Organisatie | Korendijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk 2015 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 27-03-2017 | nieuwe regeling | 04-11-2014 Gemeenteblad, 71675 | KDK 02787 |
HOOFDSTUK 12 NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING, TERUGVORDERING EN TERUGBETALING 13
HOOFDSTUK 14 OVERIGE BEPALINGEN 14
§ 1. Jaarlijkse blijk waardering mantelzorgers 14
Artikel 14.1 De wijze van waardering 14
§ 2. Klachtafhandeling en medezeggenschap 15
Artikel 14.2 Regeling voor klachtenafhandeling 15
Artikel 14.3. Regeling voor medezeggenschap 15
Artikel 14.4 Kwaliteitseisen 15
Artikel 14.5 Prijs kwaliteitsverhouding 15
§ 4. Betrekken van ingezetenen 16
HOOFDSTUK 15 SLOTBEPALINGEN 16
Artikel 15.1 Hardheidsclausule 16
Artikel 15.3 Overgangsrecht 16
Artikel 15.5 Inwerkingtreding 17
De raad van de gemeente Korendijk;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2014;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna te noemen: de Wet), alsmede gelet op artikel 156 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie van 14 oktober 2014;
overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn, of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet, met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk 2015 (hierna te noemen: de Verordening).
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In de Verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Gemeenschappelijke ruimten: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de cliënt, of waar deze zijn hoofdverblijf heeft, vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken. Hieronder begrepen ruimten voor gemeenschappelijk gebruik, zoals een keuken of recreatieruimte;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;
Artikel 2.4 Vaststellen identiteit
Het college is bevoegd de identiteit van de vertegenwoordiger of mantelzorger van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
HOOFDSTUK 4 BEOORDELING VAN DE AANSPRAAK
Artikel 4.2 Wettelijke criteria maatwerkvoorziening
Een cliënt, die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Korendijk, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet:
De maatwerkvoorziening, als bedoeld in het eerste lid, levert, rekening houdend met het verslag en indien aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 4.4 Specifieke criteria maatwerkvoorziening
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:
indien een voorziening, als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds in het kader van deze, dan wel krachtens de aan deze Verordening voorafgaande verordeningen is verstrekt en daarvan de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden, die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
HOOFDSTUK 5 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 5.1 Criteria persoonsgebonden budget
De cliënt, aan wie een persoonsgebonden budget is verleend, komt met de aanbieder in een schriftelijke overeenkomst overeen, waar ten minste afspraken in zijn opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de maatwerkvoorziening en de wijze van declareren:
een declaratie van een aanbieder bevat het nummer waarmee die aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, en de naam van degene die de ondersteuning heeft geleverd, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen, en de naam en het adres van de aanbieder, en wordt namens de aanbieder ondertekend;
Artikel 5.2 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende bijdrage, waaronder gerekend onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de aanbieder verschuldigd is.
HOOFDSTUK 6 ONDERSTEUNING BIJ EEN SCHOON EN LEEFBAAR HUIS
Artikel 6.1 Maatschappelijke ondersteuning
Onder maatschappelijke ondersteuning in dit hoofdstuk wordt huishoudelijke ondersteuning verstaan.
HOOFDSTUK 7 BEGELEIDING, DAGBESTEDING EN KORTDUREND VERBLIJF
Artikel 7.1 Maatschappelijke ondersteuning
Het college kan aan de cliënt, die aanspraak heeft op maatschappelijke ondersteuning, een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van:
Artikel 7.2 Specifieke criteria begeleiding en dagbesteding
Artikel 7.3 Begeleiding en dagbesteding
De te bereiken resultaten van begeleiding en/of dagbesteding worden slechts geboden indien deze gericht zijn op:
HOOFDSTUK 8 ONDERSTEUNING GERICHT OP HET WONEN
Artikel 8.1 Maatschappelijke ondersteuning
Onder maatschappelijke ondersteuning in dit hoofdstuk wordt in ieder geval verstaan:
Het te bereiken resultaat ten aanzien van woonvoorzieningen wordt slechts geboden, indien deze bestaat uit het kunnen gebruiken van de noodzakelijke gebruiksruimten in verband met het normale gebruik van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.
