Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regel Jeugdhulp 2015 |
Citeertitel | Nadere regel Jeugdhulp 2015 gemeente Ede |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening Jeugdhulp Ede
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 14-07-2017 | nieuwe regeling | 09-12-2014 Gemeenteblad, 2014, 638 | 22997 |
Artikel 1 Vormen van voorzieningen
Artikel 2 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Ede bepaalt welke vormen van algemene voorzieningen en gemeentelijke vangnetvoorzieningen aanwezig zijn. De voorzieningen zijn als volgt onderverdeeld over verschillende interventieniveaus:
Interventieniveau 1. Universele preventie:
Interventieniveau 2. Selectieve preventie:
Interventieniveau 3. Lichte ondersteuning:
Interventieniveau 4. Intensieve ondersteuning:
Interventieniveau 5. Specialistische ondersteuning:
Interventieniveau 6. Specialistische intensieve ondersteuning:
Interventieniveau 7. Excluderende vormen van ondersteuning:
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 9 december 2014, nr. 22997
Burgemeester en wethouders van de gemeente Ede,
de secretaris, w.g. WIELINGA
de burgemeester, w.g. VAN DER KNAAP
Artikel 2 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Ede bepaalt welke vormen van algemene voorzieningen en gemeentelijke vangnetvoorzieningen aanwezig zijn. De voorzieningen zijn verdeeld over zeven interventieniveaus. Interventieniveaus 1 en 2 hebben betrekking op preventie en zijn daarom geen jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet. Voor de volledigheid zijn zij toch opgenomen. Zij zijn vrij toegankelijk. Interventieniveau 3 heeft betrekking op overige voorzieningen, deze zijn toegankelijk na een lichte toets. Interventieniveaus 1 tot en met 3 zijn algemene voorzieningen. Interventieniveaus 4 tot en met 7 zijn individuele voorzieningen en uitsluitend toegankelijk met een toekenningsbeschikking.
Alleen voor voorzieningen vanaf interventieniveau 4 kan een pgb worden afgegeven. Dit zijn namelijk de individuele voorzieningen. Op basis van artikel 8.1.1 van de Jeugdwet wordt een pgb alleen verleend voor het betrekken van individuele voorzieningen.
Een pgb voor de inkoop van een individuele voorziening wordt alleen verstrekt als voldaan is aan de eisen die zijn gesteld in artikel 8.1.1 van de wet. Als een pgb wordt toegekend dan wordt de hoogte bepaald op de wijze zoals die is vastgelegd in nadere regels. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de hoogte van een pgb die wordt verleend voor dienstverlening door een professional en de hoogte van een pgb die wordt verleend door iemand uit het sociaal netwerk.
De hoogte van een pgb voor een professional die werkt volgens alle kwaliteitseisen die zijn vastgelegd in de Jeugdwet en daarop gebaseerde regelgeving is gelijk aan het tarief voor de adequaat goedkoopste zorg in natura. Het college verwacht niet dat het voor zorgaanbieders die werken volgens dezelfde kwaliteitsstandaard mogelijk is om voor een lager tarief zorg te leveren.
Voor hulpverleners die niet werken volgens deze kwaliteitsstandaard wordt uitgegaan van een maximumtarief van €20,- per uur. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan zzp-ers of studenten.
De genoemde bedragen zijn steeds maximale bedragen: als uit het opgestelde plan blijkt dat het mogelijk is om voor een lager tarief zorg in te kopen dan kan het college de hoogte van het pgb op een lager tarief vaststellen.
Het berekenen van de hoogte van de pgb op deze wijze is een uitwerking van de bevoegdheid die is gegeven aan de raad in artikel 8.1.1, eerste lid, onderdeel c van de Jeugdwet. De raad heeft deze bevoegdheid gedelegeerd aan het college in de Verordening jeugdhulp Ede. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 18) is hierover het volgende opgemerkt: “Onderdeel c draagt de gemeenteraad op in de verordening te bepalen hoe de hoogte van het budget wordt vastgesteld; dat zal, gegeven het maatwerkkarakter van de te verstrekken individuele voorziening, per jeugdhulpvorm kunnen verschillen. Hier is van belang dat de hoogte van het budget, wil een budget voor de jeugdige of zijn ouders een zinvol alternatief zijn, zodanig zal moeten zijn dat deze met het budget de vastgestelde jeugdhulp ook werkelijk kan inkopen, terwijl anderzijds voor de gemeente van belang is dat dit alternatief slechts zinnig zal zijn wanneer het budget lager is dan de kosten van een voorziening die voor een gemeente door een aanbieder wordt geleverd. De gemeenten kunnen in de verordening differentiëren tussen de hoogte van het budget voor professionele jeugdhulp en niet-professionele jeugdhulp.”
Het kan zo zijn dat voor de voorziening die de jeugdige nodig heeft, geen zorg in natura beschikbaar is. In dat geval kan het college alsnog zorg in natura verstrekken door deze voorziening in te kopen. In deze situatie is het verstrekken van een pgb een andere mogelijkheid. Als er geen zorg in natura is ingekocht, is het echter niet mogelijk de hoogte op het aanbod voor zorg in natura te baseren. Het college gaat daarom in dit soort gevallen over tot het houden van een marktonderzoek. Dat zal normaliter bestaan uit het opvragen van offertes van jeugdhulpaanbieders. Het pgb tarief kan worden bepaald aan de hand van het goedkoopste tarief waarvoor adequate zorg kan worden ingekocht.
Een pgb voor een voorziening die wordt verleend door iemand uit het sociale netwerk moet voldoen aan de aanvullende eisen die zijn gesteld in de Verordening Jeugdhulp Ede. Een van die eisen is dat de persoon die deze voorziening verleent, maximaal het tarief ontvangt dat in deze nadere regel is bepaald.