Overheidsorganisatie | Gemeente Doetinchem |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015 |
Citeertitel | Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-12-2014 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 18-12-2014 | Onbekend |
De raad van de gemeente Doetinchem;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2014;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015
Krachtens deze verordening worden geheven:
een afvalstoffenheffing;
reinigingsrechten.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;
grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, die door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
1.Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
2.De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven voor het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 onderdelen 1.1, 1.2 en 1.3 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.
2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 onderdelen 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een schriftelijke kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 onderdelen 1.1, 1.2 en 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 onderdelen 1.1, 1.2 en 1.3 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.
5. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 onderdelen 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7 van de tarieventabel is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen dertig dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
In afwijking van het eerste lid geldt:
a.in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 25,- en niet meer is dan
€ 2500,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
b.in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan € 25,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn. Deze termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruikmaakt.
1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2, onderdelen 2.1.2 en 2.1.3 en in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 14, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 14, tweede lid:
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen dertig dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
3. In afwijking van het eerste lid geldt:
in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 25,- en niet meer is dan € 2500,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan € 25,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn. Deze termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.
4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.
De Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014 van 19 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 20, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Deze verordening wordt aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 18 december 2014,
griffier voorzitter
Tarieventabel, behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing | ||||
en reinigingsrechten 2015 | ||||
Algemeen | ||||
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien | ||||
deze verschuldigd is. | ||||
Hoofdstuk 1 - Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing | ||||
1.1 | De belasting bedraagt per belastingjaar per perceel | € | 156,00 | |
1.2 | Dit bedrag wordt verhoogd: | |||
1.2.1 | indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belasting- | |||
plicht later aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt | ||||
door één persoon, met | € | 45,00 | ||
1.2.2 | indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belasting- | |||
plicht later aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt | ||||
door meer dan één persoon, met | € | 90,00 | ||
1.3 | De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1 en 1.2 wordt vermeerderd | |||
voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht | ||||
later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in gebruik hebben van | ||||
een extra container: | ||||
1.3.1 | bestemd voor huishoudelijke afvalstoffen, per extra container met | € | 103,80 | |
1.3.2 | bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra container met | € | 63,00 | |
1.3.3 | bestemd voor huishoudelijk papier en karton, per extra container met | € | 43,20 | |
1.4 | De belasting bedraagt voor het achterlaten van afvalstoffen op een daartoe | |||
van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats per m³ of een gedeelte | ||||
daarvan | € | 32,40 | ||
1.5 | De belasting bedraagt voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen | |||
op het afvalbrengpunt per m³ of een gedeelte daarvan | € | 11,20 | ||
1.5.1 | De belasting bedraagt voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen | |||
op het afvalbrengpunt per m³ of een gedeelte daarvan via Pin-betaling | € | 10,65 | ||
1.6 | De belasting bedraagt voor vervanging van de toegangspas voor | € | ||
ondergrondse containers | € | 13,20 | ||
1.7 | De belasting bedraagt voor vervanging van een rolemmer door schade | € | 77,00 | |
Hoofdstuk 2 - Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten | ||||
2.1 | Het recht bedraagt per belastingjaar: | |||
2.1.1 | voor het eenmaal per week ledigen van één rolemmer | € | 297,66 | |
2.1.2 | voor het beschikbaar stellen van een gft-rolemmer en het periodiek | |||
ledigen daarvan naast de uitgifte van een container | € | 63,00 | ||
2.1.3 | voor het aanbieden van zes zakken per week via een ondergrondse | |||
verzamelcontainer | € | 297,66 | ||
Hoofdstuk 3 - Maatstaven en overige reinigingsrechten | ||||
3.1.1 | Voor het beschikbaar stellen en het ledigen van een container en het | |||
verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen, niet zijnde | ||||
huishoudelijke afvalstoffen, wordt per maand of een gedeelte daarvan | ||||
geheven voor: | ||||
a. | 1.het bruikleenrecht per container van 750 liter | € | 12,65 | |
2.het bruikleenrecht per container van 1100 liter | € | 12,65 | ||
b. | 1.het ledigen per container van 750 liter, per lediging | € | 26,85 | |
2.het ledigen per container van 1100 liter, per lediging | € | 39,20 | ||
Papiercontainers | ||||
c. | 1.het bruikleenrecht per container van 240 liter | € | 6,35 | |
2.het bruikleenrecht per container van 1000 liter | € | 12,65 | ||
d. | 1.het ledigen per container van 240 liter, per lediging | € | 9,25 | |
2.het ledigen per container van 1000 liter, per lediging | € | 14,80 | ||
3.2 | Het recht bedraagt voor: | |||
3.2.1 | het op verzoek verwijderen van grof bedrijfsafval per m³ of een deel | |||
daarvan | € | 63,20 | ||
3.2.2 | het afhalen van bedrijfsafvalstoffen op een daartoe van gemeentewege | |||
aangewezen plaats per m³ of een gedeelte daarvan | € | 46,80 | ||
3.2.3 | de aanschaf van een toegangspas voor ondergrondse containers | € | 75,00 | |
Behoort bij besluit van de raad van 18 december 2014 | ||||
Mij bekend, | ||||
de griffier |