Artikel 8.3 Criterium primaat van verhuizen
Voor zover de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat als bedoeld in artikel 8.2 van deze verordening, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden om het bedoelde resultaat te bereiken. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de kosten van aanpassing van de woning het in het Besluit genoemde bedrag te boven gaan:
HOOFDSTUK 9 ONDERSTEUNING BIJ HET DEELNEMEN AAN HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER
Artikel 9.1 Maatschappelijke ondersteuning
Onder maatschappelijke ondersteuning in dit hoofdstuk wordt in ieder geval verstaan:
HOOFDSTUK 10 BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 10.1 Maatwerkvoorziening
Het college stelt nadere regels in het Besluit over de omvang van verschuldigde bijdrage in de kosten en in welke gevallen geen bijdrage in de kosten is verschuldigd voor de maatwerkvoorziening (in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget) met inachtneming van het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
HOOFDSTUK 11 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN
De persoon met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de met die beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem verband houdende aantoonbare of aannemelijke meerkosten, ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie voor:
HOOFDSTUK 12 NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING, TERUGVORDERING EN TERUGBETALING
Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wet kan het college een toegekende aanspraak op een maatwerkvoorziening (in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget) of tegemoetkoming als bedoeld in hoofdstuk 11 van de Verordening, geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien:
Artikel 12.2 Herziening of intrekking
Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wet, doet een cliënt aan het college desgevraagd of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot een heroverweging van de beslissing, als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet, of het recht op tegemoetkoming als bedoeld in hoofdstuk 11 van de Verordening.
Het college kan, onder toepassing van het eerste lid, een besluit tot toekenning tegemoetkoming, als bedoeld in hoofdstuk 11, herzien of intrekken, indien achteraf blijkt dat de persoon bedoeld in dat hoofdstuk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.
Artikel 12.3 Terugvordering en verrekenen
Onverminderd artikel 2.4.1 van de Wet kan het college, nadat het besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening (natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget) of tegemoetkoming, als bedoeld in hoofdstuk 11 van de Verordening, is herzien of ingetrokken:
Artikel 12.4 Terugbetaling bij verkoop
De cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger, die (mede)eigenaar is van een woning, aan wie die krachtens deze Verordening een woningaanpassing (in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget) is toegekend, welke kosten meer bedragen dan het in het Besluit vastgestelde bedrag, dient bij verkoop van deze woning, binnen een periode van zeven jaar na gereedmelding van de woningaanpassing, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. Het bedrag voor de woningaanpassing dient volgens het in het Besluit vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
HOOFDSTUK 13 BESTRIJDING MISBRUIK OF ONEIGENLIJK GEBRUIK
Het college zet in op fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college cliënten informeert over de rechten en plichten, die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening (in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget) zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.
HOOFDSTUK 14 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 14.5 Prijs kwaliteitsverhouding
§ 4. Betrekken van ingezetenen
Artikel 14.6 - Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Artikel 15.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen bij deze verordening is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en het hierop berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen met een index. De wijze van indexeren is opgenomen in het Besluit.
Met de inwerkingtreding van deze Verordening wordt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk, zoals vastgesteld in de gemeenteraad van 10 december 2013, ingetrokken, met dien verstande, dat besluiten welke zijn genomen op grond van die Verordening, met de daarbij behorende rechten en plichten in stand blijven, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het toekenningsbesluit van de individuele voorziening wordt ingetrokken.
Deze Verordening wordt aangehaald als Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk 2015.
Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Korendijk op 4 november 2014.
