Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Beleidsnotitie Bomen februari 2005 gemeente De Ronde Venen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnotitie Bomen februari 2005 gemeente De Ronde Venen
CiteertitelBeleidsnotitie Bomen februari 2005 gemeente De Ronde Venen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling blijft na de herindeling van 1 januari 2011 nog uiterlijk twee jaar van toepassing voor het grondgebied van de huidige gemeente De Ronde Venen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-04-200501-01-2013Nieuwe regeling

01-03-2005

Nieuwe Meerbode, 06-04-2005

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnotitie Bomen februari 2005 gemeente De Ronde Venen

 

 

Gemeente De Ronde Venen Beleidsnotitie bomen Februari 2005

Hoofdstuk 1. Inleiding

Het beleid met betrekking tot gemeentelijke en particuliere houtopstanden was tot nu toe gedeeltelijk te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en in het Programma van Eisen inrichting openbare ruimte. Het was echter vooral ook gebaseerd op ervaringen met bomen in tal van situaties, zich uitend in het schrijven van ad-hoc motivaties voor het wel of niet kapvergunning verlenen en bij bezwaarprocedures.

Volgens de Bomenstichting zou een goed bomenbeleid een beschrijving moeten zijn van het totaal aan handelingen van de gemeente met betrekking tot houtopstanden en de visie van de gemeente op die handelingen. Deze handelingen van de gemeente betreffen vergunningverlening en handhaving, beheer en onderhoud, ontwerp en inrichting van de openbare ruimte en communicatie.

Om het bomenbeleid en vooral de bescherming van houtopstanden handen en voeten te geven, is goede regelgeving belangrijk. Onder invloed van de tendens tot juridisering wordt er steeds preciezer naar houtopstanden en hun bescherming gekeken. De APV is daarvoor niet toereikend, wat ook in de APV te lezen valt, waar staat dat voor beoordelingen en waardenbepalingen zoveel mogelijk verwezen wordt naar groenplannen, bestemmingsplannen, stedenbouwkundige- en landschapsplannen.

Deze beleidsnotitie zal één van de belangrijkste verwijzingsdocumenten gaan worden. Het huidige handelen rondom bomen wordt beschreven, maar er worden ook nieuwe beleidsuitgangspunten geformuleerd. Centraal staan alle aspecten rond toetsing van aanvragen en het wel of niet verlenen van vergunningen. Aan de meer technische aspecten rond bomen besteed deze notitie weinig aandacht, omdat daarvoor voldoende goede handboeken en richtlijnen beschikbaar zijn, zoals de standaard besteksbepalingen voor de grond-, water- en wegenbouw (CROW-RAW), het Stadsbomenvademecum en het gemeentelijk Programma van Eisen voor de inrichting van de openbare ruimte. Technische aspecten zijn bijvoorbeeld standplaats en boomsoort, bomengrondmengsels, bomen en verkeer, snoei- en verplant methoden.

De beleidsnotitie is géén bomenbeleidsplan of bomenbeheersplan, waarin per wijk of straat is beschreven hoe de conditie en leeftijd van bomen er uit zien en welke maatregelen worden genomen bij het behoud van de groene structuren. Het Groenbeheersplan is het belangrijkste document voor het beheer van openbaar groen per wijk of buurt. Het is een achtergronddocument voor burgers bij het opstellen van wijkplannen. Het nieuwe groenbeheersplan is in 2005 gereed.

Hoofdstuk 2. Visie

Voor het behoud van het groene beeld in de gemeente gelden de navolgende uitgangspunten:

  • 1.

    Er ligt binnen de bebouwde kom een hoofdgroenstructuur, die bepaald wordt door het openbare profiel van ontsluiting- en lintwegen, dijken/dijklichamen, buurt/wijkparken en de belangrijkste watergangen. Daarnaast heeft iedere buurt en wijk een eigen identiteit, die bepaalt wordt door de stedenbouwkundige opbouw, architectuur en groentoepassing. Kwaliteit en kwantiteit van het gemeentelijke bomenbestand moet in de toekomst op een dusdanig niveau blijven dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het groene beeld. Dit betekent dat er planmatig moet worden gedund en verjongd.

  • 2.

    Gemeentelijke en particuliere houtopstanden zijn een essentieel onderdeel van de (openbare) ruimte en bepalen in hoge mate de kwaliteit ervan. Een periodiek bij te werken lijst van gemeentelijke en particuliere waardevolle bomen is een nieuw instrument bij de afweging van waarden die bomen kunnen hebben.

  • 3.

    Landschappelijk gezien geldt de openheid van de gemeente als een bijzondere waarde. Voor beplantingen betekent dit het instandhouden van wat er is, geen uitbreiding. In gebieden waar gedacht wordt om met ondermeer bos of bomen de identiteit te versterken (of te vernieuwen) dient dit te gebeuren met goed onderbouwde landschapsplannen.

  • 4.

    Beoordelingen voor wel/niet kappen, herinplant en instandhoudingsplicht dienen te worden gegeven tegen de achtergrond van uitgewerkte criteria. Voor particuliere bomen geldt dat er bij het opstellen van criteria en het geven van beoordelingen rekening dient te worden gehouden met de bereidheid van de burger om uit eigen beweging bomen aan te planten.

  • 5.

    Op naleving van de APV, besteksvoorschriften bij de uitvoering van werken, vergunningsvoorwaarden, herplantverplichtingen en schadevergoedingen moet meer toezicht gehouden worden.

  • 6.

    Op straat-, buurt- en wijkniveau dienen burgers betrokken te worden bij de kap- en (her)beplantingsplannen in hun omgeving (beleidsplan Naar de Kern, thema In de kernen en de wijken).

Hoofdstuk 3. Vergunningverlening en handhaving

3.1 Wat wordt verstaan onder het vellen van houtopstanden?

In afdeling 5 van de APV wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, evenals het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Het rooien van een houtopstand wil zeggen het in zijn geheel verwijderen van een houtopstand, dus inclusief wortels. De houtopstand kan ook uit de grond gehaald worden om deze elders weer te planten, de boom wordt verplant. Hierbij geldt dat als binnen drie jaar na het verplanten de boom dood gaat er alsnog een herplantplicht wordt opgelegd.

Daarnaast worden bomen periodiek gesnoeid, waarvoor geen kapvergunning is vereist. Een te rigoureuze snoei kan echter het einde van een boom betekenen, waardoor het vervolgens wordt aangemerkt als illegale velling.

Dit wordt vaak aangemerkt als “kandelabersnoei”, maar is niets anders dan een boom verminken of misvormen. Omdat als motief wordt gegeven dat een boom te groot wordt voor zijn standplaats, liggen maatregelen als kappen, herinplant met een kleinere soort of om en om verwijderen meer voor de hand. Dit soort maatregelen is in overeenstemming met het behoud van de waarde van de houtopstand (of groene structuur) voor het stads- en dorpsschoon, wat niet geldt voor het verminken van een boom door rigoureuze snoei. Als richtlijn geldt dat bij meer dan 20% snoei van de kroon, eens in de 5 jaar, dit wordt aangemerkt als illegale velling. Naast de zwaarte van de snoei (< 20%) is ook de wijze van snoei van belang. Een onevenwichtige snoei, bijvoorbeeld volledig aan één zijde van de kroon uitgevoerd, kan het uiterlijk van de boom zodanig aantasten dat de boom beduidend aan waarde inboet of het voortbestaan van de boom in gevaar brengt, bijvoorbeeld door omvallen. Deze onevenwichtige snoei wordt vervolgens ook aangemerkt als een illegale velling.

3.2 Kapvergunningplicht

In de APV zijn de categorieën van houtopstanden aangegeven waarvoor wel en niet een kapvergunning is vereist. Daartoe behoren ook vier categorieën houtopstanden die door de Boswet van gemeentelijke regelgeving worden uitgesloten, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Waar de gemeente wel regels kan stellen zijn enige veranderingen doorgevoerd en in het onderstaande beschreven.

Dunnen van bomen

Voor het dunnen van bomen op openbare grond binnen de bebouwde kom, inclusief de hoofdgroenstructuur, is geen kapvergunning nodig, mits dit gebeurt op basis van een vastgesteld Groenbeheersplan. Het dunnen van bomen is een velling ter bevordering van de groei en instandhouding van de houtopstand, gelijk aan een vorm van bosbeheer, waarbij periodiek 25% tot maximaal 60% van het areaal wordt geveld en waarbij de kronen zich na drie jaar weer sluiten.

