Organisatie | Waterschap Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland houdende regels omtrent de Keur (Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014) |
Citeertitel | Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | watersysteem |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-07-2021 | rectificatie toelichting WK8 | 22-06-2021 | 2021075585 | ||
22-07-2021 | 27-07-2021 | paragraaf WK 8, artikel 1, 2, 3 | 22-06-2021 | 2021075585 | |
09-03-2021 | 22-07-2021 | hoofdstuk 30, 32, 33, artikel 1, 2, 3, 4 | 02-03-2021 | 2020123910 | |
24-01-2020 | 09-03-2021 | hoofdstuk 3, artikel 1, 2, 3, 4, 5 | 17-12-2019 | Registratie nr.: 2019148322 | |
10-08-2018 | 24-01-2020 | WW2, WK2, WT2, WT14, WT19 en principetekening bruggen | 07-08-2018 | 2018084300 | |
01-06-2018 | 10-08-2018 | WT 18, WW 6 | 15-05-2018 | 2018044071/201844138 | |
16-02-2018 | 01-06-2018 | Algemene regel GW1 t/m GW5 | 23-01-2017 | 2017147654 | |
12-07-2017 | 16-02-2018 | algemene regels WK4, WK6, WT1, WT5, WT6, WT7, WT10, WT12, WT13, WT15 en WT16; principetekening 5: Steiger/vlonder, principetekening 6: Terras in talud, principetekening 12: Dam met duiker in B- of C-water en voorbeeldtekening Compensatie maatregelen dempen water | 27-06-2017 | 2017033865 | |
01-04-2016 | 12-07-2017 | Algemene regel WT 18 Varen op oppervlaktewaterlichamen en bijlage kaart 2: Recreatief varen in Beuningen | 22-03-2016 | 201520890 | |
01-01-2015 | 31-03-2016 | nieuwe regeling | 09-12-2014 | 201418799 |
Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;
gelezen het voorstel van de directieraad d.d. 24 november 2014;
gelet op de desbetreffende bepalingen van de Waterschapswet en het algemeen reglement voor Waterschap Rivierenland;
Vast te stellen de Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014, bijgevoegd bij dit besluit en die als zodanig deel uitmaken van dit besluit.
In te trekken de Algemene regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
Dit besluit kan worden aangehaald als: Algemene Regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014.
In principe zijn alle handelingen, werken, activiteiten en gedragingen, die op de één of andere manier van invloed (kunnen) zijn op waterstaatwerken, verboden volgens de Keur van Waterschap Rivierenland 2014. Voor specifieke activiteiten kan een (water)vergunning worden verleend. In de beleidsregels behorend bij de keur, is voor veel activiteiten beschreven of en onder welke voorwaarden vergunningen kunnen worden verleend. Een vergunningaanvraag doorloopt een wettelijke procedure, welke doorgaans een aantal weken in beslag neemt.
De ervaring leert dat bepaalde, regelmatig voorkomende, activiteiten in, of in de directe omgeving van waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en wegen, weinig invloed hebben op de staat van deze beheersobjecten van het waterschap. Voor deze weinig risicovolle en regelmatig voorkomende activiteiten heeft het waterschap de afweging gemaakt dat ze niet langer vergunningplichtig zijn, indien voldaan wordt aan de gestelde criteria en voorwaarden. Hierdoor worden de administratieve lasten voor zowel het waterschap als voor burgers en bedrijven verminderd.
Door het stellen van algemene regels zijn de betreffende activiteiten vrijgesteld van de vergunningplicht. Wel dienen ze in de meeste gevallen aan het waterschap te worden gemeld. Aan het behandelen van een melding zijn geen legeskosten verbonden. Indien bij een melding blijkt dat wordt afgeweken van de in de algemene regels gestelde criteria en voorwaarden, dienen de activiteiten te worden aangepast om alsnog conform de algemene regels te worden uitgevoerd, of dient een vergunningaanvraag te worden ingediend. Wanneer sprake is van een werk waarbij zowel vergunningplichtige als meldingplichtige activiteiten worden uitgevoerd, dient voor alle activiteiten gezamenlijk een vergunningaanvraag te worden ingediend. De aanvraag wordt dan getoetst aan de beleidsregels behorend bij de keur.
Het is voor veel activiteiten denkbaar dat daarmee belangen van derden (bijvoorbeeld aangrenzende eigenaren) zijn gemoeid. Een melding op grond van een algemene regel geeft niet het recht om activiteiten uit te voeren op eigendomsgrenzen met derden of op eigendommen van derden. Degene die gebruik maakt van een algemene regel dient in dat geval voor een eventuele toestemming of machtiging van derden te zorgen.
Algemene regels waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen en wegen
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 5.4 van de keur, voor het verwijderen van een object uit een waterstaatswerk, bijbehorende beschermingszone en/of uit een wegberm voor zover het:
een object in een oppervlaktewaterlichaam en/of bijbehorende beschermingszone betreft dat:
een object in een waterkering en/of bijbehorende beschermingszone betreft dat:
een object in een wegberm betreft dat:
een kabel/leiding onder een weg gelegen op een waterkering betreft;
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
voor zover het een oppervlaktewaterlichaam betreft:
voor zover het een waterkering betreft:
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
voor zover het een weg of wegberm betreft:
voorziet een sleuf in het wegdek 12 maanden na afronding van de werkzaamheden van een nieuwe asfaltlaag, in overleg met en op aanwijzen van de toezichthouder. De aan te brengen asfaltlaag moet vloeiend in het bestaande wegdek verlopen en de waterafvoer mag door het nieuwe asfalt niet worden belemmerd;
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een (water)vergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Op grond van artikel 5.4, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 5.5, derde lid, van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.
Het verwijderen van een object uit een oppervlaktewaterlichaam heeft een positief effect op de waterhuishouding, met name omdat daardoor de doorstroming van het water verbetert. Het verwijderen van een object van een waterkering is positief voor de stabiliteit en het onderhoud van de waterkering. Het belang van het waterschap bij het verwijderen van een object is er in gelegen dat ingravingen tot een minimum worden beperkt en het oppervlaktewaterlichaam, weg en/of de waterkering in goede staat wordt hersteld. De risico’s bij het verwijderen van een object zijn zo gering dat kan worden volstaan met een algemene regel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 5.4 van de keur, voor het uitvoeren van bodemonderzoek voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
zorgt ervoor dat de sonderingen en/of boringen worden ingemeten (RD-coördinaten en hoogte t.o.v. NAP), en stelt de resultaten binnen twee weken na het uitvoeren van de sonderingen en/of boring beschikbaar aan het waterschap in GEF-formaat en de laboratorium resultaten in PDF-formaat. De gegevens moeten per e-mail worden toegezonden aan m.noij@wsrl.nl
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;
b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;
c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, diepte van de peilbuizen t.o.v. de gemiddelde laagste freatische grondwaterstand, legenda en noordpijl.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Op grond van artikel 5.4, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 5.5, derde lid, van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Bodemonderzoek: Een onderzoek ter bepaling van de inhoud, kwaliteit of gesteldheid van de bodem.
Freatisch grondwater: Het grondwater dat wordt aangetroffen als er wordt gegraven. Dit (ondiepe) grondwater staat rechtstreeks in verbinding met de atmosferische luchtdruk. Informatie is te vinden op www.dino.nl
Voor grondonderzoek worden vaak grondboringen en sonderingen uitgevoerd en peilbuizen aangebracht binnen waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen, de bijbehorende beschermingszones of de wegberm. Deze activiteiten hebben een gering effect op de staat van een waterkering, oppervlaktewaterlichaam of wegberm doordat de grondroeringen zijn gelimiteerd in de toegestane onderlinge afstand, manier van uitvoeren en diepte. Voor het maken van verticale boringen voor een Koude Warmte Opslag (KWO) systeem moet in ieder geval worden voldaan aan de geldende beleidsregel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Een schriftelijke melding kan worden gedaan door het meldingsformulier via het OLO te printen en dit ingevuld op te sturen naar het waterschap.
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 5.4 van de keur, voor het aanleggen en behouden van kabels en leidingen, voor zover het:
een kabel en/of leiding in en nabij een oppervlaktewaterlichaam en/of beschermingszone betreft die:
een door het waterschap aangewezen vaarweg voor scheepvaart en/of boezemwater kruist door middel van een gestuurde boring. Hierbij heeft de kabel en/of leiding een gronddekking van minimaal 3,00 meter onder het gehele leggerprofiel (bij het ontbreken van een leggerprofiel moeten de vaste bodem en taluds van het oppervlaktewaterlichaam als uitgangspunt worden gehanteerd).
een kabel en/of leiding in de waterkering en/of beschermingszone betreft die:
een kabel en/of leiding in en/of nabij een weg betreft die:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
dicht alle ontgravingen met de uitkomende grond, zo nodig aangevuld met gelijkwaardige grond. De lagen van maximaal 0,20 meter moeten mechanisch vast worden aangedrukt. De grond moet ter plaatse zoveel mogelijk dezelfde samenstelling, opbouw en draagkracht verkrijgen als voor aanvang van het graafwerk het geval was;
verwijdert bestaande kabels en/of leidingen (inclusief restmaterialen) die buiten gebruik worden of zijn gesteld, volledig uit het waterstaatswerk conform algemene regel ´WW 1. Verwijderen objecten´ en voert deze af, voor zover de diepteligging van het werk niet groter is dan 1,20 meter onder maaiveld of de vaste bodem. Bij wegen die niet op een waterkering liggen, kan er voor gekozen worden buiten gebruik gestelde kabels/leidingen te laten liggen;
meldt spoedreparaties, via het Meldpunt Handhaving (telefoonnummer 0344-649410) aan een kabel en/of leiding als gevolg van een kabelbreuk of lekkage direct bij de toezichthouder. In overleg met de toezichthouder worden de werkzaamheden uitgevoerd en worden de werkzaamheden achteraf schriftelijk gemeld indien deze werkzaamheden voldoen aan de criteria en voorwaarden van deze algemene regel (zoals beschreven in Artikel 4 van deze algemene regel). Indien de werkzaamheden hier niet aan voldoen zal alsnog een aanvraag om watervergunning ingediend moeten worden.
