Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haren

Maatregelenverordening WWB 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening WWB 2013
CiteertitelMaatregelenverordening WWB 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Werk en Bijstand, artikel 8 en 18

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-12-201401-01-201301-01-2015Nieuwe verordening

30-09-2013

Gemeenteblad 73827

Vergadering Gemeenteraad 30-09-2013, agendapunt 12

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening WWB 2013

De raad van de gemeente Haren,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2013;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdelen b en h, en artikel 18 eerste, tweede en derde lid van de Wet werk en bijstand;

overwegende het gemeentebestuur op grond van de Wet werk en bijstand bij verordening regels dient vast te stellen voor het verlagen van uitkeringen;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Maatregelenverordening WWB 2013

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidtoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

    • c.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

    • d.

      benadelingsbedrag: de uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie tot zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    in afwijking van het eerste lig kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand voor woonkosten en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering aan zelfstandigen die bijstand voor het levensonderhoud krachtens het Bbz ontvangen, of hebben ontvangen.

  • 4.

    Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel a, moet in de hoofdstukken 2 en 3 ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘bijstandsnorm plus de op grond van artikel 12 WWB verleende bijzondere bijstand’.

  • 5.

    Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel b, moet in de hoofdstukken 2 en 3 ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘de verleende bijzondere bijstand’.

Artikel 4 Het besluit tot oplegging van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de maatregel;

  • b.

    de datum van aanvang van de maatregel;

  • c.

    de duur van de maatregel;

  • d.

    het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd;

  • e.

    het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd; en,

  • f.

    indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaard verlaging.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 18, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden:

    • c.

      het college dringende redenen aanwezig acht.

  • 2.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum maatregel

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de maand, nadat het het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor de betreffende maand geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan, voor zover het zelfstandigen betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in d evorm van een geldlening op grond van de Bbz hebben ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht worden betrokken bij de definitieve vaststelling van de bijstand.

Artikel 8 Samenloop gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel wordt uitgegaan van de gedraging waarop de maatregel is gesteld.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van belanghebbende niet verantwoord is.

Artikel 9 Recidive

  • 1.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld indien belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6 , derde lid.

Paragraaf 2 Het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen

Artikel 10 Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt behouden of één van de verplichtingen op grond van artikel 9, artikel 9a en artikel 55 van de wet niet of onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet (tijdig) inschrijven als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het niet tijdig ondertekenen van het Trajectplan.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • c.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

    • d.

      het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10, eerste lid van de wet;

    • e.

      het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de wet;

    • f.

      het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 of artikel 55 van de wet, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 van de wet;

    • g.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot het leveren van een tegenprestatie;

    • h.

      het niet of in onvoldoende mate naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c van de wet.

  • 3.

    Derde categorie: het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering en het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet, voor zover dit heef geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde deeltijd arbeid.

Artikel 11 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    De duur van de maatregel wordt vastgesteld op een maand.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, wordt voor de gedragingen als bedoeld in artikel 9 de hoogte van de maatregel als volgt vastgesteld:

    • a.

      10 procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      20 procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      50 procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      100 procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de vierde categorie..

  • 3.

    De maatregel voor de gedragingen, bedoeld in artikel 10, vierde lid, onderdeel a en b wordt ten hoogste vastgesteld op het bedrag dat de belanghebbende uit of in verband met arbeid zou hebben kunnen verwerven, indien hij de algemeen geaccepteerde arbeid had aanvaard of behouden, dan wel indien de dienstbetrekking niet was beëindigd.

Paragraaf 3 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 12 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Een verlaging wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, anders dan het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid , wordt afgestemd op het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De maatregel bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10 procent van de grondslag gedurende één maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20 procent van de bijstandsnorm gedurende één maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40 procent van de bijstandsnorm gedurende één maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 100 procent van de bijstandsnorm gedurende één maand.

Artikel 12a Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete

In afwijking van het bepaalde in artikel 12 wordt, indien belanghebbende(n) vanwege tekortschietend besef van verantwoordelijkheid geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht, een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de start van de verrekening.

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt indien de belanghebbende zich, tegenover het college, zijn ambtenaren en/of derden die in opdracht van het college belast zijn met de uitvoering van (onderdelen van) de wet, zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, een maatregel opgelegd van 20 procent van de bijstandsnorm gedurende één maand.

Artikel 14 Niet nakomen van overige verplichtingen

Indien een belanghebbende één of meerdere door het college opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet niet op onvoldoende nakomt, wordt een maatregel toegepast. De maatregel wordt vastgesteld op:

  • a.

    20 procent van de bijstandsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot arbeidsinschakeling;

  • b.

    20 procent van de bijstandsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde vorm van bijstand;

  • c.

    40 procent van de bijstandsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand;

  • d.

    100 procent van de bijstandsnorm bij het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen die strekken tot vermindering van de bijstand.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Op dat moment vervalt de Maatregelenverordening WWB gemeente Haren 2010 en de verordening tijdelijke regels Wet werk en bijstand (januari 2012) voor zover het betreft de onderdelen die betrekking hebben op de Maatregelenverordening WWB 2010.

Artikel 16 Naamgeving

Deze verordening kan worden aangehaald als: Maatregelenverordening WWB 2013.

Sluiting

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 september 2013

de raad voornoemd,

O.E. de Vries,

griffier

J.G. Vlietstra,

voorzitter