Het groenbeheersplan geeft maatregelen aan die nodig zijn om het groen aan de diverse functies te laten voldoen, zoals verkeersgeleiding, afscherming en spelen. Het beschrijft de groenstructuur per wijk, waaronder karakter, problemen en aanbevelingen. Verder worden er per beheergroep (o.a. bomen, heesters, hagen) beheers –en onderhoudsmaatregelen beschreven en voorstellen voor verbetering gedaan. Het Groenbeheersplan geeft voor boombeplantingen een toekomstbeeld per wijk. Het laat zien waar dunningen gaan plaatsvinden. Wijzigingen in groenareaal of aantallen, waaronder ook het eventueel wegvallen van een nationaal monumentale of lokaal waardevolle boom, worden jaarlijks verwerkt in het groenbeheerssysteem of de “groene jaarcyclus”.Voor alle locaties binnen de bebouwde kom die niet in het Groenbeheersplan zijn genoemd en waar toch een boom (bomen) moet verdwijnen, blijft de kapvergunningplicht gelden.

Bomen in tuinen

Het zonder vergunning kunnen kappen van bomen met een stamdiameter tot 20 cm op 1.30 m boven de grond is onderdeel van de APV sinds eind jaren 90. Terugkijkend op een periode van circa 5-6 jaar kan niet geconstateerd worden dat het beeld in straten en langs wegen wezenlijk is aangetast. Vooral in kleine tuinen van woonwijken staan bomen of grote struiken, waarvan de stamdiameter niet veel groter wordt dan 20 cm. De wetenschap dat een boom tot 20 cm stamdiameter zonder vergunning verwijderd mag worden, stimuleert burgers ook om er direct een nieuwe voor terug te planten. Er hoeft minder gevreesd te worden eeuwig aan de boom “vast te zitten”, vaak een boom die te groot blijkt voor de kleine tuin.

Deze motivatie geldt in wezen ook voor de nieuwe norm van 100 m2 tuinoppervlak, waarbinnen geen kapvergunning nodig is, uitgezonderd beeldbepalende bomen. Uit de ervaring van het zonder vergunning kunnen kappen van bomen tot 20 cm stamdiameter is te concluderen, dat er ook een in verhouding liggende oppervlaktenorm van 100 m2 aan kan worden gekoppeld. Daaraan is toe te voegen dat het ineffectief is en niet klantvriendelijk om in situaties waarin nooit vergunningen geweigerd worden, deze wel te laten aanvragen.

Nationaal monumentale- en lokaal waardevolle bomen

In de APV was al opgenomen dat voor de nationaal monumentale bomen in de gemeente geen kapvergunning wordt verleend, tenzij er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties. Dit geldt ook voor de lijst van lokaal waardevolle bomen, geïnventariseerd in 2003-2004 en periodiek aan te passen. Indien noodzakelijk kan bij lokaal waardevolle bomen kapvergunning worden verleend voor het vervangen (herplanten) van een gehele laan, straat, of weg, ook al is maar een deel van de bomen gevaarlijk of ziek. Uitgangspunten hierbij zijn ondermeer het behoud van de waarde van stads- en dorpsschoon en de groenstructuur.

3.3 Beoordeling van aanvragen om kapvergunning

Bij de beoordeling en afhandeling van aanvagen om kapvergunning, door de bij bureau Groenbeheer hiermee belaste medewerker, moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van het behoud van de houtopstand (bijvoorbeeld waarde voor stads- en dorpsschoon) en het belang van de aanvrager (bijvoorbeeld mate van overlast). Het behoud van houtopstanden ten behoeve van het groene beeld van de gemeente is echter uitgangspunt. De in bezwaarprocedures soms optredende problematiek rondom zowel de verlening als ook de weigering van kapvergunningen (onbegrip over beleid, ad-hoc beslissingen) vraagt om een oplossing. Meerdere malen is hier door de gemeentelijke commissie voor de bezwaar- en beroepsschriften om gevraagd.

Nieuw is dat de beoordeling van een aanvraag voortaan plaatsvindt aan de hand van een beoordelingsformulier (zie bijlage). Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van toetsingscriteria. Allereerst zijn dat de weigeringsgronden uit de APV. Tussen de verschillende criteria waarop een vergunning kan worden geweigerd, zoals landschappelijke waarde, beeldbepalende waarde en cultuurhistorische waarde, zit een behoorlijke overlap. Zo kan een houtopstand zowel van cultuurhistorisch belang zijn, landschappelijke waarde hebben en beeldbepalend zijn. In de analyse van waarden en functies voor het nieuwe bestemmingsplan buitengebied is aangeduid welke beplantingen vanuit de planologie bescherming behoeven.

3.3.1 Beleidsregels uit de APV waarop een vergunning kan worden geweigerd.

De natuurwaarde van de houtopstand. Hiervan is in ieder geval sprake als de houtopstand:

  • ·

    dendrologisch waardevol

  • ·

    schuil-/broedplaats biedt aan fauna;

  • ·

    foerageergelegenheid biedt aan fauna;

  • ·

    huisvesting biedt aan beschermde flora;

Hierbij dient te worden opgemerkt dat elke houtopstand een natuurwaarde van zichzelf heeft. De houtopstand is echter natuurlijk waardevol als deze wat extra’s toevoegt aan het ecosysteem. Als een dergelijke boom wegvalt zijn er directe gevolgen voor de naaste omgeving. Bijvoorbeeld als de houtopstand een verblijfplaats is voor vleermuizen.

De landschappelijke waarde van de houtopstand. Hiervan is in ieder geval sprake als de houtopstand typerend is voor de lokale omstandigheden, bepaald door bodemgesteldheid, verkaveling, waterhuishouding, cultuurhistorie e.d. (wegbeplantingen, bosjes, houtkaden, solitaire boom).

De waarde van de houtopstand voor het stads- en dorpsschoon. Hiervan is in ieder geval sprake als de houtopstand:

  • ·

    onderdeel is van een rijks- of gemeentelijk monument;

  • ·

    bijzonder en/of zeldzaam is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort);

  • ·

    onderdeel is van het straat-, laan- of wijkbeeld, zoals aangegeven op kaarten met de hoofdgroenstructuur of beschreven in het Groenbeheersplan, Welstandsnota en Beeldkwaliteitplannen.

De beeldbepalende waarde van de houtopstand (zie ook punt 4). Hiervan is in ieder geval sprake als de houtopstand:

  • ·

    onderdeel is van de hoofdgroenstructuur (kaarten);

  • ·

    nationaal monumentaal is (landelijk register);

  • ·

    lokaal waardevol is (inventarisatielijst);

  • ·

    de houtopstand karakteristiek is voor een wijk, buurt, plek of gebied, bijvoorbeeld een plein, een erfbeplanting, landschappelijke houtopstand en/of een ensemblewaarde waarde heeft, waarvoor geldt dat 1 + 1 groter is dan 2; anders gezegd, het geheel (houtopstand en naaste omgeving) is waardevoller dan de losse afzonderlijke delen.

De cultuurhistorische waarde van de houtopstand. Hiervan is in ieder geval sprake als de houtopstand:

  • ·

    onderdeel is van een rijks- of gemeentelijk monument;

  • ·

    nationaal monumentaal of lokaal waardevol is;

  • ·

    een ontginning- of verkavelingstructuur kenmerkt (kaden en bosjes in het bovenland, wegbeplantingen in droogmakerijen).

De waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Er wordt in ieder geval gekeken naar/of:

  • ·

    de conditie;

  • ·

    de stabiliteit/ breukvastheid (wortelstelsel/ stam/ kroon);

  • ·

    de houtopstand een onlosmakelijk onderdeel van een grotere houtopstand vormt (bijv. groep) en verwijdering van één boom de stabiliteit van andere bomen in gevaar brengt.

3.3.2 Bestemmingsplan en weigeringsgronden

Bestemmingsplannen beschrijven op hoofdlijnen de stedenbouwkundig/landschappelijke opbouw van het gebied waar het plan over gaat. Het nieuwe bestemmingsplan buitengebied heeft de visie uit het Landschapsbeleidsplan en Ontwikkelingsvisie planologisch vertaald. Aanplant, kappen en rooien van bomen kan aanlegvergunningplichtig of strijdig met het grondgebruik zijn. Geen boomaanplant is toegestaan in Groot Wilnis-Vinkeveen, Bovenlanden langs de Kromme Mijdrecht/Amstel, polder Blokland en de delen van de Eerste en Tweede Bedijking die behoren tot het zogeheten militair landschap (Stelling van Amsterdam). In de overige delen van het buitengebied is aanplant alleen mogelijk met een aanlegvergunning.

Aanlegvergunning is vereist voor het rooien van bomen, behorend tot de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, aangeduid op de gelijknamige kaart, zoals dijken, kaden en forten. Dit geldt ook voor de levensgemeenschappen van bos en struweel (natuurwaardenkaart).

