De raad van de gemeente Schagen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober
2014;
gezien het advies van de commissie Bestuur d.d. 12 november 2014;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de :
Verordening op de heffing en invordering van
rioolheffing2015
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte
daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van
voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport
van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of
in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het
waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of
grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter
bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en
bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk
afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het
ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde
structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de
grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit
water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd,
verder te noemen: gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker
aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan
niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk
recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als
bedoeld in artikel 4 - voor gebruik is afgestaan: degene die dat
gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de
belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met
dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één
geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water
dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke
meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar
voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of
opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode
van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar
tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een
kalendermaand voor een volle maand gerekend.
- 3.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die
pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden
afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een
pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan
worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van
de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige
andere wettelijke bepaling.
- 4.
De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of
opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als
afvalwater is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt:
- a.
tot en met 99.750 m3 waterverbruik een tarief van € 150,- per
eenheid van 350 m3 gebruik, waarbij een gedeelte van 350 m3 als een
volle eenheid wordt aangemerkt;
- b.
vanaf 99.751 m3 waterverbruik een tarief van € 150,- per eenheid van
750 m3 gebruik, waarbij een gedeelte van 750 m3 als een volle
eenheid wordt aangemerkt.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belastingen zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel van de belastingen in de loop van het belastingjaar
aanvangt, is het gebruikersdeel verschuldigd voor zoveel twaalfde
gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in
dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het
gebruikersdeel van de belastingen in de loop van het belastingjaar
eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten
van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar,
na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan €
10,00.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de
belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander
perceel in gebruik neemt.
- 5.
Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven, met dien
verstande dat het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen
wordt aangemerkt als één belastingaanslag.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de
eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee
maanden later.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de
op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar
één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 150,00, doch minder
dan € 2.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de
aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste
termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk
van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande
leden gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
- 1.
De “Verordening rioolheffing 2014”, vastgesteld op 17 december 2013
wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum
van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing
blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na
die van bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing
2015”.