Overheidsorganisatie | Gemeente Beuningen |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015 |
Citeertitel | Verordening toeristenbelasting 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 24-02-2015 | Nieuwe regeling | 16-12-2014 www.overheid.nl > Gemeenteblad en op www.beuningen.nl, 23 december 2014. | BW14.00873 en BW14 00902 |
De raad van de gemeente Beuningen in openbare vergadering bijeen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014;
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
B E S L U I T :
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015.
(Verordening toeristenbelasting 2015)
Onder de naam “toeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen, die niet als ingezetene zijn opgenomen in de basisregistratie personen van de gemeente.
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
3. Als er geen persoon is aan te wijzen, die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:
van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet Toelating Zorginstellingen;
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g en h van voornoemde wet en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;
van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd.
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
1.Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: a. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
b. kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting be- stemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermidde- len.
c. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte, dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.
d. volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van kampeermiddelen.
e. woning: huis, een naar aard en inrichting vergelijkbaar ander onderkomen of deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen;
f. particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegen- heid biedt tot verblijf.
g. particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.
Het aantal personen, dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot kampeermiddelen op vaste
standplaatsen:
indien het aantal slaapplaatsen drie of minder bedraagt, gesteld op 2
indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie bedraagt, gesteld op 3,5
Het aantal overnachtingen door de in het 2e lid bedoelde personen wordt gesteld op:
als een kampeermiddel op een vaste standplaats in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende: | ||
meer dan | maar niet meer dan | |
1° 40 nachten | --- | 3 maanden |
2° 50 nachten | 3 maanden | 6 maanden |
3° 55 nachten | 6 maanden | 9 maanden |
4° 60 nachten | 9 maanden | ---- |
In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt op basis van een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek, de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien aangetoond kan worden dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 5 berekende aantal.
1.Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,50
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Belastingaanslagen van minder dan € 5,-- worden niet opgelegd.
Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslag biljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,-- met een maximum van € 3.000,-- en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;
aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen.
Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,- of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,--, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.
De “Verordening Toeristenbelasting 2014” vastgesteld bij besluit van 17 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting 2015’.
Beuningen, 16 december 2014
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,