Het kappen en rooien van een nationaal monumentale boom is op grond van het bestemmingsplan verboden (strijdig gebruik). Het graven of ophogen binnen de kroondiameter van nationaal monumentale bomen is eveneens verboden, behalve als daar een aanlegvergunning voor wordt verstrekt. Deze bomen dienen als zodanig op de kaart en in voorschriften van een bestemmingsplan te zijn aangeduid.

3.3.3 Beleidsregels beheer-onderhoud en individuele overlast

Hierbij is op te merken dat de uitwerking van deze regels niet de bedoeling heeft om uitputtend te zijn, al worden er 17 verschillende situaties behandeld. Naast de beschreven motivaties kunnen ook andere gronden aanwezig zijn waarop een vergunning geweigerd of verleend kan worden. In de praktijk doen zich namelijk altijd situaties voor die om maatwerk vragen. De redenen waarom een boom moet worden gekapt zijn van velerlei aard. Het kan zo zijn dat andere aspecten van het algemeen belang zwaarder wegen dan het behoud van een boom. Het kan ook gaan om individuele overlast door bomen. Daarbij moet de afweging ‘wel of niet kappen’ in een breder kader worden gezet, waaronder begrepen wordt dat er ook oplossingen worden aangedragen om de boom te behouden, of dat er maatregelen worden genoemd met een preventief karakter, wat te zien is als het betrekken van de weigeringsgronden of boomwaarden (2.3.1) in de te maken afwegingen.

Te dichte stand van bomen op elkaar, waardoor de kronen vervormd kunnen raken, conditie van de bomen achteruit kan gaan, de onderbeplanting kan afsterven

Bij het beheer van beplantingen kan het soms nodig zijn om bomen op een ruimere afstand te zetten dan dat ze geplant zijn. Dit kunnen zowel laanbeplantingen als bosachtige beplantingen zijn. Het op ruimere afstand zetten is nodig om de blijvende beplanting meer ruimte te geven en de kronen geheel te kunnen laten uitgroeien. Dat neemt echter niet weg dat er bijvoorbeeld uit cultuurhistorisch of architectonisch oogpunt voor gekozen kan worden om een pad, weg of laan te beplanten met bomen op 3 tot 4 meter uit elkaar en die bomen volledig te laten uitgroeien. Daarom dient bij afwegingen rondom dunning de eventueel aanwezige ontwerpkeuze voor soort en plantafstand betrokken te worden en de mogelijke ensemblewaarde. In nieuwe plannen voldoende aandacht geven aan boomsoort, plantafstand en omgevingsaspecten.

Bij situaties die zijn beschreven in een vastgesteld Groenbeheersplan kan er zonder vergunning worden gekapt. Voor overige situaties is kapvergunning nodig. In bosjes en houtkaden buiten de bebouwde kom is dunning zonder meer mogelijk op grond van de Boswet. Voor laanbeplantingen geldt dit niet.

Veiligheid. Een houtopstand kan ziek zijn (fatale aandoening), zeer slechte conditie hebben, of dood zijn

Indien er sprake is van schade of letsel door omgewaaide bomen of uitgevallen takken is de eigenaar van de boom in beginsel aansprakelijk voor de veroorzaakte schade of het letsel, tenzij hij kan aantonen dat er tijdig en correct uitvoering is gegeven aan zowel het normale onderhoud als het periodiek controleren op uitwendig zichtbare gebreken. Dit wordt aangeduid als de zorgplicht voor bomen. Op grond van jurisprudentie heeft de gemeente gekozen voor een boomcontrole van eens in de 4 jaar, met beschrijving van gegevens in een bomenlogboek (Visual Tree Assessment). In 2008 zal elke gemeentelijke boom in dat logboek zijn beschreven.

Het kappen van bomen vanwege veiligheid vindt alleen plaats als ze bij controle gevaarlijk blijken en niet meer behandeld kunnen worden. Voor het verwijderen van bomen met iepeziekte, of daaraan gelijk te stellen besmettelijk ziekten (waardoor een boom sterft) is geen kapvergunning nodig.

Er kunnen zich hierbij situaties voordoen waarbij noodkap vereist is, bijvoorbeeld bij het risico van omvallen of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Afzetten of afzagen

Een beheersmaatregel bij beplantingen is het zogeheten afzetten of afzagen op 20-50 cm boven de grond. Het vereist een vaste cyclus van minimaal eens in de 10 jaar. In het veenweidegebied is het een honderden jaren oud gebruik voor het winnen van brandhout en het maken van gereedschappen. Het zijn hakhoutbosjes (boerengeriefhout), die in stand konden blijven door hun waarde voor het boerenbedrijf. Het vond ook plaats langs houtkaden. De term ‘hakhout’ wordt net als ‘knotten’ en ‘kandelaberen’ omschreven in de APV. Deze begripsbepalingen dienen er ook voor om misbruik te voorkomen, bijvoorbeeld als de woorden worden gebruikt om een handelwijze te motiveren die indirect de dood of ernstige misvorming van een boom tot gevolg heeft. Bij daarvoor in aanmerking komende beplantingen is voor afzetten of afzagen binnen de cyclus van 10 jaar geen kapvergunning nodig.

Bomen en bouwen

Het sparen van bomen op bouwlocaties is een afweging tussen stedenbouw/bouwarchitectuur en waarden van de beplanting. Een nieuw gebouw nabij een beeldbepalende boom dient op een zodanige afstand van de beeldbepalende boom te worden gebouwd, dat de boom verder kan uitgroeien zonder dat de boom overlast ondervindt van het gebouw of dat toekomstige bewoners overlast gaan ondervinden van de boom. Een maatstaf is een afstand tussen boom en gebouw van 1,5 keer de diameter van de volgroeide kroon.

Het verplanten van een beeldbepalende boom kan een optie zijn, als de bodem (leidingen), de leeftijd en de conditie van de boom dit toelaten en er gedurende minimaal één jaar cultuur- en boomtechnisch voorwerk is verricht op de locatie waar de boom verwijderd moet worden. Nationaal monumentale bomen komen niet in aanmerking voor verplanten.

In de APV is een artikel opgenomen dat de samenloop regelt tussen de kapvergunning en bouw- of aanlegvergunning. Daarin is weergegeven dat een kapvergunning kan worden aangehouden, op de enkele grond dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn. Verder kan aan de kapvergunning het voorschrift worden verbonden dat er pas gebruik van mag worden gemaakt als de bouwvergunning is verleend.

Bomen op bouwterreinen die behouden blijven en ingepast worden vereisen extra aandacht. Richtlijnen hiervoor zijn beschreven in het Programma van Eisen voor de inrichting van de openbare ruimte.

Bomen en uitritten

Bij aanvragen voor het aanleggen van uitritten, waarbij soms bomen moeten wijken, geldt de beleidsregel van één uitrit per woning, met de optie om in een woonwijk een aanvraag te weigeren (uitritten van twee woningen combineren als het belang van een boom dat wenselijk maakt). Waar meer woningen op één perceel staan zal gestreefd worden naar één uitrit richting openbare weg.

Bij bedrijven kunnen twee of drie uitritten voorkomen. Het is ondermeer afhankelijk van de ligging van het bedrijf en de aard van de bedrijfsvoering. Tevens dient de noodzaak door het bedrijf aangetoond te worden.

Wegreconstructies, saneringswerken, aanleg of verbreding van watergangen

Bij deze werkzaamheden, ook als ze plaatsvinden in de hoofdgroenstructuur, zal steeds getracht worden om zoveel bomen te behouden. In sommige gevallen is echter geen andere oplossing mogelijk en zal er kapvergunning verleend moeten worden. Wanneer er waardevolle bomen in het geding zijn zal onderzocht worden of verplanten mogelijk is. Voor nationaal monumentale bomen wordt geen kapvergunning verleend.

Leggen van leidingen/herstelwerk aan leidingen

In het geval van een openbaar telecommunicatienetwerk geldt de telecommunicatiewet. In artikel 5.8 van deze wet staat dat een ieder die rechthebbende is van een houtopstand, verplicht is deze op schriftelijk verzoek van de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk binnen twee weken op te snoeien, dan wel de wortels of takken daarvan in te korten. De beplanting moet dan wel hinderlijk zijn voor de aanleg, instandhouding en exploitatie van de bedoelde netwerken. Hierin dient te worden betrokken dat bij inrichting en herinrichting van de openbare ruimte er ten aanzien van leidingen alleen handmatig onder bomen gegraven mag worden, zoals beschreven is in het Programma van Eisen voor de inrichting van de openbare ruimte. In dit document staan ook andere beschermingsvoorwaarden die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van bestekken en vergunningen. Zo kan besloten worden om bij leidingtracés langs individueel waardevolle bomen en bij bomen in de hoofdgroenstructuur mantelbuizen toe te passen.

