantelzorger of vrijwilliger uit te voeren.
In het transitieplan is het model ‘Toegang tot het sociale domein’ vastgesteld. Hierin wordt de toegang tot de verschillende niveaus van ondersteuning beschreven. Hieronder valt ook de ondersteuning aan mantelzorgers en vrijwilligers.
In de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 is het volgende vastgelegd met betrekking tot mantelzorgersondersteuning:
Wij stellen de raad voor te besluiten:
3.Te kiezen voor ondersteuning ter voorkoming van overbelasting van mantelzorgers en het verminderen van belemmeringen bij het uitvoeren van mantelzorgtaken.
3.2 Waardering voor de mantelzorgers
Artikel 2.1.6, Wmo 2015: Bij verordening wordt bepaald op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.
In de Wmo 2015 is opgenomen dat de gemeente moet voorzien in een blijk van waardering voor de ondersteuning geleverd door mantelzorgers. Binnen de AWBZ was hier de regeling Mantelzorgcompliment voor opgenomen..
In de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 is het volgende vastgelegd met betrekking tot de jaarlijkse waardering van mantelzorgers:
-Artikel 18: Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.
Wij stellen de raad voor te besluiten:
4.Dat het college in de Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 vastlegt hoe de waardering van mantelzorgers vormgegeven wordt.
5.Dat mantelzorgers en organisaties worden betrokken bij het vaststellen van de vorm van de waardering.
4. Zorg in natura en persoonsgebonden budget
Artikel 1.1.1, lid 1, Wmo 2015: persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.
Artikel 2.3.6, lid 2, Wmo 2015: Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden wenst geleverd te krijgen; c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Bij Zorg in natura (ZiN) is de gemeente contractpartner van de zorgaanbieder. Bij een pgb is de cliënt zelf contractpartner van de zorgaanbieder. Dit verschil in opdrachtgeverschap beïnvloedt de monitoring en sturing ten aanzien van de kwaliteit van de geleverde zorg. Directe sturing is bij een pgb-voorziening niet mogelijk. Het is mogelijk om vooraf kwaliteitseisen te stellen aan de zorg die door de cliënt met het pgb wordt ingekocht. Sturing op het tarief van de zorgaanbieder is mogelijk door de verschillende pgb-tarieven (dit wordt uitgewerkt in de Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015). De differentiatie van de pgb-tarieven is afhankelijk van de wijze waarop deze hulp wordt uitgevoerd: door een professionele organisatie, een ZZP-er of door iemand vanuit het sociaal netwerk.
Het is van belang dat de cliënt goede afspraken maakt met de pgb-aanbieders. Zowel het Integraal plan van Aanpak als de verantwoording van de inzet van het pgb zijn hierbij belangrijke instrumenten. De coach houdt een vinger aan de pols ten aanzien van de besteding van een pgb, met name bij complexe, meervoudige hulpverlening.
Het pgb wordt door het Rijk gezien als een goed instrument voor individueel maatwerk. Het draagt bij aan het behouden van de eigen regie, wat een belangrijk voordeel is voor mensen met een beperking. Het pgb kan innovatie bevorderen in het beschikbare zorgaanbod omdat inwoners kunnen kiezen voor aanbieders passend bij het zorgplan.
Om oneigenlijk gebruik van het pgb tegen te gaan wordt het trekkingsrecht ingevoerd in de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Door het trekkingsrecht kan de budgethouder zelf bepalen aan welke aanbieder het budget wordt besteed. De betalingen aan de zorgverlener vinden plaats door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
De wet geeft aan dat het college kan bepalen onder welke voorwaarden aan personen die tot het sociaal netwerk van de betrokkene behoren een (deel van het) budget kan worden aangewend. De cliënt kan de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
In de AWBZ was een deel van het pgb vrij besteedbaar. Om controle te houden op het gebruik van het pgb en de besteding daarvan is het college voornemens geen vrij besteedbaar deel van het pgb beschikbaar te stellen.
In de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 is het volgende vastgelegd met betrekking tot het ontvangen van een persoonsgebonden budget:
8.Wij stellen de raad voor te besluiten:
6.Dat het college samen met de cliënt de beoogde resultaten van de inzet van een pgb vaststelt.
7.Dat het college de kwaliteitseisen voor de besteding van een pgb bepaalt.
8.Dat het college de hoogte van een pgb bepaalt en daarbij transparant aangeeft hoe de berekening is gemaakt.
9.Dat het college de duur bepaalt waarvoor het pgb kan worden gebruikt.
10.Dat het college de wijze van verantwoording vaststelt.
Artikel 1.1.1, lid 1, Wmo 2015: cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.