Afhankelijk van de situatie gelden naast de criteria en voorgaande voorwaarden ook de volgende voorwaarden conform het stroomdiagram:
Aanvullende voorwaarden onder 1
voor het oppervlaktewaterlichaam (en bijbehorende beschermingszones):
voor de waterkering (en bijbehorende beschermingszones)
voert werkzaamheden in waterkeringen en bijbehorende beschermingszones niet uit tussen 15 oktober en 1 april. Uitzonderingen hierop zijn de volgende werkzaamheden die wel het gehele jaar mogen worden uitgevoerd:
werkzaamheden in de secundaire keringen van het boezemsysteem (Overwaard, Nederwaard, Merwedekanaal, Zouweboezem, Kanaal van Steenenhoek) en het Lingesysteem (te weten de systemen met dijkpaalnummers die beginnen met: AC, AD, AG, AM, AZ, BG, DL, DS, GG, GI, GK, GN, HL, HN, HO, HT, IK, KD, KK, KS, MD, MK, MW, NI, OL, WD en ZZ).
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
voorziet een sleuf in het wegdek 12 maanden na afronding van de werkzaamheden van een nieuwe asfaltlaag, in overleg met en op aanwijzen van de toezichthouder. De aan te brengen asfaltlaag moet vloeiend in het bestaande wegdek verlopen en de waterafvoer mag door het nieuwe asfalt niet worden belemmerd.
Aanvullende voorschriften onder 2
voor het oppervlaktewaterlichaam (en bijbehorende beschermingszones):
voor de waterkering (en bijbehorende beschermingszones):
voert werkzaamheden in waterkeringen en bijbehorende beschermingszones niet uit tussen 15 oktober en 1 april. Uitzonderingen hierop zijn de volgende werkzaamheden die wel het gehele jaar mogen worden uitgevoerd:
werkzaamheden in de secundaire keringen van het boezemsysteem (Overwaard, Nederwaard, Merwedekanaal, Zouweboezem, Kanaal van Steenenhoek) en het Lingesysteem (te weten de systemen met dijkpaalnummers die beginnen met: AC, AD, AG, AM, AZ, BG, DL, DS, GG, GI, GK, GN, HL, HN, HO, HT, IK, KD, KK, KS, MD, MK, MW, NI, OL, WD en ZZ).
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
Aanvullende voorschriften onder 3
voor het oppervlaktewaterlichaam (en bijbehorende beschermingszones):
kruist een weg met een persing, boogboring (niet zijnde een boogzinker) of gestuurde boring waarbij de kabel en/of leiding (mantelbuis) minimaal 1,00 meter onder het wegdek wordt aangebracht. Bij een persing moet het in- en uittredepunt tenminste 0,50 meter van de kant van het wegcunet zijn verwijderd en bij een gestuurde of boogboring tenminste 1 meter;
Aanvullende voorschriften onder 4
voor de waterkering (en bijbehorende beschermingszones):
voert werkzaamheden in waterkeringen en bijbehorende beschermingszones niet uit tussen 15 oktober en 1 april. Uitzonderingen hierop zijn de volgende werkzaamheden die wel het gehele jaar mogen worden uitgevoerd:
werkzaamheden in de secundaire keringen van het boezemsysteem (Overwaard, Nederwaard, Merwedekanaal, Zouweboezem, Kanaal van Steenenhoek) en het Lingesysteem (te weten de systemen met dijkpaalnummers die beginnen met: AC, AD, AG, AM, AZ, BG, DL, DS, GG, GI, GK, GN, HL, HN, HO, HT, IK, KD, KK, KS, MD, MK, MW, NI, OL, WD en ZZ).
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
voorziet een sleuf in het wegdek 12 maanden na afronding van de werkzaamheden van een nieuwe asfaltlaag, in overleg met en op aanwijzen van de toezichthouder. De aan te brengen asfaltlaag moet vloeiend in het bestaande wegdek verlopen en de waterafvoer mag door het nieuwe asfalt niet worden belemmerd.
Aanvullende voorschriften onder 5
voor het oppervlaktewaterlichaam geldt:
Aanvullende voorschriften onder 6
voor de waterkering (en bijbehorende beschermingszones):
voert werkzaamheden in waterkeringen en bijbehorende beschermingszones niet uit tussen 15 oktober en 1 april. Uitzonderingen hierop zijn de volgende werkzaamheden die wel het gehele jaar mogen worden uitgevoerd:
werkzaamheden in de secundaire keringen van het boezemsysteem (Overwaard, Nederwaard, Merwedekanaal, Zouweboezem, Kanaal van Steenenhoek) en het Lingesysteem (te weten de systemen met dijkpaalnummers die beginnen met: AC, AD, AG, AM, AZ, BG, DL, DS, GG, GI, GK, GN, HL, HN, HO, HT, IK, KD, KK, KS, MD, MK, MW, NI, OL, WD en ZZ).
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
Aanvullende voorschriften onder 7
kruist een weg met een persing, boogboring (niet zijnde een boogzinker) of gestuurde boring waarbij de kabel en/of leiding (mantelbuis) minimaal 1,00 meter onder het wegdek wordt aangebracht. Bij een persing moet het in- en uittredepunt tenminste 0,5 meter van de kant van het wegcunet zijn verwijderd en bij een gestuurde of boogboring tenminste 1 meter;
Het waterschap kan met betrekking tot de aanleg van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen, zoals schakelkasten, afdekplaten en reduceerstations, maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van onder andere de locatie, constructie en wijze van uitvoering.
Degene die in de waterkering, de weg of het oppervlaktewaterlichamen met een A- en/of B-status activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, meldt dit tenminste twee weken voor aanvang van de activiteiten aan het waterschap. Voor het kruisen van een oppervlaktewater met een C-status niet gelegen binnen een weglichaam van een weg in beheer bij het waterschap en/of een waterkering (inclusief de bijbehorende beschermingszone) geldt geen meldingsplicht wanneer volledig wordt voldaan aan criterium 2c en 3b van deze algemene regel.
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
een situatietekening (met duidelijke legenda en noordpijl) op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, van de activiteit(en), bestaand en nieuw tracé, type kabel/leiding (met materiaal, spanning/druk, aders/tubes, diameter, wanddikte, enz.), de wijze van uitvoeren en toe te passen bijbehorende voorzieningen.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur, voor handelingen waarvoor algemene regels zijn gesteld, maatwerkvoorschriften stellen.
Op grond van artikel 5.4, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 5.5, derde lid, van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
De voorkeursligging van nieuwe kabels en/of leidingen is zoveel mogelijk buiten de waterstaatswerken en de wegen. Het kan voorkomen dat de werkzaamheden wel de waterstaatwerken raken. Voor een juiste tracékeuze, waarbij de verschillende maatschappelijke belangen worden meegewogen, voorafgaande aan een melding in overleg.
Aan de uitvoering van de werkzaamheden in de beheersobjecten van het waterschap kunnen risico’s zijn verbonden, welke in het algemeen goed kunnen worden afgewogen in het kader van beoordeling van vergunningsaanvragen. Met het vaststellen van een algemene regel, waarmee een vrijstelling van de vergunningsplicht wordt bereikt, moet er vooral zekerheid bestaan over de omvang van die risico’s. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De werkzaamheden in de bovenvermelde beheersobjecten worden veelal uitgevoerd door of namens nutsbedrijven die voorzieningen van algemeen nut en in het algemeen belang aanleggen. In dit verband wordt onder voorzieningen van algemeen nut verstaan, gas-, water, electriciteits-, telecommunicatievoorzieningen en riolering. Door deze bedrijven worden in het beheersgebied jaarlijks honderden werken uitgevoerd. Omdat het om vele aanvragen met betrekking tot soortgelijke werken gaat en de risico’s in algemene zin goed kunnen worden beheerd, leent deze activiteit zich voor een Algemene Regel. Aan de in principe aanwezige risico’s van het vergunningsvrij werken wordt voldoende tegemoetgekomen door bovenstaande toetsingscriteria en voorwaarden.
Oppervlaktewaterlichamen (inclusief vaarwegen)
Het te beschermen belang voor het waterschap bij het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van oppervlaktewaterlichamen betreft voornamelijk de stabiliteit van de oever van het betreffende water. Kabels en leidingen worden veelal geplaatst door middel van een open ontgraving en/of een gestuurde boring. Wanneer deze werkzaamheden te dicht op de insteek van het water worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de stabiliteit van de oever. Daarnaast moet worden voorkomen dat kabels en leidingen worden beschadigd bij onderhoudswerkzaamheden aan oppervlaktewaterlichamen en/of ten gevolge van scheepvaart op de als vaarweg aangewezen oppervlaktewaterlichamen.
Voor het aanbrengen van kabels en leidingen in alleen oppervlaktewaterlichamen met een C-status is geen melding vereist gezien het geringe waterhuishoudkundige belang wanneer volledig wordt voldaan aan criterium 2d van deze algemene regel. Wel moeten deze kabels en leidingen voldoen aan de gestelde voorwaarden in deze algemene regel.