Wanneer er schade ontstaat aan houtopstanden kan hiervoor een schadevergoeding worden gevorderd. Hiervoor wordt er gebruik gemaakt van de boomwaardemethodiek zoals in de APV beschreven (methode Raad).

Bij het vervangen van een leiding die precies onder een boom ligt en het niet beschikbaar zijn van een ander leidingtracé, valt er aan kap in de meeste gevallen niet te ontkomen. Voor het graven onder nationaal monumentale bomen is een aanlegvergunning verplicht. Door de gemeente worden er geen bomen op leidingtracés geplant.

Huiseigenaren worden middels overeenkomsten voor ingebruikgeving van grond of erfdienstbaarheid geacht op de hoogte te zijn van het verbod om bomen op leidingen te planten. Op het overleg met bewoners rond weg- en rioolrenovaties komt het kappen van bomen ter sprake. Daarbij wordt ook nadrukkelijk genoemd om geen bomen te planten op leidingtracés in tuinen.

Schaduw of lichtbeperking

Openbaar versus particulier

In nieuwe plannen dient gerekend te worden met een plantafstand tussen een boom in het openbaar groen en de voorkant van een woning of achtertuinbegrenzing van minimaal 1,5 keer de diameter van de volgroeide kroon.

In bestaande situaties kunnen bij bomen in de hoofdgroenstructuur twee mogelijkheden voorkomen. De eerste is dat tot dunning kan worden besloten, na een objectieve beoordeling met behulp van een lichtmeter en als er een unanieme wens bestaat van alle bewoners in een straat. In het tweede geval kan voor een boom in de hoofdgroenstructuur kapvergunning verleend worden als deze met de kroon meer dan 2 meter over een tuin hangt.

Bij bomen die niet tot de hoofdgroenstructuur behoren, kan tot vervanging worden besloten nadat er een objectieve beoordeling heeft plaatsgevonden (lichtmeter) en op voorwaarde van een unanieme wens van alle bewoners.

Particuliere bomen

Bij bomen in een relatief kleine voortuin (20-50 m2) of achtertuin (50-150 m2) kan tot kap worden besloten als minimaal 50% van de kroonprojectie de voor- of achtertuin bedekt. Bij bomen in grotere tuinen wordt dit per geval bekeken. Van belang daarbij zijn de grootte van de tuin, aantal bomen en grootte van de bomen.

Openbaar en particulier

In beide situaties geldt dat er voor nationaal monumentale- en lokaal waardevolle bomen geen kapvergunning verleend als er geklaagd wordt over schaduw of lichtbeperking.

Snoei kan alleen een oplossing bieden als het gaat om begeleidingssnoei, zoals het verwijderen van een enkele tak, of het verwijderen van de onderste takken van een boom. Het drastisch inkorten van de gehele kroon staat gelijk aan het vellen van de boom, zoals beschreven in 3.1

Schade aan bebouwing

Om schade te voorkomen dient er in beplantingsplannen een plantafstand aangehouden te worden tussen de stam en een gebouw van minimaal 1,5 keer de diameter van de volgroeide kroon. Wanneer takken een gebouw gaan raken en snoei geen oplossing biedt (boom wordt misvormd) kan tot kap worden overgaan, uitgezonderd nationaal monumentale bomen.

Slecht groeiende bomen in verhardingen, vanwege zuurstofgebrek, verkeerde grond, te veel verdichte grond, te hoge grondwaterstand of toestromend straatwater

Dit kan ontstaan bij bomen in groenvakken en bij bomen in verhardingen. Een boom met een uitgroeihoogte van 14 tot 18 meter, geplant in een groenvak van 2,50 bij 5 m, bijvoorbeeld op een parkeerterrein, zal op termijn minder gaan groeien, kwijnen en tenslotte afsterven. Er is onvoldoende doorwortelbare en voedzame grond aanwezig. Een hoge grondwaterstand of lage ligging van het groenvak kan het afstervingsproces proces versnellen. Redenen om dit soort bomen te kappen.

Bij herinplant op dezelfde locatie zal er (met nieuwe grond in het groenvak) gekozen moeten worden uit een soort die niet hoger wordt dan 6 tot 8 m, of bij een groter wordende boom, een groenvak dat 2 tot 3 keer groter is. Een maatstaf bij de keuze is de breedte van kroon, die tegelijk de breedte van het wortelgestel vormt.

Bij het ontbreken of onvoldoende aanwezig zijn van groenvakken en voortuinen, kan overwogen worden om in een straat met bijvoorbeeld 7 tot 8 slecht groeiende “verhardingsbomen” er 2 of 3 in de verharding terug te planten. Daarbij dient er veel aandacht te zijn voor de groeiplaats en open ruimte rond de boom, die minimaal 1.20 m bij 1.20 m dient te zijn voor een boom van de derde grootte (tot ca. 7-8 m). Wanneer echter, door welke omstandigheden dan ook (verkeer, leidingen, waterstand), de vereiste ondergrondse groeiruimte niet gegeven kan worden, is het niet zinnig om een boom in de verharding te planten.

Nieuwe woonwijken worden zodanig ontworpen dat er voor een groen beeld geen bomen in de verharding nodig zijn. Toch kan het gewenst zijn om vanwege een groen beeld en/of stedenbouwkundige visie bomen in de verharding te planten, zoals op pleinen, in straten van oude dorpskernen of voor belangrijke openbare gebouwen.

Schade aan riool/gresbuizen

Bij nieuwe plannen dienen bomen uit voorzorg minimaal 2 meter uit leidingstroken te worden geplant.

In bestaande situaties is er alleen een geldige reden om te kappen als aan de onderhoudsplicht voor riool/gresbuizen is voldaan, bijvoorbeeld het tegengaan of voorkomen van scheurtjes in rioolbuizen. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat een wortel groeit nooit in een in tact zijnde buis groeit.

Ongelijke verharding door wortelopdruk

Wanneer bomen met ruime groeiplaatsen in openbaar groen een voet-, fietspad of straat onder hun kronen krijgen, kan in de loop der tijd de verharding door wortels opgedrukt worden. Bij het beheer van dergelijke straten en paden dient dit in de beheerskosten te worden meegenomen. Er zal vaker een geringe ophoging met herbestrating moeten plaatsvinden dan bij een straat of pad dat niet onder kroonprojecties ligt. Ongelijke verharding door wortelopdruk is geen reden om bomen te kappen.

In nieuwe plannen dient er voldoende afstand te zijn tussen bomen in groenstroken en straten of paden. Tevens is de keuze van de boomsoort belangrijk.

Bomen op waterkeringen

Op grond van de keur van het hoogheemraadschap is het verboden binnen de waterkeringszone en binnen de veiligheidszones opgaande beplantingen aan te brengen, te hebben of te rooien. Veiligheidszones zijn de gronden aan weerszijden van de waterkeringen. De breedte van de veiligheidszones hangt samen met het type waterkering. Bij dijkversterkingen moeten soms bomen verdwijnen, bijvoorbeeld langs de Kromme Mijdrecht. Omdat deze beplantingen door het hoogheemraadschap, als eigenaar van de bomen, niet geregistreerd zijn bij het Bosschap, geldt in dit geval zowel de Boswet als de APV. Vanuit beide is er een herinplant opgelegd. Het gevonden compromis ten aanzien van herinplant op een waterkering is een aanplant met kleinblijvende bomen (en een kleinblijvend wortelgestel) in de teen van de waterkering en in de veiligheidszone. Als boomsoort zijn knotvormen van wilg en els gebruikt.

Honingdauw (met of zonder roetdauw-schimmel) door luisaantasting

Veel straat- en laanbomen, zoals diverse linde- en esdoornsoorten, zijn een aantrekkelijke gastheer voor luizen, die de plantensappen opzuigen en daarna zoete druppels uitscheiden. Deze honingdauw is een plakkerige substantie die op alles terechtkomt dat enige tijd onder de boom aanwezig is. De luizen doen hun gastheer meestal niet veel kwaad. Honingdauw maakt weliswaar alles onder de boom vies, maar richt voor zover bekend geen schade aan, ook niet aan autolak. De plakkerigheid kan simpel overal afgewassen of afgespoeld worden. De ergste overlast duurt in een gemiddelde zomer niet meer dan drie maanden, namelijk van half juni tot half september. In de overige maanden van het jaar waarin de bomen bladeren hebben zijn de luizen veel minder actief. Iedere regenbui in de zomer vermindert de overlast in kleine hoeveelheden. In koele natte zomers zijn er minder klachten, terwijl droge, warme zomers leiden tot een echt ‘luizenjaar’. Een ernstige luizenaantasting heeft al snel tot gevolg dat een leger van natuurlijke vijanden aantreedt, waardoor de plaag vermindert.