Drs. A. Goslings drs. S. Stoop
Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Korendijk 2015
Opdracht Wmo 2015 aan de gemeente De Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna te noemen Wmo 2015) draagt gemeenten onder meer op zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning en de kwaliteiten en continuïteit van voorzieningen. Onder maatschappelijke ondersteuning (art. 1.1.1 lid 1 van de Wet) wordt verstaan:
1. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
2. ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
3. bieden van beschermd wonen en opvang.
Onder voorzieningen worden algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen verstaan (art. 1.1.1 lid 1 van de Wet). De regels over kwaliteit en continuïteit zijn neergelegd in hoofdstuk 3 van de Wet. Voor het bieden van beschermd wonen en opvang zijn de huidige centrumgemeenten verantwoordelijk. Voor de Hoeksche Waardse gemeenten is dat de gemeente Spijkenisse. De Verordening heeft voornamelijk betrekking op de maatschappelijke ondersteuning genoemd onder punt 2.
Wettelijke afbakening De Wmo 2015 kent in tegenstelling tot de Jeugdwet geen specifieke bepalingen, waarin het college in ieder geval niet gehouden is een maatwerkvoorziening te verlenen. Wel is artikel 2.3.5 zesde lid van de Wet van belang, waarin feitelijk de afbakening wordt weergegeven tussen de Wmo 2015 en de Wet langdurige zorg (thans Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Kan iemand met ondersteuning (Wmo) en verpleging en zorg (Zvw) niet meer in de eigen leefomgeving blijven wonen, kan aanspraak bestaan op verblijf in de instelling. Het zesde lid van dat artikel luidt als volgt:
Het college kan een maatwerkvoorziening weigeren indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, dan wel er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande.
Opgemerkt wordt dat de verzekerde met een indicatie voor verblijf, maar thuis wil blijven wonen, aanspraak kan maken op een woningaanpassing op grond van de Wet langdurige zorg.
Verpleging en verzorging: Zorgverzekeringswet (Zvw) Het gaat in de Zvw om verpleging en verzorging zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, waarbij er geen sprake is van verblijf in een instelling. Het doel is deze zorg dicht bij andere eerstelijnszorg en het sociale domein te positioneren. Samen met de huisartsenzorg moet de verpleging en verzorging erop gericht zijn om mensen zo lang mogelijk thuis te helpen. Cliënten kunnen zo langer in de eigen leefomgeving blijven wonen ondanks ouderdom of beperking. Bij deze verzorging is er in het algemeen sprake van medische problematiek of een hoog risico daarop. Vooral mensen bij wie de gezondheidssituatie snel kan veranderen en verslechteren en die dikwijls al (intensief) te maken hebben met huisartsenzorg of ziekenhuiszorg zullen hier gebruik van maken.
Afbakening Jeugdwet Het verlenen van maatwerkvoorzieningen aan minderjarigen (kinderen) blijft net als nu het geval is onder de Wmo vallen. Nu is het zo dat geen eigen bijdrage mag worden gevraagd van een persoon die jonger is dan 18 jaar. Dat uitgangspunt blijft onder de Wmo 2015 gehandhaafd. Daarop is één uitzondering. Namelijk als een woningaanpassing wordt verleend voor een minderjarige. In die gevallen mag de gemeente daarvoor een bijdrage in de kosten vragen aan de ouders of verzorgers van die minderjarige.
Afbakening overig Verder valt niet in te zien waarom het college gehouden is een maatwerkvoorziening te verlenen indien een andere wettelijke aanspraak kan voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Denk bijvoorbeeld aan de aanspraak op wijkverpleging op grond van de Zorgverzekeringswet of een vervoerskostenvergoeding op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Daarom is in de Verordening een weigeringsgrond opgenomen analoog aan het huidige artikel 2 (Wet maatschappelijke ondersteuning 2007: hierna te noemen: Wmo 2007).