Artikel 2.2.4, Wmo 2015:1. Het college draag er in ieder geval zorg
voor dat voor ingezetenen:a. cliëntondersteuning beschikbaar is en b. op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies beschikbaar is. 2. Het college draagt er zorg voor dat bij de in het eerste lid bedoelde maatschappelijke ondersteuning het belang van betrokkene uitgangspunt is.
Clientondersteuning zoals opgenomen in de Wmo 2015 is reeds vastgelegd in het model ‘Toegang tot het sociale domein’ in het transitieplan.
In de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 is het volgende vastgelegd met betrekking tot cliëntondersteuning:
Wij stellen de raad voor te besluiten:
13.Dat cliënten zich kunnen laten ondersteunen bij het verhelderen van hun hulpvraag door mensen uit het sociaal netwerk of door professionele ondersteuners vanuit de algemene voorziening voor cliëntondersteuning.
14.Dat het college er voor zorgt dat er een luisterend oor en advies 24 uur per dag beschikbaar is.
15.Dat de cliënt eigenaar is van het Integraal plan van aanpak.
Artikel 5.1.1, Wmo 2015: Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van cliënt, mantelzorgers en sociaal netwerk indien dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de noodzaak en behoefte aan ondersteuning dan wel de mogelijke te bieden ondersteuning vanuit de sociale kring.
Hoe complexer de ondersteuningsvraag van de cliënt, hoe breder de ondersteuning moet worden ingezet. Om een goede ondersteuning te kunnen bieden is afstemming nodig tussen de verschillende partijen en is het noodzakelijk dat gegevens worden gedeeld. De cliënt wordt van te voren om toestemming om gegevens uit te wisselen. De gemeenten en andere partijen moeten zich hierbij houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens. De gegevensuitwisseling is beperkt tot de informatie die nodig is voor de behandeling van meldingen en aanvragen door de gemeente Waalwijk. Er zijn afspraken gemaakt over een zorgvuldige uitwisseling en verwerking van deze gegevens om zo de persoonsgegevens zoveel mogelijk te beschermen en de privacy van de inwoners zoveel mogelijk te waarborgen.
In het transitieplan is reeds vastgelegd dat de gemeente alle relevante communicatie , activiteiten en documenten ten aanzien van het model ‘Toegang tot het sociale domein’ centraal vastlegt, voor zover dat wettelijk is toegestaan en de instemming van de cliënt heeft.
In de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 is het volgende vastgelegd met betrekking tot de waarborg van de privacy:
-Artikel 5, lid 3: Het college vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
8.Verder maken we afspraken over autorisatie (wie mag welke gegevens inzien en gebruiken) en mandatering (wie heeft welke bevoegdheden en mag welke gegevens gebruiken of verstrekken). Tenslotte moet er helderheid bestaan over de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Wij stellen de raad voor te besluiten:
16.Dat het college de cliënt toestemming vraagt met betrekking tot het gebruik en de uitwisseling van klantgegevens en waarborgt dat de gegevens alleen worden gebruikt voor het hulpverleningsdoel waarvoor de gegevens zijn bestemd.
17.Dat het college maakt afspraken over autorisatie van gegevens en mandatering aan de diverse functionarissen, waarbij rekening wordt gehouden met de privacy van de cliënt.
18.Dat de zorgaanbieder bij beëindiging van raamovereenkomst de verantwoordelijkheid draagt voor de overdracht van de lopende dossiers aan de organisatie die door de opdrachtgever wordt aangewezen; de cliënt wordt hiervan op de hoogte gesteld.
7. Samenwerking met zorgverzekeraars, zorgaanbieders en verwijzers
Artikel 2.3.2, lid 4, onderdeel f, Wmo 2015: Het college onderzoekt: de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang.
Artikel 5.2.5, lid 1, Wmo 2015: Een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder als bedoeld in de Zorgverzekeringswet zijn, voor zover betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend, bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het college kosteloos persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid, te verstrekken van een verzekerde ingevolge die wet, die zorg als omschreven in die wet ontvangt of heeft ontvangen en in aanvulling of in aansluiting daarop aangewezen is of kan zijn op een maatwerkvoorziening.
De gemeente is verantwoordelijk voor de hulp aan huishoudens. Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de medisch zorg en zet wijkverpleegkundigen in om deze zorg te coördineren. Omdat deze wijkverpleegkundigen bij de mensen thuis komen kunnen zij mogelijke andere hulpvragen of ondersteuningsbehoefte signaleren bij de inwoners. Het is dus van belang dat de wijkverpleegkundige op de hoogte is van de hulpvoorzieningen en de gemeentelijke toegang hiertoe en de inwoners kan doorverwijzen. Natuurlijk geldt dit ook andersom, vanuit de toegang/maatschappelijke ondersteuning richting de zorgverzekeraars. Samenwerking is dus van groot belang.