In nieuwe plannen dienen geen luisgevoelige bomen geplant te worden:

  • ·

    op plaatsen waar auto’s onder of nabij de bomen geparkeerd worden;

  • ·

    in straten waar de huizen direct aan een trottoir of groenvakken met bomen grenzen;

  • ·

    op en rond speelterreinen;

  • ·

    op pleinen met terrassen en uitstalruimtes met winkels.

Voor bestaande situaties geldt dat chemische bestrijding, in welke soort of toedieningsvorm dan ook, om diverse redenen is af te raden: het is slecht voor natuur, milieu en gezondheid; de middelen werken slechts tijdelijk, vormen geen structurele oplossing en zijn schadelijk voor nuttige insecten. Ook biologische bestrijdingsmiddelen verhinderen het ontstaan van de normale, vaak omvangrijke populatie van natuurlijke vijanden.

Een andere bestrijdingsmethode is het 1 of 2 keer per week bespuiten van de boom met koud water. Vooral de onderkant van de bladeren moet bespoten worden. Nadeel van deze arbeidsintensieve methode is dat ook de natuurlijke vijanden van de luizen worden weggespoeld, zoals lieveheersbeestjes, sluipwespen, larven van gaas- en zweefvliegen. Naarmate een luisaantasting toeneemt, groeit ook het leger natuurlijke vijanden, die de plaag het beste kunnen bestrijden. Het bespuiten met water is geen werkbare methode gebleken.

Bij klachten over honingdauw worden er in principe geen bomen gekapt. Een uitzondering geldt voor bomen in woonstraten. Wanneer door één boom overlast wordt veroorzaakt op minimaal 4 parkeerplaatsen kan overwogen worden om deze boom te kappen en te vervangen door een boom die niet luisgevoelig is. De eventueel te verwijderen boom mag niet als nationaal monumentaal of lokaal waardevol geregistreerd staan, of behoren tot de hoofdgroenstructuur. In die gevallen is kap niet aan de orde.

Allergie voor bomenstuifmeel

Iedere boomsoort heeft zijn eigen, specifieke bloeitijd en de meeste allergiepatiënten zijn niet allergisch voor alle bomen, maar voor één soort of groep van soorten. Daardoor zijn mensen geen maanden, maar eerder enkele weken ziek (tenzij er een kruisreactie met andere allergieën optreedt). Als een boomsoort eenmaal bloeit zit de lucht overal vol pollen van die soort. Het omzagen van de boom voor het huis helpt de patiënt op geen enkele manier, want die ene boom heeft maar een minimaal aandeel in de totale hoeveelheid stuifmeel in de lucht. Zelfs het omzagen van alle bomen in de wijde omgeving helpt om dezelfde reden heel weinig. De overlast zal niet ieder jaar even heftig optreden, want het weer speelt een grote rol. Een korte, warme periode zorgt voor een snelle, hevige ‘afhandeling’ van de bloei, terwijl een koele periode de bloei vertraagt, maar minder stuifmeel tegelijk geeft. Een regenbui op het juiste moment slaat veel stuifmeel neer. Te concluderen is dat allergiepatiënten niet gebaat zijn bij het weghalen van bomen die veel stuifmeel geven. Voor problemen van deze aard wordt geen kapvergunning verleend.

Zware zaden en vruchten

Eikels, kastanjes en noten, soms ook de vruchten van sierappels en sierperen kunnen hard neerkomen op mensen, auto’s en andere ‘kwetsbare’ bezittingen. Er zijn altijd mensen die dan eisen dat de overlast gevende boom wordt weggehaald. De vruchten zijn niet zo zwaar dat ze ‘enorme’ schade veroorzaken. Rijdend verkeer zal echter meer dan in de rest van het jaar alert moeten zijn op enige weken vruchtval, net zoals geldt voor bladval. Eventueel moeten auto’s tijdelijk elders geparkeerd worden. In bestaande situaties kan bij extreme overlast het kappen en vervangen van de bomen een optie zijn. Er dient dan sprake te zijn van relatief grote vruchten, die het gebruik van een trottoir beperken en er zijn geen of onvoldoende alternatieven voor parkeren in de omgeving.

Bij nieuwe plannen dient de soortkeuze erop gericht te zijn om geen bomen met zware zaden of vruchten langs openbare wegen te planten.

Lichte zaden en vruchten

Er zijn boomsoorten die enorme hoeveelheden zaad maken om dat door de wind te laten verspreiden. Dit komt voor bij ondermeer berken, iepen, wilgen en populieren. Ook dit ‘probleem’ is van tijdelijke aard, zeker als het weer meewerkt. Bij warm en droog weer wordt al het zaad in enkele dagen of weken losgelaten; bij koel en vochtig weer komt het zaad vaak niet eens van de boom. De ‘rommel’ verdwijnt snel door wind, regen en straatreiniging, en doordat zaden of pluis verteren. Gezien de geringe werkelijke overlast lijkt het niet zinvol serieus rekening te houden met dit ‘probleem’ door de sortimentskeuze aan te passen.

Bladval

De piek van de jaarlijkse bladval ligt tussen eind oktober en eind november. Sommige mensen ervaren het opruimen als een hoop werk, of het nu is van hun eigen boom, of van openbare bomen. Anderen vinden het een plezierige en ontspannende bezigheid die bij het tuinieren hoort. Meestal is het blad in een periode van vier tot zes weken voldoende opgeruimd door gemeente en particulieren, of het is onder struiken gewaaid. Blad is in feite een natuurlijke bodembedekker en bodemverbeteraar en kan op veel plaatsen blijven liggen. Dit geldt natuurlijk niet voor bijvoorbeeld straten, trottoirs, tuinpaden, terrassen, dakgoten, grasvelden en vijvers, maar wel voor niet verharde delen in tuinen en stroken met beplantingen.

De Ronde Venen is niet zodanig met een oud en zwaar bomenbestand bedekt als bij gemeenten in bosrijke streken, waar specifieke hulp wordt geboden bij het verwerken van blad uit tuinen. In die bosrijke gemeenten is er daarnaast ook veel begrip wat “wonen tussen de bomen” met zich mee brengt, als het gaat om schaduw en bladval. In een niet bosrijke gemeente als De Ronde Venen mag die acceptatie als nog vanzelfsprekender worden beschouwd.

3.4 Procedure voor aanvraag en vergunningverlening

Nadat een aanvraag waarvoor de APV geldt in de ”voorafweging” is beoordeeld en er het voornemen ligt om vergunning te verlenen, wordt het voornemen tot kap gepubliceerd en ligt het twee weken ter visie in het gemeentehuis. Binnen die periode kunnen reacties bij de gemeente worden ingediend, welke bij de eindafweging worden betrokken. Als besloten wordt de vergunning te verlenen wordt hier eveneens publicatie van gegeven en ligt dit besluit 6 weken ter visie.

Een bezwaar tegen een verleende vergunning schorst de werking ervan niet, dat kan alleen als er naast een bezwaarschrift bij de gemeente ook een schorsingsverzoek bij de rechtbank wordt ingediend.

Een verleende vergunning kan op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht direct gebruikt worden, voor zover de vergunning niet anders aangeeft (bijvoorbeeld bij bouw- of aanlegwerken). Er hoeft niet 6 weken gewacht te worden. Vergunninghouders worden erop gewezen dat er binnen 6 weken na afgifte van de vergunning bezwaarschriften kunnen worden ingediend en dat een schorsingsverzoek het werk kan stilleggen.

Bij het weigeren of onder voorwaarden verlenen van een vergunning kan tevens de boomwaarde volgens de methode Raad als motivering gehanteerd worden. De methode Raad is een rekenkundig model, waarbij de eenheidsprijs per cm2 stamdoorsnede (gemeten op 1,3 meter boven maaiveld) een belangrijke basis vormt. Deze eenheidsprijs wordt jaarlijks geïndexeerd en is boomsoortafhankelijk. De waardeberekening volgens Raad is primair gebaseerd op de stichtings- en onderhoudskosten, waarbij de vraag centraal staat hoeveel het zou kosten om ter plaatse een zelfde boom (opnieuw) te stichten. De methode Raad is een landelijk algemeen erkende methode en op te vragen bij de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen.