Tegemoetkoming meerkosten Deze verordening biedt de mogelijkheid om, aan de persoon met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem, een tegemoetkoming te verlenen in de daarmee verband houdende aantoonbare of aannemelijke meerkosten, ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Het gaat om de volgende meerkosten:
Scheiding melding, onderzoek en aanvraag De Wmo 2015 regelt dat, voordat iemand een aanvraag om een maatwerkvoorziening kan doen, hij eerst zijn ondersteuningsbehoefte bij het college moet melden. In principe bestaat er dan aanspraak op een gesprek. Het college kan op deze manier, in samenspraak met de cliënt en zijn eventuele mantelzorger, eerst zorgvuldig de ondersteuningsbehoefte en de mogelijkheden om daaraan tegemoet te komen, in kaart brengen. Pas na verstrekking van een verslag van dat gesprek kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden gedaan, tenzij het gesprek niet binnen zes weken is uitgevoerd. Een uitzondering is gemaakt ingeval van een spoedeisend geval. Is daarvan sprake, dan treft het college een maatwerkvoorziening in afwachting van de resultaten van het gesprek. De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn niet van toepassing op de procedure van het melden van een hulpvraag en het gesprek.
Vanaf het moment dat de cliënt een aanvraag indient voor een maatwerkvoorziening, is er sprake van enige vorm van juridisering. Deze is een gevolg van het aanvragen van de maatwerkvoorziening en heeft met name tot doel om de rechtszekerheid van de cliënt te waarborgen. Op basis van het verslag, dat de cliënt na afronding van het gesprek ontvangt, kan hij de afweging maken om al dan niet een maatwerkvoorziening aan te vragen. Het voordeel daarvan is, dat de cliënt op basis van de uitkomsten van het gesprek, daar een bewuste afweging in maakt. De Wmo 2015 kent een gelimiteerde termijn van zes weken voor het uitvoeren van het gesprek en daarna nog twee weken voor het nemen van een beslissing op een aanvraag. Die limitering is opgenomen ter rechtsbescherming van de cliënt. De totale termijn voor het gesprek, het verslag en beslissing op de aanvraag is acht weken en daarmee gelijk aan de redelijke termijn die in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen voor het nemen van een besluit op aanvraag.
Modelverordening Vereniging Nederlandse gemeenten Deze Verordening is deels gebaseerd op de concept modelverordening van de Verenging van Nederlandse Gemeenten, versie 15 mei 2014 (VNG). Deze Verordening is echter ingedeeld in hoofdstukken om de leesbaarheid en kenbaarheid te verhogen. Om dezelfde reden zijn de onderwerpen of artikelen uit de VNG-verordening, al dan niet in aangepaste vorm en noodzakelijkerwijs aangevuld, geclusterd in het betreffende hoofdstuk. Verder is zo min mogelijk gebruik gemaakt om de Wet te citeren, maar juist uit te leggen wat de gemeente Korendijk verstaat onder de niet bij Wet gedefinieerde begrippen en wat in ieder geval concreet onder maatschappelijke ondersteuning wordt verstaan. Daarbij zijn normstellende kaders geformuleerd. Daarvoor is ook aansluiting gezocht bij de indeling van de huidige Verordening en de vier taakvelden van de compensatieplicht. Uit de parlementaire behandeling van de Wmo 2015 blijkt namelijk, dat het college nog steeds de plicht heeft op deze vier taakvelden ondersteuning te bieden in de vorm van een maatwerkvoorziening, als dat vanzelfsprekend nodig blijkt. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de inhoud van deze Verordening maatwerk op geen enkele manier in de weg staat.
Verordening is essentieel Uit de toelichting op artikel 2.1.3 van de Wet (verordeningsplicht) blijkt, dat de gemeenteraad naast het beleidsplan - mede met het oog op duidelijkheid voor de burger over de van de overheid te verwachten prestaties en de rechtszekerheid - bij Verordening een aantal zaken moet regelen, die noodzakelijk zijn om de wet en het beleidsplan uit te kunnen voeren. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening komt het op maatwerk aan. In artikel 1.2.1 van de Wet is in algemene termen omschreven in welke gevallen iemand in aanmerking komt voor de verschillende maatwerk-voorzieningen (zie hoofdstuk 4 van deze Verordening).