Het te beschermen belang voor het waterschap bij het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen binnen de kern- en beschermingszone van waterkeringen is de stabiliteit van de waterkering, het doelmatig beheer van de waterkering en de mogelijkheid voor toekomstige dijkverbetering. Indien wordt voldaan aan de criteria en voorwaarden, hebben deze werkzaamheden een gering effect op de staat van een waterkering. Daarom kan de vergunningplicht voor het aanleggen en behouden van deze kabels en leidingen vervangen worden door algemene regels.
Het Waterschap heeft veel wegen buiten de bebouwde kom in beheer. Het Waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op deze wegen. Het leggen van kabels en leidingen is een veel voorkomend werk langs of onder de weg, door het stellen van criteria en voorschriften in deze regeling kan het belang van de weg voldoende worden gewaarborgd.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.
WW 4. Gras en éénjarige gewassen
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 5.4 van de keur, voor het aanbrengen en behouden van gras of eenjarige gewassen langs een weg en/of in de beschermingszone van een waterstaatswerk.
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel:
worden de voorschriften van de (water)vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Op grond van artikel 5.4, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 5.5, derde lid, van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.
Het aanbrengen en behouden van gras of eenjarige gewassen heeft een zeer gering effect op de waterhuishoudkundige, waterstaatkundige en wegenbelangen. Om deze reden is voor het aanbrengen en behouden van deze gewassen langs een weg en/of in de beschermingszone van een waterkering of oppervlaktewaterlichaam geen vergunning op grond van de keur vereist. Ook hoeft geen melding te worden gedaan. Voor deze gewassen geldt dat het waterschap voor jaarlijks onderhoud, de beschermingszone doorgaans gebruikt ofwel vóór dat de gewassen zijn geplant, ofwel nadat deze zijn geoogst.
WW 5. Activiteiten in de Giessenzoom
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur, voor het plaatsen en behouden van objecten en het uitvoeren van activiteiten in de binnen het gebied weergegeven op de tekening ‘Activiteiten in de Giessenzoom’, voor zover het betreft:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Van belang is dat onderhoudspaden langs waterkeringen en watergangen toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud. Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat de ingrepen in de waterkering en bijbehorende beschermingszone(s) goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. In de meeste gevallen hebben dergelijke werkzaamheden een zeer gering effect op de staat van een waterkering. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan gelden de beleidsregels. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WW. 6 Objecten in de Buiten-Giessen en deel Binnen-Giessen
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur, voor het plaatsen en behouden van objecten en het uitvoeren van activiteiten in de Buiten-Giessen tussen de Damsluis en de Peulensluis en het deel van de Binnen-Giessen gelegen tussen de Damsluis en het perceel gelegen aan de Binnendams 37, Hardinxveld-Giessendam, voor zover het betreft:
een object betreft dat een relatie heeft met het (recreatief) medegebruik van het water, zoals het beleven van water, sportvissen, varen, e.d.. Daaronder wordt in geen geval verstaan bouwwerken die tot doel hebben materialen op te slaan en/of om bruikbaar grondoppervlak van het aanliggend perceel uit te vergroten.
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;
b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;
c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, constructie en afmetingen van de lozingsvoorziening, legenda en noordpijl.
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Van belang is dat onderhoudspaden langs wateren toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud. Voor de stabiliteit van de oevers en de doorstroming is het van belang dat de ingrepen in het water en bijbehorende beschermingszone(s) goed worden uitgevoerd. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan gelden de beleidsregels. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding moet digitaal via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanbrengen en behouden van beplanting voor zover deze:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Wijzigingen in de inrichting van gronden rondom de woning zijn in principe vergunningplichtig terwijl het afwegingskader van de vergunning niet zal wijzigen. Voor waterkeringen waar bij vergunning is bepaald dat het toelaatbaar is om een openbaar park of particuliere tuin in te richten is het niet effectief wijzigingen in de vergunde situatie steeds weer bij vergunning te reguleren. Voor de stabiliteit van de waterkering is het van belang dat aan deze werkzaamheden voorwaarden worden gesteld om bijvoorbeeld een eventuele ontgrondingskuil door een ontwortelde boom zo klein mogelijk te houden. Daarvoor is het noodzakelijk dat het waterschap op basis van voorschriften, toezicht kan uitoefenen op de uitgevoerde werkzaamheden aan het waterstaatswerk. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van een hekwerk, schutting en/of afrastering voor zover het:
een veekerende afrastering betreft, die:
een schutting en/of hekwerk betreft, die:
wordt geplaatst in de beschermingszone binnen een afstand van 10 meter gemeten vanuit de grens waterkering – beschermingszone en voldoet aan de volgende criteria:
a. een maximale hoogte van 1,00 meter, en;
b. plaatsing op palen met een maximale diepte van 0,60 m onder maaiveld en/of;
c. fundatie met poeren met een maximale diepte van 0,30 m onder maaiveld.
wordt geplaatst in de beschermingszone van een waterkering op een afstand van minimaal 10 meter gemeten vanuit de grens waterkering – beschermingszone en voldoet aan de volgende criteria:
a. een maximale hoogte van 2,00 meter, en;
b. plaatsing op palen met een maximale diepte van 1,00 m onder maaiveld en/of;
c. fundatie met poeren met een maximale diepte van 0,60 m onder maaiveld.
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;
b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;
c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de te plaatsen werken (inclusief fundering), legenda en noordpijl.
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Afrastering: Eenvoudige constructie bestaande uit houten palen met draad of gaas ten behoeve van het keren van vee.
Schutting: Perceelscheidende constructie bestaande uit overwegend dichte delen.
Hekwerk: Perceelscheidende constructie bestaande uit overwegend open delen.
Binnenkruin: Virtuele lijn die overgang vormt tussen talud en bovenzijde waterkering, gelegen in de binnendijkse berm.
Van belang is dat onderhoudspaden langs waterkeringen en watergangen toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud. Middels de gestelde criteria en voorwaarden worden de risico’s voor de waterkering tot een minimum beperkt. De werkzaamheden hebben een zeer gering effect op de staat van een waterkering. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Een schriftelijke melding kan worden gedaan door het meldingsformulier via het OLO uit te printen en dit ingevuld op te sturen naar het waterschap.
WK 3. Tijdelijke objecten en handmatig eenvoudig demontabele objecten
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voorhet plaatsen en behouden van een tijdelijk object en/of handmatig eenvoudig demontabel object, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het plaatsen van tijdelijke objecten op het waterstaatswerk of de bijbehorende beschermingszone betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk waaraan weinig waterhuishoudkundige risico’s zijn verbonden. Aan realiseren van eenvoudig demontabele objecten in de beschermingszone van de waterkering zijn ook weinig risico’s verbonden. Omdat deze objecten verplaatsbaar of eenvoudig demontabel zijn, kunnen deze worden verwijderd of verplaatst indien dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van groot onderhoud of dijkverbetering. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WK 4. Klein onderhoud aan wegen en het plaatsen van verkeersborden
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het uitvoeren van klein onderhoud aan wegen en het plaatsen van verkeersborden ( en vergelijkbare bebording) in de wegberm op een waterkering en/of in een beschermingszone, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Op veel waterkeringen zijn wegen aanwezig waaraan kleinschalig onderhoud moet worden gepleegd (waaronder ook het roven en aanvullen van bermen). Daarnaast is voor de verkeersveiligheid het plaatsen van verkeersborden noodzakelijk. De impact van deze werken op de waterkering zijn kleinschalig en de relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. De algemene regel is van toepassing op de wegen waar het waterschap zelf geen wegbeheerder is, op basis van de keur geldt geen vergunningplicht voor het waterschap. De algemene regel is hiermee bedoeld voor overige wegbeheerders zoals gemeenten. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en het behouden van gesloten erfverharding in de beschermingszone van een waterkering voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
treft, wanneer op 15 oktober op de waterkering en haar bijbehorende beschermingszones geen grasmat aanwezig is, of de grasmat zich naar het oordeel van het waterschap in slechte staat bevindt, op aanzegging van het waterschap, alle maatregelen om een adequate erosiebestendige waterkering te garanderen;
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
De waterkering moet te allen tijde zijn voorzien van een erosiebestendige deklaag. De meeste verhardingen op particuliere percelen zijn dit echter niet. Door de aanleg van verhardingen te beperken tot de beschermingszone van de waterkering is het risico op verzwakte dijkbekleiding uitgesloten. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WK 6. Interne verbouwingen en dakkapellen
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, het uitvoeren van interne verbouwingen in bestaande panden en het plaatsen van dakkapellen op bestaande panden gelegen in een waterkering en/of beschermingszone voor zover:
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.
Bij een interne verbouwing van een pand vindt geen uitbreiding van dat pand plaats. Er is dan ook geen risico dat het profiel van vrije ruimte wordt verkleind. Het risico met betrekking tot het functioneren van de waterkering blijft daarnaast ook op een gelijk niveau.
Het uitvoeren van interne verbouwingen van bestaande panden of het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering betreft een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
WK 7. Activiteiten in de buitenbeschermingszone
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, en/of artikel 5.4 van de keur, voor het uitvoeren van activiteiten in de volgens de waterkeringslegger aangewezen buitenbeschermingszone van de waterkering met uitzondering van:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel:
worden de voorschriften van de (water)vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Op grond van artikel 5.4, derde lid, van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg. Op grond van artikel 5.5, derde lid, van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden.