Bij een kapvergunning voor bouw- of aanlegwerken wordt standaard in de vergunning opgenomen dat van de kapvergunning pas gebruik mag worden gemaakt, als de vergunning voor de activiteit waarvoor de houtopstand gekapt moet worden, verleend is. Als er bezwaren binnen komen nadat een boom met vergunning is gekapt kan daar niet tegen opgetreden worden, behalve als er gehandeld is in strijd met voorwaarden uit de vergunning, zoals bij voortijdige kap in het geval van bouw- of aanlegwerken. In een dergelijk geval kan een schadevergoeding worden gevorderd (methode Raad) of wordt een herplantplicht opgelegd.

De gemeente heeft het recht (om voor haar moverende redenen) een verzoek tot het indienen van een kapaanvraag voor haar eigen bomen te weigeren.

Er is een beoordelingsformulier voor kapvergunningaanvragen ontworpen dat in de bijlagen is opgenomen. Hierin komt ook de mogelijke relatie tussen bomen en bestemmingsplan naar voren.

3.5 Herplantplicht

Centraal hierin staat het behoud van de groene structuren, waardevolle bomen en het vervangen van bomen na illegale velling of beschadiging. Op basis van de APV kan een verplichting tot herplant worden opgelegd als:

  • ·

    Voor de uitvoering van bouw- of aanlegwerken een belangrijke hoeveelheid beplanting, een lokaal waardevolle boom of -bomengroep moet verdwijnen en herinplant mede gewenst is op grond van ondermeer de hoofdgroenstructuur, stedenbouwkundige-, groen- of landschaps(beleids)plannen, stads- en dorpsschoon, milieuvergunningen. Het criterium voor een belangrijke hoeveelheid beplanting is 20% van de oppervlakte van een houtopstand.

  • ·

    Een lokaal waardevolle- of nationaal monumentale boom vanwege ziekte of slechte conditie ernstig is aangetast, risico’s voor de veiligheid geeft en gekapt moet worden.

  • ·

    Bomen zonder vergunning worden gekapt, of op een andere wijze teniet gaan, bijvoorbeeld misvorming door snoei of opzettelijke beschadiging. Op grond van de APV kunnen burgemeester en wethouders een herplantplicht (niet gekoppeld aan een vergunning) opleggen of voorzieningen eisen die voorkomen dat een houtopstand in haar voortbestaan wordt bedreigd.

3.6 Rijksbeleid

Bij vergunningaanvragen moet naast de APV rekening worden gehouden met de Boswet en de Flora- en Faunawet.

Boswet

De Boswet is alleen van kracht buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet. De onderdelen van deze wet die ook binnen de bebouwde kom gelden, zoals het geen regels kunnen stellen aan bepaalde groepen houtopstanden, zijn vertaald in de APV. Een overzicht van de toepassingsgebieden van APV en Boswet is opgenomen in de bijlagen.

Flora- en faunawet

De Flora- en Faunawet voorziet ondermeer in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. De wet gaat uit van het ‘nee, tenzij’ beginsel. Dit houdt in dat in beginsel alle handelingen ten aanzien van beschermde dieren en planten verboden zijn. Het kappen van houtopstanden kan dan ook een schadelijke handeling zijn. Bijvoorbeeld als vleermuizen hun verblijf hebben in oude bomen en bij nestelende vogels. De aanvrager van een kapvergunning moet voor de aanvraag nagaan of het kappen van de houtopstand(en) nadelige gevolgen heeft voor beschermde dieren en of/planten. In de bijlagen is een procedure opgenomen met betrekking tot het kappen van bomen in het broedseizoen.

Bij grotere projecten, waarbij er sprake is van het opstellen van bestemmingsplannen, is een ecologisch onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde soorten verplicht (natuurtoets). Deze toets, die verricht dient te worden door de eigenaar of ontwikkelaar van een gebied, geeft veel inzicht in de natuurwaarden van een gebied (beplantingen, wateren, graslanden) en hoe daar met de inrichting mee moet worden omgegaan.

3.7 Handhaving

Het toezicht op naleving van de APV, besteksvoorschriften, vergunningsvoorwaarden, herplantverplichtingen en bestemmingsplannen is op dit moment onvoldoende en moet worden geïntensiveerd. Hiervoor wordt in het kader van het “aanwijzingsbesluit handhaving APV” een bij de afdeling Groenbeheer werkzame medewerker aangewezen als toezichthouder. In het aanwijzingsbesluitzal worden aangegeven voor welke APV-bepalingen en andere gemeentelijke richtlijnen de groene toezichthouder bevoegd is op te treden. Andere gemeentelijke richtlijnen zijn bijvoorbeeld besteksbepalingen voor (civieltechnische) werken en bestemmingsplanvoorschriften voor nationaal monumentale bomen.

De gemeentelijke groene toezichthouder is niet bevoegd om boetes uit te delen bij overtreding van APV-bepalingen, zoals overtreding van het verbod om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een boom te kappen. De toezichthouder zal hiervan aangifte doen bij de politie die proces-verbaal op maakt. De officier van justitie bepaalt de hoogte van de straf. De gemeente kan bij illegale kap alleen een herplantplicht opleggen. Bij de herinplant kan de monetaire boomwaarde van de gekapte boom meegewogen worden, in de zin van maat/grootte van de boom die terug moet komen. Dit geldt ook voor een compensatiebedrag ten behoeve van nieuwe beplanting op het betreffende terrein, dan wel op andere een nader te bepalen plaats, c.q. het bepalen van het als schadevergoeding te eisen bedrag.

Voor het binnen de organisatie afhandelen van APV- en bestemmingsplanaangelegenheden gelden de richtlijnen zoals die zijn vastgelegd in de gemeentelijke mandaatregeling van 2004.

Hoofdstuk 4. Beeldbepalendheid en waardevolle bomen

In de beleidsregels waarop een vergunning kan worden geweigerd (3.3.1) is hier al op ingegaan.

Er zijn criteria ontworpen en er bestaan registers en inventarisatielijsten, maar tal van bomen of houtopstanden die daar niet onder vallen kunnen ook beeldbepalend zijn. Specifiek voor het stedelijk gebied geldt dat het zuinig zijn op oude bomen alleen al heel zinvol is, omdat er op de plek waar ze nu staan vaak al zoveel is veranderd, dat een nieuwe jonge boom er nooit meer die grootte en ouderdom zal bereiken. Maar ook voor een bosje in het buitengebied kan gelden dat het teniet gaan ervan een inbreuk betekent op de landschappelijke- of cultuurhistorische waarde van een gebied of gedeelte ervan.

Verandering, oriëntatie en structuren

Wat we aan bomen ervaren heeft te maken met het gegeven dat ons visuele systeem is ingesteld op het waarnemen van veranderingen in de omgeving.Tegelijk geven bomen een gevoel van rust, zekerheid en geborgenheid; ze kunnen een ontmoetingsplek markeren. De afwisseling van open en dichte groenvoorzieningen, grote en kleine bomen, beweging en rust maakt wandelen en fietsen aantrekkelijk.

Anderzijds heeft die afwisseling in de omgeving ook een belangrijk praktisch nut. Uit onderzoek is gebleken dat ieders beeld van een stad of dorp wordt opgehangen aan een aantal karakteristieke punten, lijnen en grenzen, zoals een opvallend gebouw, een dijk, plein, park, brug, singel of vaart. Deze objecten contrasteren met de ruimte er omheen, die bijvoorbeeld kan bestaan uit vlak open land, bossen of meer/minder gelijkvormige bebouwing. De contrasterende objecten in stad en land verstrekken als het ware (nieuwe) informatie die ons helpt van de omgeving een schematisch beeld te vormen. Dat schematische beeld is nodig voor de oriëntatie. Zonder een dergelijk schema wordt het moeilijker om de weg te vinden. Om het bewoners en bezoekers mogelijk te maken bij uitdijende steden en dorpen de ruimte efficiënt te gebruiken en bewoners houvast te geven in hun omgeving is het dus noodzakelijk dat ontwerpers nieuwe oriëntatiepunten en structuren creëren.

Waar het bij het bepalen van het wel of niet beeldbepalend zijn van een boom vooral ook om gaat is de stedenbouwkundige en landschappelijke omgeving van de boom; wat een boom daaraan toevoegt (ensemblewaarde). Coördinatiepunten en structuren binnen de bebouwde kom van De Ronde Venen zijn ontsluitingswegen, kerken, bruggen, winkelcentra, bredere watergangen en overgangen bovenland-droogmakerij. Buiten de bebouwde kom zijn het eveneens poldergrenzen en knooppunten van wegen met dijken of kaden. Bomen en andere beplantingen zijn van een bijzondere orde in het structureren van het landschap, vooral in het open veenweidegebied, maar slechts spaarzaam te gebruiken, omdat het in feite gaat om het benadrukken van de openheid.

