Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij
het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied
van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van
woonruimte;
- b.
heffingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van GBLT
aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid,
onderdeel a, van de Waterschapswet;
- c.
invorderingsambtenaar: de door het dagelijks bestuur van GBLT
aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 124, vijfde lid,
onderdeel b, van de Waterschapswet;
- d.
woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is
om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en
waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet
bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;
- e.
Kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap,
bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de
Waterschapswet;
- f.
buitendijks gelegen onroerende zaken: onroerende zaken als
bedoeld in artikel 4 van de Kostentoedelingsverordening;
- g.
waterbergingsgebieden: onroerende zaken als bedoeld in artikel 5
van de Kostentoedelingsverordening;
- h.
natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de
inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam
zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur.
Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open
wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare;
- i.
ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die
geen natuurterreinen zijn;
- j.
gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de
bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin de zorg
voor het watersysteem aan het waterschap is opgedragen;
- k.
de heffing: de watersysteemheffing als genoemd in artikel 117,
aanhef, Waterschapswet;
- l.
GBLT: het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor
Lococensus – Tricijn te Zwolle.
Artikel 2
Belastbaar feit en
heffingsplichtigen
- 1.
Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor
het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een
directe belasting geheven.
- 2.
De heffing wordt geheven van hen die:
- a.
ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a,
met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de
leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt
als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te
wijzen lid van dat huishouden;
- b.
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot
hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van
het waterschap;
- c.
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot
hebben van natuurterreinen in het gebied van het
waterschap;
- d.
krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot
hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van
het waterschap.
- 3.
Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c
en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als
rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij
blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht is.
- 4.
Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is
heffingsplichtig de:
- a.
beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de
onroerende zaak is onderworpen aan het recht van
beklemming, van erfpacht, van opstal of van
vruchtgebruik;
- b.
eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien
dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de
aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de
aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel
bovengrondse leidingen.
- 5.
Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten
als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de
heffingplicht:
- a.
de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als
de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;
- b.
de opstaller voorrang boven de erfpachter,
onderscheidenlijk de beklemde meier.
Artikel 3 Heffingsmaatstaf
Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf:
- a.
ter zake van ingezetenen: de woonruimte;
- b.
ter zake van ongebouwde onroerende zaken en ter zake van
natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaak,
uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;
- c.
ter zake van gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor het
kalenderjaar voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet
van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.
Hoofdstuk II Watersysteemheffing ingezetenen
Artikel 4 Tarief ingezetenen
Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de
Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor de
categorie ingezetenen € 54,50 per woonruimte.
Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen
Artikel 7 Belastingobject
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, tweede lid,
onderdeel c van deze verordening, wordt als één natuurterrein aangemerkt
een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat
buiten aanmerking wordt gelaten:
- a.
hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt
aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;
- b.
hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde
onroerende zaak.
Artikel 8 Tarief natuurterreinen
Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de
Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor
natuurterreinen € 3,26 per hectare.
Hoofdstuk VI Heffing en invordering
Artikel 11 Wijze van heffing
De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer
heffingsplichtigen
- 1.
Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde
belastbare feit twee of meer personen heffingsplichtig zijn, stelt
de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.
- 2.
Indien de heffingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit
het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht en de aanslag ten name van een van de
heffingsplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de
belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op
wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder
rekening te houden met de rechten van de overige heffingsplichtigen.
Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen
- 1.
Een aanslag van minder dan € 5,00 wordt niet opgelegd.
- 2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één
aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.
Artikel 14 Vrijstellingen
- 1.
De watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken wordt niet
geheven ter zake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het
waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht
is.
- 2.
De watersysteemheffing natuurterreinen wordt niet geheven ter zake
van natuurterreinen waarvan het waterschap genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht is.
- 3.
De watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven
ter zaken van:
- a.
straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde
eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn
geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten
dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het
waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten,
verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen,
banken, abri’s, hekken en palen.
- b.
gebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap
genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 15 Betaaltermijnen
- 1.
De belastingaanslagen moeten, met in achtneming van het overigens in
dit artikel bepaalde, worden betaald in één termijn die vervalt twee
maanden na de dagtekening van de aanslag.
- 2.
De belastingaanslagen waarvoor de heffingschuldige een machtiging
heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische
incasso, dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse
termijnen als er na de dagtekening van de aanslagen nog in het
desbetreffende kalenderjaar volle dan wel gedeeltelijke
kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal
maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt.
- 3.
Op het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt als restrictie
dat het bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het
desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.
Artikel 16 Kwijtschelding
Van de watersysteemheffing natuurterreinen, de watersysteemheffing
ongebouwd en de watersysteemheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding
verleend.
Artikel 17 Nadere regels
Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking
tot de heffing en de invordering van de heffing.
Artikel 18 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing
en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening watersysteemheffing waterschap Vechtstromen
2015’, vastgesteld bij besluit van 26november 2014 wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing. De verordening blijft van toepassing
op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan,
met uitzondering van het bepaalde in artikel 15 van die
verordening.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van
haar bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
- 4.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening
watersysteemheffing waterschap Vechtstromen 2016.