De Verordening is een essentieel document voor de eerder genoemde concrete uitwerking van de beleidsvoornemens van de gemeente Korendijk. De maatschappelijke ondersteuning zal gericht zijn op de persoon en diens plek in de samenleving, in plaats van uitsluitend op diens aandoening, beperking of indicatie. De bepalingen in deze Verordening geven geen antwoord op de vraag hoe het college in het individuele geval tot het oordeel komt of iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. Slechts de criteria oftewel de inhoudelijke randvoorwaarden, zoals de gemeenteraad die als democratisch gelegitimeerd orgaan moet stellen, zijn opgenomen. Daarmee treedt de gemeenteraad nadrukkelijk niet in de beslisruimte die het college heeft op grond van artikel 2.3.5 van de Wet (de aanvraag). Immers, binnen de kaders biedt de Wet zeer uiteenlopende beslismogelijkheden.
Naar oordeel van het college Wanneer iemand naar het oordeel van het college niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, beslist het college tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening. De verplichting om maatwerk te leveren, is in de Wet ruimer geformuleerd, dan de compensatieplicht in de Wmo 2007 en ziet op alle gevallen, waarin iemand problemen heeft met zijn zelfredzaamheid en participatie, of beschermd wonen of opvang nodig heeft. De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg, een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Wanneer mensen voldoen aan de voorwaarden, hebben zij het recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget, waarmee zij zelf de ondersteuning kunnen regelen die tot de maatwerkvoorziening behoort.
Geen ongeclausuleerd recht De vanzelfsprekendheid ,dat mensen in de eerste plaats zelf verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan de samenleving, is in de Wmo 2015 expliciet verankerd. Tot die eigen verantwoordelijkheid behoort ook dat hij een beroep doet op familie en vrienden - zijn eigen sociale netwerk - alvorens hij bij de gemeente aanklopt voor ondersteuning. Het is immers heel normaal dat mensen iets doen voor hun partner, familielid of goede vriend, als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving.
Als uitgangspunt geldt dus, dat zelfredzaamheid en meedoen in de samenleving, een verantwoor-delijkheid is van mensen zelf. De Wmo 2015 biedt verder meer mogelijkheden dan de Wmo 2007 om cliënten op een goede manier maatschappelijk te ondersteunen, zonder dat dit hoeft te leiden tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening. Daarmee is er geen sprake van een ongeclausuleerd recht op een maatwerkvoorziening. De Verordening, zoals die thans voorligt, doet recht aan de bedoeling van de wetgever en biedt burgers de rechtszekerheid die zij verdienen als het hen - naar oordeel van het college - niet lukt om zelf, dan wel met hulp van anderen, zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren. De Verordening is dan ook zo opgesteld, dat het de benodigde waarborgen biedt, die burgers van de gemeente Korendijk mogen verwachten. Daarmee wordt ook het huidige voorzieningenniveau bedoeld, zonder daarbij het beoogde maatwerk en eigen verantwoordelijkheid van burgers uit het oog te verliezen. Naast de bedoelde aanspraken zijn ook criteria geformuleerd, waaronder het college maatwerkvoorziening kan weigeren of welke beperkende voorwaarden kunnen gelden. Die zijn overigens uitgebreid in het kader van de eigen verantwoordelijkheid en mede gebaseerd op de eerder genoemde concept modelverordening van de VNG.
Uitvoerbaar Een ander aspect is de uitvoerbaarheid van de Wet en de daarbij behorende Verordening. Het college die de aanvragen beoordeelt, is ook gehouden de bepalingen van de Verordening in acht te nemen. Met het bieden van de eerder genoemde duidelijkheid wordt niet alleen een kader geboden, maar ook de grondslagen waarop de beslissing op de aanvraag kan en mag rusten. Dat brengt mee dat toepassing van deze Verordening, naar verwachting, minder zware administratieve belasting geeft op de uitvoeringsorganisatie, daaronder begrepen bezwaar en beroep.