Eigenheid en ruimtevormend

Een ander aspect waarom een boom waardevol kan zijn is het zich als element manifesteren in de ruimte, wat een goede zichtbaarheid vraagt binnen of vanuit openbaar gebied. Daarmee komen de waarden van ouderdom, grootte, bijzondere vorm of soort goed tot hun recht. In die zin is er tussen boom en omgeving steeds sprake van een relatie als tussen object en context, tussen individu en omgeving. Maar daarnaast en tegelijkertijd wordt de openbare ruimte ook door de boom zelf gevormd. Kroonhoogte, kroondoorsnede en silhouet is niet alleen de bepaling van de eigen externe begrenzing van een boom, maar vormt mede de wand van de stedelijke- en landschappelijke ruimte die meerdere bomen bij elkaar omsluiten en bepalen, bijvoorbeeld ‘groene kamers’ in droogmakerijen. Een daarmee verwant aspect is de associatieve betekenis van bomen, herinneringen oproepend aan een verdwenen huis of boerderij, of de binding tussen gebouw en boom in de vorm van een beplanting rond een (monumentaal) gebouw. Houtkaden laten in de gemeente de ontginningsstructuur zien; erfbeplantingen benadrukken de verschillen tussen boerderijen uit de ruilverkavelingsperiode, boerderijen in de oude linten van het bovenland en bij boerderijen in de rationele verkaveling van de droogmakerijen.

In de bebouwde kom zorgen bomen zorgen voor een begeleiding van wegen en paden. Op een plein kan een enkele grote boom dat plein een eigen allure geven. Bomen zorgen voor een vergroting van de esthetische waarde van een straat en een afzonderlijk gebouw. De gemeentelijke hoofdgroenstructuur wordt ondermeer bepaald door aaneengesloten boombeplantingen.

Samengevat is er sprake van een beeldbepalende waarde van een houtopstand als deze:

  • ·

    onderdeel is van de hoofdgroenstructuur (kaarten);

  • ·

    nationaal monumentaal is (landelijk register, 22 bomen in gemeente);

  • ·

    lokaal waardevol is (inventarisatielijst, eerste opname 2003);

  • ·

    de houtopstand karakteristiek is voor een wijk, buurt, plek of gebied, bijvoorbeeld een plein, een erfbeplanting, landschappelijke houtopstand en/of een ensemblewaarde heeft.

Lokaal waardevolle bomen

Om als lokaal waardevolle boom in aanmerking te komen dient een boom te voldoen aan de navolgende eisen:

  • ·

    Toekomstwaarde heeft, in de betekenis van goed en vrij kunnen uitgroeien en een zekere mate van overlast mogen hebben.

  • ·

    Goede conditie, of bij afname daarvan, weer in een goede conditie te brengen is

  • ·

    Zichtbaarheid vanaf de openbare weg (moet direct opvallen)

  • ·

    Opvallendheid door grootte en stamdoorsnede, gecombineerd met bijvoorbeeld silhouet, bladvorm, bloei, bladkleur, stam

  • ·

    Grote ruimtelijke betekenis hebben (blikvanger) als solitaire boom, of als boomgroep, bomenrij; hierin spelen de begrippen ensemblewaarde en cultuurhistorische waarde mee

Daarnaast zijn er nog een aantal specifieke kenmerken. Er moet ook aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden voldaan worden

  • ·

    Weinig voorkomendin de gemeente, dendrologisch waardevol of van een bijzondere variëteit

  • ·

    De boom is geadopteerd door, bijvoorbeeld door een stichting, vereniging of school

  • ·

    De boom is cultuurhistorisch waardevol

herdenkingsboom: geplant ter gelegenheid van een belangrijke gebeurtenis, bijvoorbeeld de geboorte van een prins of prinses, een huwelijk, een jubileum, schenking

markeringsboom: bijvoorbeeld als enige boom langs een weg op de plaats waar men elkaar in een nat gebied goed kon passeren vanwege een hoger gelegen kreekrug (Eerste Bedijking)

behorend bij een monument, zoals vermeld in de gemeentelijke monumentengids

als oude boom in een woonwijk, herinnerend aan een verdwenen boerderij

boom met een bijzondere groeivorm als gevolg van natuurlijke oorzaken, bijvoorbeeld tweestammig of meer dan twee stammen.

De lijst van lokaal waardevolle bomen bevat niet de bomen die behoren tot de hoofdgroenstructuur, die als geheel beeldbepalend is. De nationaal monumentale bomen binnen de hoofdgroenstructuur zijn wel op de lijst van beeldbepalende bomen aangegeven. Deze lijst vermeldt de soort boom, stamdiameter, locatie/adres en de eigendomscategorie.

Het besluit over plaatsing op de lijst van beeldbepalende/lokaal waardevolle bomen wordt schriftelijk mede gedeeld aan de zakelijk gerechtigde (eigenaar). Het besluit tot plaatsen op voornoemde lijst moet worden gezien als een besluit op grond van artikel 1:3 Algemene Wet Bestuursrecht.

Nationaal monumentale bomen worden beschreven in de voorschriften van bestemmingsplannen, met vermelding van de kroonprojecties op de plankaarten.

Een boom kan bij aanplant als beeldbepalend worden gekenmerkt. Dit wordt bepaald door de criteria.

Hoofdstuk 5. Ontwerp en (her)inrichting van de (openbare) ruimte

Welstandsnota

De Welstandsnota geeft vooral richtlijnen voor de bebouwde of te bebouwen ruimte, maar doet dit ook voor het onbebouwde gebied, om de bebouwing in haar context te plaatsen. Er worden richtlijnen op hoofdlijnen gegeven ten aanzien van de vormgeving en samenhang van de hoofdgroenstructuur en landschappelijke structuur in relatie tot haar omgeving. Dit is gebeurd aan de hand van 24 gebiedsbeschrijvingen en vier beschrijvingen van specifieke bouwwerken (forten, boerderijen, agrarische bedrijfsgebouwen en woonschepen). In hoofdstuk 7 van de Welstandsnota is aangegeven dat de Welstandsnota geen criteria bevat voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken.n behoren Voor het opstellen van deze criteria is het noodzakelijk een stedenbouwkundige- of landschapsvisie op te stellen (deelwelstandsnota).

Uit de visie en criteria zal ook duidelijk moeten worden in hoeverre nieuwe ingrepen de identiteit of kwaliteit van een gebied kunnen versterken, met daarin betrokken de geschiedenis van het gebied.

n te stellen. bDIT. Viorjecten die de bestaande ruimtelijke structru

Gebruik groenstructuurkaarten

De kaarten met daarop aangegeven de hoofdgroenstructuur, waaronder de boomstructuren, worden vooral gebruikt bij het opstellen van wijkvisies (hoger abstractieniveau dan wijkplannen), bestemmingsplannen en herinrichtingsplannen voor wonen en openbare ruimte.

Toepassen boomsoorten

Het toepassen van boomsoorten bij nieuwbouwprojecten wordt ten aanzien van aspecten zoals boven- en ondergrondse omstandigheden en maximale grootte eerst gezamenlijk bepaald door de afdelingen Ruimtelijke Ontwikkeling c.a. en Groenbeheer, waarna dit wordt vastgelegd in inrichtingsplannen. Als deze zijn vastgesteld worden door Groenbeheer de beplantingen gedetailleerd, waarbij ondermeer natuurwaarde, blad- en bloemkleur, streekeigenheid, verkeersveiligheid en sociale veiligheid een rol spelen. Er komen in de gemeente ca. 200 soorten voor op een hoeveelheid van 17.000 bomen.

Programma van Eisen inrichting openbare ruimte

In dit door het college vastgestelde en periodiek aan te passen boek staan in het eerste hoofdstuk de processen beschreven welke een initiatiefnemer moet volgen om alle fasen van een planontwikkeling op een correcte manier te doorlopen. In het tweede hoofdstuk zijn ontwerpeisen en technische bepalingen opgenomen, welke een initiatiefnemer dient te hanteren voor de door hem te vervaardigen producten. Voor groenvoorzieningen zijn algemene ontwerpeisen opgenomen en in meer specifieke zin voor bomen, heesters, gras, vaste planten, perken en bloembakken. Aparte paragrafen zijn gewijd aan het beschermen van te handhaven beplantingen en werkzaamheden in het groen en in wateren.

Hoofdstuk 6. Communicatie

Te kappen houtopstanden

Het voornemen tot het verlenen van een kapvergunning wordt binnen drie weken na het in behandeling nemen van de aanvraag kenbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad. De beslissing op de aanvraag valt binnen 3 maanden na de aanvraag en wordt eveneens kenbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad. Als er sprake is van direct kappen vanwege grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang (noodkap) kan hier meestal alleen achteraf mededeling van worden gedaan in lokale kranten (weekedities). Dit geldt ook voor bomen die snel moeten verdwijnen vanwege iepziekte, of gelijkwaardige besmettelijke ziekten.