Het uitvoeren van activiteiten in de buitenbeschermingszone van de waterkering met uitzondering van de in de criteria genoemde activiteiten, heeft een zeer gering effect op de waterhuishoudkundige, waterstaatkundige en wegenbelangen. Om deze reden is geen vergunning op grond van de keur vereist. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
WK 8. Activiteiten en werken in en nabij de Slaperdijk te Kesteren en de Meidijk te Zuilichem
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur, voor het uitvoeren van activiteiten in de, bij deze algemene regel behorende kaart, aangegeven waterkering en/of bijbehorende beschermingszone met uitzondering van de volgende activiteiten:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
Van belang is dat onderhoudspaden langs waterkeringen toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud. Met de gestelde criteria en voorwaarden worden de risico’s voor de waterkering tot een minimum beperkt. Te meer omdat de publiekrechtelijke bescherming van de waterkerende functie van de Meidijk en Slaperdijk in 2023 vervalt en deze waterkeringen dus worden afgevoerd van de legger waterkeringen. De met deze algemene regel vrijgestelde werkzaamheden hebben een zeer gering effect op de staat van een waterkering. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk afwijkt van de voorwaarden, kan met het waterschap worden overlegd over een mogelijke watervergunning.
Er geldt geen meldingsplicht voor de in deze algemene regel genoemde werkzaamheden.
Kaart behorend bij Algemene regel WK8. Activiteiten en werken in en nabij de Slaperdijk te Kesteren en de Meidijk te Zuilichem
Algemene regels oppervlaktelichamen
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van een steiger en/of vlonder in een oppervlaktewaterlichaam en/of beschermingszone, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het aanleggen en behouden van een steiger, vlonder betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs een oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Om rondom de diverse waterstaatswerken doelmatig onderhoud te kunnen uitvoeren, moet voldoende ruimte aanwezig zijn voor het materieel om te kunnen manoeuvreren. Door een minimale afstand tot waterstaatswerken aan te houden, kan worden gegarandeerd dat de bestaande uitvoeringsmethode voor onderhoud kan worden behouden. Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Door de risicovolle locaties, zoals gevoelige natuur, uit te sluiten van deze algemene regel kan het aanleggen van steigers en vlonders onder voorwaarden worden toegestaan. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van een brug over een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;
b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;
c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, legenda en noordpijl.
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Brug: Werk over een oppervlaktewaterlichaam dat bedoeld is voor de doorgang van een perceel aan de ene kant van het oppervlaktewaterlichaam naar een perceel aan de andere kant van het oppervlaktewaterlichaam.
Peil: In het peilbesluit vastgestelde waterstand.
Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger of keurkaart.
Bestaand profiel: Het profiel van het oppervlaktewaterlichaam zoals het daadwerkelijk aanwezig is.
Pijler: Een onderdeel van een brug dat voor ondersteuning zorgt in de vorm van een kolom.
Landhoofd: De overgang van een grondlichaam naar een brug.
Voor het aanbrengen van bruggen over oppervlaktewaterlichamen met een C-status is geen melding vereist gezien het geringe waterhuishoudkundige belang. Wel moeten deze bruggen voldoen aan de gestelde voorwaarden in deze algemene regel.
Het aanbrengen van bruggen over de oppervlaktewaterlichamen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Voor het maken van een uitrit naar een weg van het waterschap bestaat een algemene regel. De uitrit naar de weg mag niet breder zijn dan is aangegeven in deze algemene regel. De afmetingen van de brug moeten hierop worden aangepast.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van beschoeiing in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Riviernland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het aanbrengen van oeverbeschermende beschoeiingen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in of langs het oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van een damwand in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Op een aantal locaties is het onwenselijk damwanden te plaatsen via een algemene regel, zoals in/nabij een weg, waterkering of vaarweg, omdat in deze specifieke gevallen de sterkte van de damwand berekend moet worden. Natuurvriendelijke oevers verliezen hun werking op de ecologische en chemische waterkwaliteit bij toepassing van een damwand.
Buiten deze locaties betreft het aanbrengen van damwand vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk in of langs het oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WT 5. Versnelde afvoer via nieuw verhard oppervlak
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.4, voor het versneld afvoeren van hemelwater van nieuw verhard oppervlak naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 20014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.4 van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
In het stedelijk gebied worden tussen de gemeente en het waterschap afspraken gemaakt over de realisatie van de wateropgave en compensatie van toename verhard oppervlak. De compensaties van verhard oppervlak zijn in het stedelijk gebied veelal moeilijk realiseerbaar. Bij plannen kleiner dan 500 m² is er vaak geen water aanwezig en daarom worden deze ‘postzegelplannen’ vrijgesteld van compensatie. Het gemis aan waterberging wordt daarmee eigenlijk toegevoegd aan de wateropgave van de betreffende kern.
In het landelijk gebied kan deze problematiek ook spelen maar is dan anders van aard. Toename van verhard oppervlak leidt in het landelijk gebied over het algemeen niet direct tot problemen vanwege het lage bebouwingsoppervlak. Het groter aandeel onverhard gebied heeft een groter bergend vermogen (sponswerking van de bodem) en intensieve neerslag leidt minder vaak tot versnelde afvoer van water naar het watersysteem. Vanwege de vertraagde afvoer en de veerkracht van het landelijk gebeid kunnen verharde oppervlakken tot 1500 m² worden vrijgesteld van compensatieplicht. Hierbij wordt daar waar mogelijk gestimuleerd de bebouwde oppervlakte niet aan te koppelen maar te infiltreren.
In beginsel is het niet wenselijk dat een belanghebbende meerdere malen op eenzelfde of samenhangende percelen gebruik maakt van de vrijstelling. Er mag in die gevallen slechts eenmaal worden toegepast. Voor verdere uitbreidingen geldt dan een compensatieplicht.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van anti-worteldoek voor zover deze:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Voor het aanbrengen van antiworteldoek in oppervlaktewaterlichamen met een C-status is geen melding vereist gezien het geringe waterhuishoudkundige belang. Wel moet de aanleg van antiworteldoek in deze voldoen aan de gestelde voorwaarden in deze algemene regel.
Bij veel tuinen van particulieren en bedrijven wordt anti-worteldoek op het talud van oppervlaktewaterlichamen toegepast om de tuin ter plaatse een net afgewerkt karakter te geven en het onderhoud te vergemakkelijken. Het aanleggen en behouden van anti-worteldoek is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen, verlengen, vervangen en behouden van een dam met duiker in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het aanleggen, verlengen of vervangen van een dam met duiker is een veel voorkomende activiteit. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
In oppervlaktewaterlichamen met een B- en/of C-status heeft het aanbrengen van een dam met duiker een gering effect op de doorstroming van het oppervlaktewaterlichaam, indien aan de gestelde criteria en voorwaarden wordt voldaan. Om de doorstroming te waarborgen is de lengte van de duiker gelimiteerd en een minimale grootte van de diameter bepaald. De diameter verschilt in stedelijk gebied en landelijk gebied, omdat buien in stedelijk gebied in het algemeen sneller tot hogere afvoerdebieten leiden. Het betreft in deze algemene regel alleen de eerste perceelontsluiting.
Voor het maken van een uitrit naar een weg van het waterschap bestaat een algemene regel. De uitrit naar de weg mag niet breder zijn dan is aangegeven in deze algemene regel. De breedte van de dam met duiker moet hierop worden aangepast.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het dempen van een oppervlaktewaterlichaam voor zover:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het dempen van een oppervlaktewaterlichaam met een C-status is een veel voorkomende activiteit die onder voorwaarden via een algemene regel kan worden uitgevoerd. Dit betreft oppervlaktewaterlichamen met alleen een waterbergende functie. De relevante waterhuishoudkundige belangen worden voldoende gewaarborgd door de eis van het graven van nieuw water ter compensatie. Hierbij wordt aangesloten op de algemene regel ‘WT 9. Graven’. Daarnaast mag de demping zelf geen negatieve effecten hebben op de doorstroming en kwaliteit van het omliggende watersysteem, zodat het afsluiten van een oppervlaktewaterlichaam of het creëren van doodlopende oppervlaktewaterlichamen is uitgesloten.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het graven, verbreden en behouden van een oppervlaktewaterlichaam voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
plaatst in de beschermingszone van een aangrenzend oppervlaktewaterlichaam een dam met duiker met een bovenbreedte van minimaal 5,00 m en voldoet aan de algemene regel ‘WT 7 Dam met duiker’ indien het nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam wordt aangesloten op een oppervlaktewaterlichaam in onderhoud bij het waterschap;
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het graven of vergraven van een oppervlaktewaterlichaam betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Door de risicovolle werkzaamheden, zoals het verbinden van verschillende peilgebieden, uit te sluiten van deze algemene regel kan het graven en vergraven van water onder voorwaarden worden toegestaan.
Een nieuw te graven oppervlaktewaterlichaam kan uitsluitend de C-status krijgen. Voor het graven van een nieuw oppervlaktewaterlichaam ter compensatie van versnelde afvoer vanaf nieuw verhard oppervlak of ter compensatie van de demping van een oppervlaktewaterlichaam met een A- en/of B-status, moet een watervergunning worden aangevraagd.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanplanten en behouden van bomen in de beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
*5,00 m in het gebied van de Alblasserwaard, Vijfheerenlanden, Alm en Biesbosch
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Diameter van het bladerdak/kruin, horizontaal gemeten op het breedste punt | |
Snijlijn van het bovenwatertalud van het oppervlaktewaterlichaam met het aangrenzende maaiveld. |
Het aanleggen en behouden van bomen betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
WT 11. Natuurvriendelijke oever
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het aanleggen en behouden van een natuurvriendelijke oever langs een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, afmetingen van de activiteit, waaronder taludhellingen, breedte en diepte van de eventuele plas-drasoever, bestaand en nieuw tracé, type kabel/leiding, materiaalkeuze en toe te passen bijbehorende voorzieningen, legenda en noordpijl.
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het aanleggen van een natuurvriendelijke oever betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen, zoals het behoudt van het doorstroomprofiel en de bescherming van het talud tegen uitspoeling, worden gewaarborgd door het stellen van voorwaarden. De criteria en voorwaarden hebben met name betrekking op de inrichting van de natuurvriendelijke oever waarmee wordt beoogd een interessante habitat te creëren voor diverse flora en fauna.
