De raad der gemeente Putten;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2014, nr.
371827;
gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van
toeristenbelasting.
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor
het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een
vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met
een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn
ingeschreven.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als
bedoeld in artikel 1.
- 2.
De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op
degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.
- 3.
Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf,
is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel
1.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:
- 1.
van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in
artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;
- 2.
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de
zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor
zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de
Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan
opvang Asielzoekers;
- 3.
van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk
verblijf forensenbelasting is verschuldigd;
- 4.
van degene die tijdelijk als minderjarige in de gemeente verblijft
als deelnemer aan een door een school georganiseerde groepsreis,
onder leiding van een of meer meerderjarige begeleiders;
- 5.
van degene die tijdelijk in de gemeente verblijft als begeleider van
minderjarigen als bedoeld in lid 4.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het
belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal
overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.
Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
- 1.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander
onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een
gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor
een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld
in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor
zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele
blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen
worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
- b.
kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en
volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te
geven tot het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
- c.
vaste standplaats:
een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een
kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de
plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen
of een jaar of een gedeelte van een seizoen zoals beschreven
in lid 2 van dit artikel.
- d.
woning:
een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander
onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar
onderkomen.
- 2.
Met betrekking tot kampeermiddelen op vaste standplaatsen en
woningen in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of
meer leden van eenzelfde huishouden wordt per standplaats of
woning.
| het aantal personen dat heeft overnacht gesteld
op: | het aantal nachten gesteld op: |
gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december (jaarplaats) | 2,62 | 66 |
gedurende de periode 1 april tot en met 1 oktober (seizoenplaats) | 2,89 | 52 |
gedurende de periode 1 april tot en met 30 juni en van 1
september tot en met 31 oktober (gebroken seizoenplaats) | 2,79 | 34 |
gedurende de periode 1 april tot en met 30 juni (voorseizoenplaats) | 2,53 | 27 |
gedurende de periode 1 september tot en met 31 oktober
(naseizoenplaats) | 2,15 | 20 |
- 3.
- a.
In afwijking van het bepaalde in lid twee wordt op een door de
belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag, de maatstaf van
heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien
blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van lid twee van
dit artikel berekende aantal.
- b.
De in lid a. bedoelde aanvraag wordt niet voor een afzonderlijke
categorie toegepast.
Artikel 6 Belastingtarief
Het tarief bedraagt per overnachting € 1,04.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Aanslaggrens
Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen,
waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder
dan 50 zal of heeft belopen. Dit minimumaantal geldt niet voor de uitkomsten
van de forfaitaire berekeningswijze op grond van artikel 5.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de
tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld.
- 2.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande
lid gestelde termijn.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de
heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
Artikel 12 Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden,
voordat hij voor de eerste maal na het inwerking treden van de verordening
gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de
door het college van burgemeester en wethouders aangewezen
gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b. en d.
van de Gemeentewet.
Artikel 13 Kwijtschelding
Met betrekking tot de in deze verordening genoemde belasting wordt geen
kwijtschelding verleend.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De Verordening toeristenbelasting van 31 oktober 2013 wordt ingetrokken
met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de
heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die
van de bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 4.
De verordening wordt aangehaald als Verordening toeristenbelasting
2015.