Waardevolle bomen

Overzichten van de hoofdgroenstructuur, landschappelijke groene structuur en de inventarisatielijsten zijn in de bijlagen opgenomen. De eigenaren van lokaal waardevolle bomen zijn hiervan per brief op de hoogte gebracht. In september 2003, bij de afsluiting van de eerste inventarisatie, zijn er 106 particuliere bomen als lokaal waardevol aangemerkt. De zorgplicht voor deze bomen berust bij de 47 eigenaren. In de brief aan de eigenaar van een lokaal waardevolle boom is aangegeven dat de gemeente een gratis basisonderzoek naar conditie en veiligheid van een boom, wil verrichten (VTA- Visual Tree Assessment). Nader onderzoek en uitvoering van het onderhoud is voor rekening van de eigenaar, die altijd aansprakelijk blijft voor zijn eigen boom. De gratis VTA moet gezien worden als een bijdrage in het belang van het behoud van een kwalitatief goede leefomgeving en het behoud van het dorpsschoon. De inventarisatie van lokaal waardevolle bomen wordt eens in de vier jaar bijgewerkt door medewerkers van de afdeling Groenbeheer. Milieuverenigingen en individuele burgers kunnen bomen als ‘lokaal waardevol’ voordragen, waarbij de gemeente deze toetst aan de criteria.

(Her)inrichting en (her)inplant

In de gemeente worden jaarlijks tal van groenvoorzieningen gerenoveerd of geheel nieuw aangelegd. De vormen van overleg met bewoners verschillen, afhankelijk van de schaal van de groenvoorziening. Kleine renovaties binnen een straat worden in de krant gemeld en eventueel besproken. Meestal vindt een dergelijke renovatie plaats op verzoek van bewoners of vanwege slechte groei van beplanting. Als er een hele straat wordt aangepakt krijgen de omwonenden een brief met een beplantingsvoorstel, waarop gereageerd kan worden. Als er een buurt of buurtje wordt (her)ingericht, zoals Kerkelanden en woongebied Wickelhof 2, wordt aan de bewoners gevraagd om vertegenwoordigers aan te wijzen die samen met de gemeente het beplantingsplan opstellen. Renovaties op wijkniveau lopen via een wijkplan, waarbij de buurtcommissie overlegpartner is voor de renovatievoorstellen en bewonerswensen.

Website en folder

De APV-houtopstanden en de beleidsnotitie bomen worden op de gemeentelijke web-site geplaatst. Daarnaast komt er een informatiefolder over het gemeentelijke bomenbeleid.

Hoofdstuk 7. Samenvatting

In de Beleidsnotitie Bomen zijn wettelijke en planmatige aspecten rond bomen beschreven, evenals beheersaspecten rond bomen en ruimte. Dit is deels al in het gemeentelijke beleid te vinden, maar vooral op ad-hoc basis (ten behoeve van bezwaar procedures). De beleidsnotitie heft dit manco op.

De beleidsnotitie is echter geen bomenbeheersplan met een financiële paragraaf. Voor beheers- en inrichtingsplannen is deze notitie een basisdocument.

De regels uit de APV waarop een vergunning kan worden geweigerd zijn nader uitgewerkt. Binnen die regels zit een behoorlijke overlap. Zo kan een houtopstand zowel van cultuurhistorisch belang zijn, landschappelijke waarde hebben en beeldbepalend zijn. Dit is deels terug te voeren op registers en lijsten van nationaal en lokaal waardevolle bomen, maar ook bomen die niet als zodanig beschreven zijn kunnen een beeldbepalende waarde hebben. De eerste inventarisatie naar lokaal waardevolle bomen heeft in 2003 plaatsgevonden. De aanwijzing tot beeldbepalende boom is een procedure die valt onder de Algemene wet Bestuursrecht. De gemeente verleent aan eigenaren van beeldbepalende bomen een gratis basisonderzoek naar conditie en veiligheid van hun boom. De beplantingen in de hoofdgroenstructuur hebben vanuit zichzelf een beeldbepalende waarde. Bestemmingsplannen, vooral het nieuwe bestemmingsplan buitengebied, stellen hun eigen regels met betrekking tot enerzijds het behoud van houtopstanden en anderzijds in het niet aanbrengen van beplanting in het open landschap dat de gemeente is.

Behalve een uitwerking van weigeringsgronden is er middels 17 categorieën ook een uitwerking gemaakt van situaties waarbij bomen mogelijk kunnen worden gekapt, zowel openbare bomen uit beheersoogpunt, als bij individuele overlast. Met de nadruk op ‘mogelijk’, omdat in de meeste situaties wordt aangegeven dat door maatregelen in de preventieve sfeer, boomvriendelijke oplossingen of acceptatie, er niet tot kappen hoeft te worden besloten. Een beoordelingsformulier maakt de afhandeling van aanvragen eenvoudiger en eenduidiger.

Er is een normering opgesteld voor het kunnen opleggen van een herinplant, hoe het rijksbeleid inwerkt op het gemeentelijk beleid (Boswet, Flora- en faunawet) en hoe de handhaving verbeterd kan worden. Voor die verbetering wordt er binnen de bezetting van bureau Groenbeheer een toezichthouder aangewezen.

Een belangrijke basis voor het omgaan met bomen ligt er in het ontwerp en de inrichting van de openbare ruimte. De verschillende facetten hiervan worden besproken, zoals de welstandsnota, het gebruik van groenstructuurkaarten, toepassing van boomsoorten in plannen en het programma van eisen inrichting openbare ruimte.

Nieuw ten opzichte van het huidige beleid is dat bij het dunnen van bomen op openbare grond geen kapvergunning meer nodig is, mits dit gebeurt op basis van een vastgesteld Groenbeheersplan. Voor alle locaties binnen de bebouwde kom die niet in het Groenbeheersplan worden genoemd en waar toch een boom (bomen) moeten verdwijnen, blijft de kapvergunningplicht gelden. In 2005 is er een nieuw Groenbeheersplan.

Een andere wijziging betreft het omgaan met bomen in tuinen. De bestaande regel in de APV dat een boom tot 20 cm stamdiameter zonder vergunning verwijderd mag worden, stimuleert burgers om er direct een nieuwe voor terug te planten. Er hoeft minder gevreesd te worden eeuwig aan de boom “vast te zitten”, vaak een boom die te groot blijkt voor de kleine tuin. Deze motivatie geldt in wezen ook voor de nieuwe norm van 100 m2 tuinoppervlak, waarbinnen geen kapvergunning nodig is, uitgezonderd beeldbepalende bomen. Daaraan is toe te voegen dat het ineffectief is en niet klantvriendelijk om in situaties waarin nooit vergunningen geweigerd worden, deze wel te laten aanvragen.

In het onderdeel van de notitie dat over communicatie gaat worden de publicaties rond behandeling en afdoening van vergunningen toegelicht, evenals de betrokkenheid van eigenaren en burgers bij lokaal waardevolle bomen en inrichtingsplannen voor de openbare ruimte.

Deze notitie is aan te halen als de Beleidsnotitie Bomen en wordt één keer per vier jaar getoetst op

actualiteit en zonodig aangepast. Daartoe behoort ook de inventarisatie van lokaal waardevolle bomen. Herijking gebeurt door medewerkers van de afdelingen Ruimtelijke Ontwikkeling c.a. en Groenbeheer. De inventarisatie van lokaal waardevolle bomen (inclusief nationaal monumentale bomen) is gekoppeld aan het groenbeheerssysteem of de “groene jaarcyclus”.

Literatuur

APV De Ronde Venen (2001)

Model APV; VNG (wordt regelmatig herzien)

Bomen en wet; geldend recht voor bomen; mr. Bas M. Visser; Bomenstichting Utrecht (2001)

Zicht op bomen; beleid rond de lusten en lasten; ir. Marjan van Elsland; Bomenstichting Utrecht (2004)

Kiezen voor bomen; richtlijnen voor gemeentelijk beleid; Bomenstichting Utrecht (2000)

Nota bomenbeleid gemeente Zeist (2004)

Stadsbomenvademecum deel 1,2,3; IPC Groene Ruimte Arnhem (vanaf 1990)

Bestemmingsplan Kom Wilnis; Zandvoort Ordening en Advies Utrecht (2000) onde Venen (2004)

Ontwerp bestemmingsplan buitengebied De Ronde Venen; BRO adviseurs Vught (2004)hidedgrepen lo

Welstandsnota De Ronde Venen; architectenwerk Twan Jutte Delft (2004)