Oppervlaktewaterlichamen langs een weg of waterkering worden uitgesloten van deze algemene regel, omdat het verflauwen van het talud een negatieve invloed kan hebben op de sterkte van de oever en de functie die deze vervuld voor het naastgelegen perceel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de keur, voor het plaatsen en behouden van een afrastering langs een oppervlaktewaterlichaam, voor zover deze:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van dit besluit een vergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van die vergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Afrasteringen kunnen enerzijds worden gezien als objecten die het doelmatig onderhoud aan waterstaatswerken kunnen belemmeren, terwijl ze anderzijds, in de vorm van een veekering, juist voorkomen dat het vee de gesteldheid van waterstaatswerken aantast. Wanneer aan de criteria en voorwaarden wordt voldaan komt het doelmatig onderhoud niet in gevaar. Bovendien kunnen afrasteringen, Als nodig, vrij eenvoudig worden verwijderd. Het plaatsen van een afrastering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning. Het gebod van artikel 2.9 eerste lid van de keur geldt niet voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, gezien de aard en het karakter van het gebied.
WT 13. Onttrekken van oppervlaktewater
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid en artikel 3.5 van de keur, voor het onttrekken van water uit een oppervlaktewaterlichaam en/of het plaatsen en behouden van een tijdelijke of permanente onttrekkingsvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
en, in geval van een tijdelijke onttrekkingsvoorziening:
en, in geval van een permanente onttrekkingsvoorziening:
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren.
Op grond van artikel 3.5 van de keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen.
Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het onttrekken van oppervlaktewater via een voorziening betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid en artikel 3.5 van de keur, voor het tijdelijk brengen van water in een oppervlaktewaterlichaam en/of het plaatsen en behouden van een lozingsvoorziening in een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
en, in geval van een tijdelijke lozingsvoorziening:
en, in geval van een permanente lozingsvoorziening:
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
a. naam, adres en telefoonnummer van meldingsplichtige, aannemer en/of uitvoerder;
b. het adres of de locatie waar de activiteiten plaatsvinden;
c. een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie, constructie en afmetingen van de lozingsvoorziening, legenda en noordpijl.
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren.
Op grond van artikel 3.5 van de keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in oppervlaktewaterlichamen.
Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Profiel: Breedte, diepte en taludhellingen van het oppervlaktewaterlichaam als aangegeven op de legger of keurkaart. Permanente lozingsvoorziening: Een voorziening voor het lozen van water in oppervlaktewater met een langdurig karakter. Tijdelijke lozingsvoorziening: Een eenvoudig te verwijderen en tijdelijk benodigde voorziening voor het lozen van water in oppervlaktewater.
Het lozen van oppervlaktewater via een voorziening betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Een schriftelijke melding kan worden gedaan door het meldingsformulier via het OLO te printen en dit ingevuld op te sturen naar het waterschap.
WT 15. Frontmuren bij dammen met duikers
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur, voor het plaatsen en behouden van frontmuren bij dammen met duikers in oppervlaktewaterlichamen.
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de Voorwaarden van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1 van de algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid van de keur, is het verboden zonder watervergunning gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het waterschap algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
Frontmuren worden aan de uiteinden van dammen met duikers geplaatst, waarna de ruimte tussen de frontmuren wordt opgevuld met grond, zodat de breedte van de dam met duiker optimaal kan worden benut bij de ontsluiting van een perceel. Het belang van het waterschap bestaat er voornamelijk uit dat er bij het aanbrengen van de frontmuren geen materialen in het water terecht (kunnen) komen en dat het gebruikte materiaal geen negatief effect heeft op de waterkwaliteit. Frontmuren zijn eenvoudige constructies die de waterhuishouding niet méér negatief beïnvloeden dan de dammen met duikers waar ze worden geplaatst. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan gelden de beleidsregels.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
WT 16. Terras in talud oppervlaktewaterlichamen
Vrijstelling wordt verleend van de verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur, voor het aanleggen van een terras in het talud van een oppervlaktewaterlichaam, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Als voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Als de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het aanleggen en behouden van een terras in het talud van een oppervlaktewaterlichaam betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt een relatief eenvoudig werk in of langs een oppervlaktewaterlichaam. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels. Om rondom de diverse waterstaatswerken doelmatig onderhoud te kunnen uitvoeren, moet voldoende ruimte aanwezig zijn voor het materieel om te kunnen manoeuvreren. Door een minimale afstand tot waterstaatswerken aan te houden, kan worden gegarandeerd dat de bestaande uitvoeringsmethode voor onderhoud kan worden behouden. Het is van belang dat de ingrepen in het waterstaatswerk goed worden uitgevoerd. Door de risicovolle locaties, zoals gevoelige natuur, uit te sluiten van deze algemene regel kan het aanleggen van dergelijke terrassen onder voorwaarden worden toegestaan. Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
WT 17. Objecten langs boezemwateren
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid van de keur, voor het plaatsen en behouden van objecten in het winterbed van boezemwateren, voor zover:
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de keur, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur gebruik te maken van een waterstaatswerk of bijbehorende beschermingszones door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functies, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te leggen, te laten staan, te vervangen, te verwijderen of te vervoeren. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Geen bouwwerken maar eenvoudige objecten zoals vlonders, tuinhekjes van 1,00 m hoog, bloempotten en bestrating. |
De boezemgebieden hebben een zeer belangrijke waterbergende functie. Als de wateren en riviertjes buiten hun oevers treden, wordt het water geborgen in de boezem. De boezem is dus een noodvoorziening die zijn functie altijd moet behouden. Op die manier wordt voorkomen dat de rivieren en wateren overstromen en daarbij grote schade aanrichten in bewoonde gebieden en aan percelen die op verschillende manieren in gebruik zijn.
Voor objecten is in het algemeen volumecompensatie nodig op grond van beleidsregel nummer 5.3. Voor deze objecten geldt te allen tijde een vergunningsplicht. Voor de bewoners langs deze wateren geldt dat men in de praktijk behoefte heeft aan allerlei voorzieningen in de tuin en nabij de oever. Vanwege de noodzakelijke stabiliteit van de oever worden echter géén vergunningen verleend voor objecten als opstallen e.d., indien deze binnen 1 meter vanuit de insteek zouden zijn gewenst. Binnen die 1 meter zijn allerlei kleinschalige objecten zoals bijvoorbeeld vlonders, tuinhekjes, (sier)bestrating e.d. wel mogelijk. Dergelijke objecten zijn vanuit waterhuishoudkundig oogpunt relatief eenvoudige werken, waarbij de waterhuishoudkundige belangen gewaarborgd kunnen worden door het stellen van voorwaarden in een algemene regel.
Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan gelden de beleidsregels. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WT 18. Varen op oppervlaktewaterlichamen
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.2, vierde lid van de keur, voor het zich op een oppervlaktewaterlichaam bevinden met een vaartuig voortbewogen door mechanische kracht, voor zover het betreft:
Diegene die activiteiten uitvoert zoals bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Voor zover er vóór de inwerkingtreding van de algemene regel een vergunning is verleend voor het zich op een oppervlaktewaterlichaam bevinden met een vaartuig voortbewogen door mechanische kracht, worden de voorschriften beschouwd als maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid van de keur.
Op grond van artikel 3.2, vierde lid van de keur, is het verboden zonder watervergunning zich op een oppervlaktewater te bevinden met een vaartuig voortbewogen door mechanische kracht. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
Het verbod geldt voor alle oppervlaktewateren waarop de Keur van toepassing is. Gelet op de functie en het gebruik is het uitzonderen van dit verbod gewenst. Ten aanzien van het varen is er een onderscheid te maken in de wateren genoemd onder artikel 1.
Zo zijn er wateren die (door de provincie) zijn aangewezen als vaarweg en waarvoor het waterschap het zogenaamde vaarwegbeheer (“bakbeheer”) uitvoert. Deze wateren waaraan een specifieke vaarwegfunctie is toegekend, worden dan ook vrijgesteld van het vaarverbod. In het belang van de functie vaarweg en de functie watersysteem worden voorwaarden gesteld aan afmetingen van de vaartuigen. Het gaat hier om de Linge, de Korne, het Kanaal van Steenenhoek inclusief de Steenenhoekse Kanaalsluis en de toegangsgeul vanuit Rijksvaarwater Merwede. Het vaarwegebeheer van het Merwedekanaal ligt bij de provincie. De provincie kan daaraan beperkingen opleggen.
Recreatief medegebruik van watersysteem
Daarnaast zijn er wateren die geen specifieke vaarwegfunctie hebben, maar waar het varen wel is toegestaan. Dit wordt aangemerkt als recreatief medegebruik naast het watersysteembeheer (zogenaamd “meeliften”). Hiervoor is het wenselijk om bij algemene regel onder voorwaarden gemotoriseerde vaartuigen toe te staan. Voor deze wateren worden geen specifieke maatregelen genomen ter bevordering van de bevaarbaarheid, zoals verdiepen. De maatvoering genoemd in de criteria geldt ter bescherming van waterstaatswerken.
Voor de wateren met een vaarwegfunctie en voor enkele wateren zonder vaarwegfunctie zoals de boezemwateren is het waterschap tevens aangewezen als nautisch beheerder. Dat wil zeggen dat het waterschap op grond van de Scheepvaartverkeerswet ten behoeve van de daarin genoemde belangen maatregelen mag treffen en verkeersbesluiten mag nemen.
Ook wordt recreatief medegebruik toegestaan op de Beuningseplas en het Lingemeer waar het waterschap alleen oppervlaktewaterbeheerder is.