De gemeenten uit de regio Hart van Brabant hebben hiervoor samen afspraken gemaakt met zorgverzekeraar VGZ. Dit omdat VGZ verantwoordelijk is voor de inkoop van verpleging en verzorging namens alle zorgverzekeraars voor het jaar 2015 in de regio Hart van Brabant. Verder is een convenant met VGZ afgesloten voor de Langstraatgemeenten. Dit convenant is uitgewerkt in een plan van aanpak, waarin de samenwerking tussen de Toegang en de wijkverpleging verder wordt vormgegeven.
Met dit convenant beogen partijen de samenwerking te versterken en zo meer efficiency te bereiken in het zorg- en hulpaanbod bij hulpvragen op het samenhangende terrein van Wmo, Zorgverzekeringswet, Wet Publieke Gezondheid, Wet Langdurige Zorg en Jeugdwet, waardoor de inwoners beter, langduriger en doelmatig in hun eigen omgeving geholpen worden.
Het convenant heeft een looptijd tot en met 31 december 2015. Aan het eind van de periode wordt het convenant geëvalueerd en bespreken beide partijen de mogelijkheid tot verlenging.
Voor het uitvoeren van de maatschappelijke ondersteuning sluit de gemeente overeenkomsten af met zorgaanbieders en welzijnsorganisaties. Veel zorgaanbieders bieden ook zorg op grond van Wet langdurige zorg (Wlz). Van belang is dat er voldoende aandacht is voor de totale ondersteuning van de inwoners en die -zo mogelijk- gezamenlijk met zorg- en welzijnsaanbieders vorm te geven.
In de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 is het volgende vastgelegd met betrekking tot de samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders:
-Artikel 5, lid 1, sub g: Het college onderzoekt in een gesprek de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang.
Met huisartsen wordt een convenant afgesloten om afstemming mogelijk te maken tussen de Toegang en de huisartsen voor die (medische) terreinen waar de huisarts de poortwachter is.
Wij stellen de raad voor te besluiten:
19.Te kiezen voor goede afstemming tussen medische en niet medische zorg om gerichte afspraken over integrale ondersteuning te kunnen maken.
8. Monitoring en verantwoording
Artikel 2.5.1, lid 1, Wmo 2015: Het college onderzoekt hoe de cliënten de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning ervaren en publiceert jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten hiervan.
Om te kunnen sturen op de effectiviteit en efficiëntie van het Wmo-beleid heeft het college beleidsinformatie nodig. Het is belangrijk om (de resultaten van) het beleid niet incidenteel maar continu te evalueren en bij te stellen. Er wordt kort-cyclisch gemonitord. Hiermee kan worden gestuurd op bijvoorbeeld de besteding van het budget. Uitgangspunt bij monitoring is dat de rapportagelast voor alle betrokkenen wordt beperkt.
Gegevens over de doelmatigheid (output) en doeltreffendheid (outcome) van het
beleid worden verzameld. Deze gegevens zijn van belang voor de aanbieders, voor de gemeenten, maar ook voor het Rijk. We ontwikkelen daarom samen met zorgaanbieders en cliënten een monitor die in 2015 de gezamenlijke prestaties en de effecten daarvan op hoofdlijnen inzichtelijk maakt.
Voor het opstellen van de monitordoelstellingen wordt voorlopig de volgende indeling gehanteerd:
Voor de verantwoording sluiten we aan bij de jaarlijkse cyclus van de gemeentelijke begroting en jaarrekening. Om doelstellingen te monitoren en te verantwoorden, worden indicatoren ontwikkeld die de realisatie van de doelstellingen meten. Het uitgangspunt daarbij is dat we zo min mogelijk bureaucratie willen organiseren voor aanbieders, professionals en onze gemeentelijke organisatie.
Overigens moeten de eisen die het Rijk gaat stellen aan de verantwoording nog worden geformuleerd.
In de Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 is het volgende vastgelegd met betrekking tot monitoring en verantwoording:
-Artikel 13, lid 3: Het college ziet toe op de naleving van de kwaliteitseisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
Wij stellen de raad voor te besluiten:
20.De monitoring, zowel lokaal als regionaal, te richten op:
-Wat we willen bereiken voor de huishoudens, en
21.Dat voor de verantwoording wordt aangesloten op de monitoring en de jaarlijkse cyclus van de gemeentelijke begroting.
22.Het college zorg draagt voor de uitvoering en rapportage van een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.