Door voor vaartuigen een maatvoering met een eventuele beperking van de vaarsnelheid op te nemen in deze algemene regel, wordt het waterhuishoudkundig en scheepvaartkundig belang (voor wat betreft het zogenoemde bakbeheer) voldoende gewaarborgd. Het nautisch beheer betreft de zorg voor de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer en is afdoende geregeld in de vigerende regelgeving op het gebied van scheepvaartverkeer, zoals de Scheepvaartverkeerswet, het daarop gebaseerde Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (Babs).
WT 19. Afkoppelen van bestaand verhard oppervlak
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.5 van de keur, voor het brengen van water in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen, voor zover:
De melding wordt schriftelijk of digitaal gedaan via het Omgevingsloket Online of met behulp van het daarvoor aangeboden meldingsformulier. Daarbij wordt in ieder geval vermeld:
een situatietekening op een goed leesbare schaal waarop duidelijk is aangegeven: locatie bestaande en nieuwe rioollozingspunten, af te koppelen verharding, hoeveelheid m² verharding, hydrologische berekeningen van de kunstwerken in de wateren, afmetingen en constructie van het lozingspunt, legenda en noordpijl.
Indien voor de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de keur.
Indien voor het uitvoeren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag of melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 3.5, is het verboden zonder watervergunning van het bestuur water te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen. Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt. Indien de activiteiten niet voldoen aan de algemene regel, dan geldt de vergunningplicht waarbij de activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Het watersysteem is van groot belang voor de waterberging. Wateren moeten zodanig worden aangelegd dat ze zijn berekend op piekbelastingen als het hard regent. Een lozing op een water mag de waterbergingscapaciteit van dat water niet verminderen. Daarnaast is het van belang dat grote peilschommelingen worden voorkomen.
Een water moet voldoende doorstromen om een bepaalde hoeveelheid te lozen water af te kunnen voeren. De aanwezigheid van dammen met duikers, bijvoorbeeld, kan hierop van invloed zijn en dat moet dan ook in de berekeningen, met betrekking tot de maximaal toelaatbare hoeveelheid te lozen water, moeten worden meegenomen.
De hoeveelheid te lozen water op een water kan van geval tot geval enorm verschillen. Afhankelijk van de hoeveelheid te lozen water en de snelheid waarmee het water op het oppervlaktewater wordt geloosd, kan de lozing schade aan het water veroorzaken. Waar een lozingspunt in het talud wordt aangebracht, zou aan de overliggende oever uitspoeling van grond kunnen plaatsvinden. Dit moet voorkomen worden.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WT20 Nachtvaartverbod bij evenementen op vaarwegen
In artikel 4.1, eerste lid van de keur is bepaald dat het verboden is om de vaarwegen te bevaren met een vaartuig voortbewogen door mechanische kracht tussen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang (nachtvaarverbod).
Dit verbod geldt niet voor het varen op de Linge tussen Arkel en de sluis te Asperen en de gekanaliseerde Linge.
Voor de overige vaarwegen wordt vrijstelling van het nachtvaartverbod verleend indien er sprake is van een evenement.
In artikel 4.1, vierde lid van de keur is bepaald dat het verboden is om de vaarwegen te bevaren met een vaartuig voortbewogen door mechanische kracht tussen een half uur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang (nachtvaarverbod).
Op grond van artikel 3.10 van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
Recreatief medegebruik van watersysteem
Boezemwateren hebben geen specifieke vaarwegfunctie, maar varen is hier wel toegestaan. Dit wordt aangemerkt als recreatief medegebruik naast het watersysteembeheer (zogenaamd “meeliften”). Algemene regel WT18 geeft aan onder welke voorwaarden gemotoriseerde vaartuigen worden toegestaan.
Voor de wateren met een vaarwegfunctie en voor enkele wateren zonder vaarwegfunctie is het waterschap tevens aangewezen als nautisch beheerder. Dat wil zeggen dat het waterschap op grond van de Scheepvaartverkeerswet en de daarin genoemde belangen verkeersbesluiten mag nemen.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing op de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Evenement: Een speciale, tijd- en plaatsgebonden gebeurtenis, gericht op een publieks- of algemeen belang, die door een initiatiefnemer (individu, groep of organisatie) bewust is gepland en die gericht is op een bepaalde doelgroep om met een bewust gekozen vorm een bepaald doel te realiseren.
Door een algemene regel in te stellen voor vrijstelling van het nachtvaartverbod voor evenementen, wordt het waterhuishoudkundig en scheepvaartkundig belang voldoende gewaarborgd. Het nautisch beheer betreft de zorg voor de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer en is afdoende geregeld in de vigerende regelgeving op het gebied van scheepvaartverkeer, zoals de Scheepvaartverkeerswet, het daarop gebaseerde Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (Babs).
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OlO) worden ingediend. Het OlO is te bereiken via: .
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 4.3, voor het haaks op de lengterichting van de vaarweg af te meren.
In artikel 4.3 wordt bepaald dat het verboden is om haaks op de lengterichting van de vaarweg af te meren om te voorkomen dat met het innemen van een ligplaats een vlot verloop van de scheepvaart wordt belemmerd.
Artikel 3.10 van de Keur biedt het bestuur een grondslag om ten aan zien van deze verbodsbepaling algemene regels op te stellen. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
Door een algemene regel in te stellen voor het haaks afmeren op vaarwegen, wordt het waterhuishoudkundig en scheepvaartkundig belang voldoende gewaarborgd. Het nautisch beheer betreft de zorg voor de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer en is afdoende geregeld in de vigerende regelgeving op het gebied van scheepvaartverkeer, zoals de Scheepvaartverkeerswet, het daarop gebaseerde Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (Babs).
Vaargeul: Een vrij te houden vaarstrook voor een vrije doorvaart van schepen.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5.4 van de keur, voor het houden van evenementen op wegen voor zover:
Indien voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag dan wel melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 5.4 van de keur is het verboden om zonder vergunning een weg te gebruiken in strijd met het doel daarvan. Het houden van evenementen is in strijd met het doel van een weg. Op grond van artikel 5.5, derde lid van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer.
Er zijn evenementen die volledig of voor een deel op de weg plaatsvinden. Het gaat om bijvoorbeeld wielerwedstrijden, hardloopwedstrijden, skeelertochten, braderieën, optochten en markten. Dit soort evenementen komt regelmatig voor. Daarom heeft het waterschap regels gemaakt waaraan moet worden voldaan. Als u één van de hiervoor genoemde evenementen wilt organiseren en u voldoet aan de voorwaarden die hieronder staan, hoeft u geen vergunning aan te vragen. Een melding is dan voldoende.
Het houden van kortdurende evenementen kan worden toegestaan als aan een aantal voorschriften wordt voldaan. Het instandhouden van de weg en het verkeersbelang kan in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Voor de veiligheid van het verkeer en de staat van de weg is het van belang dat het waterschap toezicht kan uitoefenen tijdens de voorbereidingen van het evenement, het houden van het evenement zelf en het terugbrengen van de weg in de oorspronkelijke staat. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WE 2. Borden en verkeersspiegels
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5.4 van de keur, voor het plaatsen en houden van borden en/of spiegels langs wegen voor zover:
Indien voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag dan wel melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 5.4 van de keur is het verboden om zonder vergunning enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het plaatsen van borden en spiegels vallen onder deze vergunningsplicht. Op grond van artikel 5.5, derde lid van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer.
Er zijn objecten zoals borden en spiegels die zich in de berm van de weg bevinden. Het gaat bijvoorbeeld om borden ten behoeve van evenementen, mottoborden, toeristische en wegbewijzeringsborden. Dit soort borden komt veel voor. Indien deze voldoen aan de criteria kunnen deze borden en spiegels onder algemene voorschriften worden toegestaan.
Daarom heeft het waterschap algemene regels gemaakt waaraan moet worden voldaan. Als u één van de hiervoor genoemde borden en verkeersspiegels wilt aanbrengen en u voldoet aan de voorwaarden die hierin staan, hoeft u geen vergunning aan te vragen. Een melding is dan voldoende.
De noodzaak van borden in relatie tot evenementen is vastgelegd in de Algemene regel 1 “Het houden van evenementen”.
De noodzaak van mottoborden wordt in eerste instantie bepaald door de organisatie die deze belangen behartigt en daarover voorlichting geeft.
De noodzaak van toeristische of overige bewegwijzeringsborden is gewaarborgd als die voldoen aan de Richtlijn bewegwijzering 2014, publicatie 322 van het CROW. De noodzaak van een verkeersspiegel wordt in eerste instantie door de gebruiker bepaald. Het is een afweging in het kader van zijn eigen verkeersveiligheid. De overige relevante wegen- en verkeerstechnische belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Voor de veiligheid van het verkeer en de staat van de weg is het van belang dat het waterschap toezicht kan uitoefenen tijdens het plaatsen van het bord of spiegel. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen. Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WE 3. Objectbeschermende obstakels in wegberm
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5.4 van de keur, voor het plaatsen en houden van obstakels in de wegberm voor zover:
Indien voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag dan wel melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 5.4 van de keur is het verboden om zonder vergunning enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het plaatsen van objecten vallen onder deze vergunningsplicht. Op grond van artikel 5.5 derde lid van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.
In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer.
De grens van de weg wordt geacht te liggen op ten minste 1,50 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen. Deze strook van 1,50 meter moet in beginsel vrij gehouden worden van obstakels. Er staat echter ook veel bebouwing op deze strook. Aanwonenden willen hun bezittingen die direct langs de weg liggen, zoals woningen, schuren, hagen en tuinen beschermen tegen het verkeer. Dat willen zij doen door het plaatsen van obstakels direct langs de weg. Het gaat om stenen, keien, bloembakken, betonblokken, palen etc.
Het plaatsen van dit soort objecten komt regelmatig voor. Daarom heeft het waterschap regels gemaakt waaraan het plaatsen van dit soort objecten moet voldoen.
Voor de veiligheid van het verkeer en de staat van de weg is het van belang dat het waterschap toezicht kan uitoefenen tijdens het plaatsen van het obstakel. Daarom is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WE 4. Afrastering langs onbebouwde percelen
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5.4 van de keur, voor het plaatsen en houden van een afrastering voor zover:
Indien voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag dan wel melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 5.4 van de keur is het verboden om zonder vergunning enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het plaatsen van afrastering valt onder deze vergunningsplicht. Op grond van artikel 5.5, derde lid van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.
In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer.
De grens van de weg wordt geacht te liggen op ten minste 1,50 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen. Deze strook van 1,50 meter moet in beginsel vrij gehouden worden van obstakels. Langs onbebouwde percelen staat meestal een afrastering. Op dijkpercelen staan de afrasteringen vaak dichter bij de weg dan 1.50 meter. Dit heeft te maken met de geringe breedte van de wegberm.
Grondeigenaren plaatsen deze afrastering om hun perceelgrens af te schermen van de openbare weg voor het tegenhouden van vee. Daarom heeft het waterschap regels gemaakt waaraan het plaatsen van dit soort objecten moet voldoen.
Voor de veiligheid van het verkeer en de staat van de weg is het van belang dat het waterschap toezicht kan uitoefenen tijdens het plaatsen van de afrastering. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WE 5. Tijdelijke (bouw)materialen in wegberm
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5.4 van de keur, voor het tijdelijk plaatsen van (bouw)materialen in de berm van een weg voor zover:
Indien voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag dan wel melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 5.4 van de keur is het verboden om zonder vergunning enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het plaatsen van (bouw)materialen vallen onder deze vergunningsplicht. Op grond van artikel 5.5, derde lid van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.
In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer.
Het is soms niet mogelijk om (bouw)materialen op eigen terrein op te slaan. Het tijdelijk plaatsen van (bouw)materialen in de berm komt regelmatig voor. Daarom heeft het waterschap regels gemaakt waaraan het tijdelijk plaatsen van bouwmaterialen in de berm moet voldoen.
Als u voldoet aan de voorwaarden die hierin staan, hoeft u geen vergunning aan te vragen. Een melding is dan voldoende.
Voor de veiligheid van het verkeer en de staat van de weg is het van belang dat het waterschap toezicht kan uitoefenen tijdens de opslag van de (bouw)materialen.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5.4 van de keur, voor het planten van struiken en heggen in de berm van een weg voor zover:
Indien voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag dan wel melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 5.4 van de keur is het verboden om zonder vergunning enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het planten van struiken of heggen valt onder deze vergunningsplicht. Op grond van artikel 5.5 derde lid van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.
In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer.
Het uitgangspunt is dat de wegbermen zo veel mogelijk vrij blijven van obstakels in verband met de veiligheid voor de weggebruikers en meer algemeen de bruikbaarheid van de weg.
Regelmatig krijgt het waterschap het verzoek om struiken of heggen in de wegberm te mogen aanbrengen. Hoe ver beplanting uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen moet staan, hangt voornamelijk af van de functie van de weg.
Beplanting dicht bij de rijbaan geeft een visuele versmalling waardoor de snelheid van het verkeer afneemt. Dit geeft vaak een verbetering van de verkeersveiligheid. De beplanting mag echter geen botsonvriendelijk obstakel vormen. Als de diameter van takken en stammen kleiner is dan 8 cm mag de struik of heg geplant worden binnen zone C. Voor de verschillende wegen is deze afstand aangegeven op de afbeelding in de bijlage van de keur.
Deze algemene regel geldt niet voor bomen. Deze algemene regel geldt niet als de weg op een waterkering ligt.
Voor de veiligheid van het verkeer en de staat van de weg is het van belang dat het waterschap toezicht kan uitoefenen tijdens het planten van de heggen en struiken. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
WE 7. Uitweg naar openbare weg
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5.4 van de keur, voor het maken van een uitweg naar de openbare weg voor zover:
Indien voor het uitvoeren van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een vergunning krachtens de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 is aangevraagd of een melding is gedaan en nog niet op die aanvraag dan wel melding is beslist, wordt de aanvraag gelijkgesteld met een melding als bedoeld in deze algemene regel.
Op grond van artikel 5.4 van de keur is het verboden om zonder vergunning enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het maken van een uitweg die aansluit op de openbare weg valt onder deze vergunningsplicht. Op grond van artikel 5.5, derde lid van de keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels.
In het gebied de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden beheert het waterschap veel wegen buiten de bebouwde kom. Het waterschap is verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg en een doelmatige doorstroming van het verkeer.
Het uitgangspunt is dat de wegbermen zo veel mogelijk vrij blijven van obstakels in verband met de veiligheid voor de weggebruikers en meer algemeen de bruikbaarheid van de weg.
Om een (huis)perceel te kunnen gebruiken, is het nodig dat er een uitweg naar de openbare weg is. Het maken van een uitweg komt veel voor. Daarom heeft het waterschap regels gemaakt waaraan een uitweg moet voldoen.
Als u een uitweg wilt maken en u voldoet aan de voorwaarden die hierin staan, hoeft u geen vergunning aan te vragen. Een melding is dan voldoende.
Deze algemene regel geldt niet als de uitweg op een waterkering ligt of een A-water kruist.
Voor de veiligheid van het verkeer en de staat van de weg is het van belang dat het waterschap toezicht kan uitoefenen tijdens het planten van de heggen en struiken. Om deze reden is de meldplicht in deze algemene regel opgenomen.
Indien de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of indien het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering, voor zover:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Het waterschap kan met betrekking tot plaatsing van peilbuizen en meetputten, monitoring, zettingen en retourbemaling, maatwerkvoorschriften stellen.
Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.
Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering. Op grond van artikel 3.10 van de Keur kan het bestuur algemene regels stellen die een vrijstelling van die vergunningplicht inhouden. In deze algemene regel is hiervan gebruik gemaakt.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
In artikel 3.7 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven. Hierbij is het uitgangspunt dat de minder risicovolle onttrekkingen worden vrijgesteld. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat aan alle criteria is voldaan. Het betreft dus een cumulatieve opsomming. Hierbij moet worden opgemerkt dat de genoemde hoeveelheden maximale hoeveelheden zijn.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning
De risico’ s van de onttrekking zijn sterk aan de locatie gebonden. Hierdoor is het onwenselijk om voor het gehele beheergebied dezelfde vrijstellingscriteria te hanteren. Gekozen is voor een gebiedsbenadering. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in: A-gebieden (provinciale milieu- en grondwaterbeschermingsgebieden), B-gebieden (klei en zandgebied)), C-gebieden (veen-weide gebieden).
De A-gebieden zijn gebieden met de grootst mogelijke bescherming. In deze gebieden is voor iedere bouwputbemaling een vergunning nodig. De algemene regel is in deze gebieden dan ook niet van toepassing.
De B en C-gebieden behoeven minder bescherming dan A gebieden.
Maximale verlaging grondwaterstand/stijghoogte
De freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket mag niet meer worden verlaagd dan noodzakelijk. Dit betekent in ieder geval dat de freatische grondwaterstand niet meer mag worden verlaagd dan 0,5 meter beneden het actuele ontgravingsniveau. Hierdoor kan de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket per fase van de werkzaamheden verschillen, afhankelijk van de ontgravingsdiepte per fase.
Peilbuis of meetput bij spanningsbemaling
Voor de handhaafbaarheid van de maximale verlaging van de freatische grondwaterstand of de stijghoogte in het watervoerende pakket is het noodzakelijk dat het niveau gemeten kan worden. Hiervoor moet een peilbuis of meetput op een doelmatige locatie worden geplaatst. Vanuit het streven naar zo laag mogelijke lasten, is het plaatsen van een peilbuis of meetput niet bij alle onttrekkingen voorgeschreven. Deze verplichting beperkt zich tot de onttrekkingen via spanningsbemaling.
Locatie peilbuis of meetput bij spanningsbemaling
Afhankelijk van de aard van de onttrekking en de specifieke locatie kan de locatie van de peilbuis of meetput belangrijk zijn. In deze gevallen kan het bestuur via een maatwerkvoorschrift voorschrijven waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.
Peilbuis of meetput bij freatische onttrekkingen
Bij freatische onttrekkingen is het plaatsen van een peilbuis of meetput in beginsel niet noodzakelijk. Deze algemene regel schrijft dit daarom niet voor. Desondanks kan de lokale situatie aanleiding geven tot het plaatsen van een peilbuis of meetput. Een voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van zettinggevoelige objecten. Met een maatwerkvoorschrift kan het bestuur in deze uitzonderlijke situaties een peilbuis of meetput voorschrijven. Hierbij kan tevens worden bepaald waar de peilbuis of meetput moet worden aangebracht.
Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.
Als retourbemaling wordt toegepast, is het vanuit een oogpunt van goed grondwaterbeheer noodzakelijk dat het grondwater wordt teruggebracht in het grondwaterpakket waaruit het is onttrokken. Hiermee wordt ongewenste uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten voorkomen.
Het uitgangspunt van deze algemene regel is: verstandig omgaan met grondwater. Onttrekkingen van grondwater uit de zoetwaterreserve kunnen dit uitgangspunt in gevaar brengen. Als de onttrekking een te grote impact heeft op de zoetwaterreserve is het mogelijk om retourbemaling via een maatwerkvoorschrift af te dwingen. Hierbij wordt het grondwater teruggebracht in de zoetwaterreserve.
De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.
Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, als daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.
Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.
Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of als de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het OLO beschikbaar gesteld formulier.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone.
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.
Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.10 van de Keur. Dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel wordt vervangen door algemene regels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
In artikel 3.7 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven.
Grondwateronttrekkingen voor brandblusvoorzieningen komen veelal voor in gebieden waar onvoldoende oppervlaktewater dan wel leidingwater voorhanden is. Het onttrekken van grondwater voor bijvoorbeeld het blussen van branden kan dan de enig mogelijke oplossing zijn. Hier speelt uiteraard een groot maatschappelijk belang bij. Bovendien zal de grondwateronttrekking vrijwel nooit worden ingezet (alleen in noodsituaties en bij testen). De kans op onherstelbare schade aan de omgeving is daarom zeer beperkt. De relevante belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.
Gekozen is voor een gebiedsbenadering waarbij voor alle gebieden zijn vrijgesteld van vergunningsplicht met uitzondering de gebieden die deel uitmaken van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.
De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.
Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.
Vrijstelling meet- -en rapportageplicht
Aan de meet- en rapportageplicht zijn administratieve lasten gebonden. Deze administratieve lasten zijn bij beperkte onttrekkingen onevenredig groot. In deze algemene regel wordt ingevolge artikel 6.11, vijfde lid, van het Waterbesluit bepaalt dat de meet- en rapportageplicht voor deze beperkte onttrekkingen niet gelden.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het OLO beschikbaar gesteld formulier.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en voor zover de onttrekking:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Het waterschap kan met betrekking tot plaatsing van peilbuizen en meetputten, monitoring, zettingen en retourbemaling, maatwerkvoorschriften stellen.
Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.
Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.10 van de Keur, dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel van de grondwatersaneringen wordt vervangen door algemene regels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
In artikel 3.7 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven.
Grondwateronttrekkingen voor grondwatersaneringen worden veelal voor een langer duur met een laag debiet uitgevoerd. De kans op onherstelbare schade aan de omgeving is daarom zeer beperkt. De relevante belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.
Gekozen is voor een gebiedsbenadering waarbij voor alle gebieden zijn vrijgesteld van vergunningsplicht met uitzondering de gebieden die deel uitmaken van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking niet meer bedraagt dan 20 m³ per uur en niet langer duurt dan 10 jaar.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of Als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Hoeveelheid te onttrekken grondwater
De onttrekking van grondwater is noodzakelijk voor het verwijderen van de grondwaterverontreiniging. Voor het beheer van het grondwater is het echter belangrijk dat de onttrekking niet groter is dan noodzakelijk. Dit artikel geeft een beperking aan de onttrekking.
Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.
De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.
Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, indien daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.
Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.
Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, als de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.
Start- en afmelding van de onttrekking
Ter controle van de opgegeven start- en einddatum, moet de daadwerkelijke startdatum ten minste 24 uur van tevoren worden doorgegeven. Voor de einddatum geldt dat deze maximaal 24 uur na einde van de onttrekking moet worden doorgegeven.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het OLO beschikbaar gesteld formulier.
GW4. Beregening, bevloeiing en veedrenking
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregening, veedrenking of bevloeiing en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking niet meer kan bedragen dan 60 m³ per uur.
Deze algemene regel geldt niet voor beregening en gietwater in de glastuinbouw.
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenland 2014 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.
Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor agrarische doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.10 van de Keur, dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel van onttrekkingen voor agrarische doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord wordt vervangen door algemene regels.
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
In artikel 3.7 van de Keur, is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning grondwater te onttrekken. In artikel 1 van deze algemene regel wordt dit verbod voor een groot deel opgeheven.
Grondwateronttrekkingen voor beregening, bevloeiing of veedrenking worden veelal voor korte perioden met een vaste pompcapaciteit uitgevoerd. De kans op onherstelbare schade aan de omgeving is daarom zeer beperkt. De relevante belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van algemene regels.
Gekozen is voor een gebiedsbenadering waarbij voor alle gebieden zijn vrijgesteld van vergunningsplicht met uitzondering de gebieden die deel uitmaken van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking niet meer kan bedragen (pompcapaciteit) dan 60 m³ per uur.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.
De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.
Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.
De Keur bepaalt dat het waterschap tijdelijk een onttrekkingsverbod kan instellen, als er een tekort aan oppervlakte- en grondwater ontstaat of dreigt te ontstaan.
Op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, als de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.
Onttrekkingen met een totale pompcapaciteit van minder dan 10 m3 per uur en 12.000 m3 per jaar, alsmede onttrekkingen ten behoeve van particuliere woningen hoeven niet te voldoen aan de meet- en rapportageplicht, genoemd in artikel 6.11, tweede en vierde lid, van het Waterbesluit.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het OLO beschikbaar gesteld formulier.
Kleine bronpompen voor gebruik bij particuliere woningen zijn vanwege het geringe belang uitgezonderd van de meldingsplicht.
Vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.7 van de keur, voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van overige doeleinden en de locatie geen deel uitmaakt van een boringsvrije zone volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Noord- Brabant of provincie Zuid-Holland en de onttrekking niet plaatsvindt in de waterkering of bijbehorende beschermingszone en voor zover de onttrekking:
Degene die activiteiten uitvoert als bedoeld in artikel 1 van deze algemene regel:
Als voor het onttrekken van grondwater als bedoeld in artikel 1, direct voor inwerkingtreding van deze algemene regel een watervergunning krachtens de Keur Waterschap Rivierenlans 2009 in werking was, worden de voorschriften van de watervergunning gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, van de Keur.
Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden om zonder watervergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren. Onder dat verbod valt mede het onttrekken van grondwater voor overige doeleinden die niet in andere algemene regels zijn verwoord. Met deze algemene regel wordt gebruik gemaakt van artikel 3.10 van de Keur. Dit betekent dat de vergunningplicht voor een groot deel van overige onttrekkingen die niet in andere algemene regels zijn verwoord wordt vervangen door algemene regels.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning
De begrippen die zijn gedefinieerd in de Keur zijn ook van toepassing voor de bepalingen in deze algemene regels. Daarnaast wordt in deze algemene regel verstaan onder:
Uitwisseling van grondwater uit de diverse watervoerende pakketten is ongewenst. Dit artikel bepaalt daarom dat tijdens de aanleg van de voorziening(en) voor de grondwateronttrekking, tijdens het beheer van de voorziening en na beëindiging van de grondwateronttrekking moet worden voorkomen dat uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden. In de praktijk zal bij het doorkruisen van een scheidende laag veelal gebruik worden gemaakt van zwelklei om deze uitwisseling van grondwater te voorkomen. Het SIKB heeft Het protocol Mechanisch boren (protocol 2101) opgesteld. Als volgens dit protocol wordt gewerkt, wordt de juiste invulling gegeven aan de verplichtingen uit dit artikel. Het protocol is te raadplegen via: www.sikb.nl.
De onttrekking van grondwater kan nadelige gevolgen voor de omgeving veroorzaken. Denk hierbij aan schade aan de landbouw(opbrengst), schade aan natuurgebieden (verdroging), verplaatsing van grondwaterverontreinigingen, schade aan bouwwerken als gevolg van zetting en negatieve beïnvloeding op overige grondwateronttrekkingen (in het bijzonder bodemenergiesystemen). Degene die de onttrekking verricht, heeft de verplichting om deze nadelige gevolgen te inventariseren, te voorkomen en als dat niet mogelijk is zo veel mogelijk te beperken.
Monitoring van de effecten van de grondwateronttrekking kan van groot belang zijn. Desondanks wordt monitoring niet bij iedere onttrekking voorgeschreven. Via een maatwerkvoorschrift kan het bestuur, Als daartoe aanleiding bestaat, monitoring voorschrijven. Met deze methode wordt voorkomen dat kosten worden gemaakt, terwijl hier geen aanleiding voor is.
Als de onttrekking nadelige gevolgen veroorzaakt, neemt degene die grondwater onttrekt zo spoedig mogelijk maatregelen om deze gevolgen te beperken. Denk hierbij aan het staken van de onttrekking of het treffen van compenserende maatregelen. Verder informeert degene die grondwater onttrekt het bestuur zo spoedig mogelijk over de geconstateerde nadelige gevolgen en de te treffen of getroffen maatregelen.
Op grond van artikel 6.11 Waterbesluit moet degene die grondwater onttrekt per kwartaal meten hoeveel grondwater is onttrokken. Deze meting moet geschieden met een nauwkeurigheid van 95%. De resultaten van deze meting moeten uiterlijk op 31 januari van ieder jaar of, wanneer de onttrekking is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, aan het bestuur worden opgegeven. Aangezien het meten en registreren van het onttrokken grondwater al via het Waterbesluit en de Waterregeling is geregeld, is deze meet en registratieplicht niet in deze algemene regel opgenomen.
De melding kan digitaal en schriftelijk worden gedaan. Een digitale melding kan via het Omgevingsloket Online (OLO) worden ingediend. Het OLO is te bereiken via: www.omgevingsloket.nl. Het is ook mogelijk om de melding schriftelijk te verrichten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een door het waterschap beschikbaar gesteld formulier. Dit formulier is te bereiken via: www.waterschaprivierenland.nl.
Als de criteria niet of niet volledig van toepassing zijn of als het voorgenomen werk in afwijking van de voorwaarden zal worden uitgevoerd, kan met het waterschap in overleg worden getreden over een mogelijke watervergunning.
aldus besloten in de vergadering d.d. 9 december 2014
het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland,
de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans
de dijkgraaf, MPM ir. R.W. Bleker