Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Financiële verordening Horst aan de Maas 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening Horst aan de Maas 2015
CiteertitelFinanciële verordening Horst aan de Maas 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201516-06-2017Nieuwe regeling

16-12-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 24-12-2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Horst aan de Maas 2015

Raadsbesluit

 

Bijlage van gemeenteblad 2014, no. 130A.

 

De raad van de gemeente Horst aan de Maas,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014, gemeenteblad 2014, no. 130A,

 

gelezen de aanbevelingen van de auditcommissie van 2 december 2014,

 

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet,

 

b e s l u i t :

 

onder intrekking van de Financiële verordening gemeente Horst aan de Maas 2012,

 

vast te stellen de

 

FINANCIËLE VERORDENING HORST AAN DE MAAS 201 5

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Afdeling: Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de gemeentesecretaris.

  • -

    Inkomsten: Totaal van de baten voor onttrekking reserves.

  • -

    Netto schuld: Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • -

    Overheidsbedrijf: Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt, desgewenst, bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    In de programmabegroting en –rekening wordt een overzicht opgenomen van de toedeling van de producten aan de programma’s en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen.

  • 3.

    De raad stelt, desgewenst, op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4.

    De raad geeft aan over welke onderwerpen hij, naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening, in extra paragrafen kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De raad stelt per programma vast:

    • -

      de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen we bereiken?)

    • -

      de te leveren goederen en diensten (wat gaan we hiervoor doen?)

    • -

      de lasten en baten (wat mag het kosten?).

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. Bij de jaarrekening wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    In de begroting wordt, in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4.

    Als onderdeel van de begroting en jaarstukken legt het college aan de raad een projectenrapportage voor. Hierin wordt, inhoudelijk en financieel, de actuele stand opgenomen van de majeure ruimtelijk-fysieke projecten en de grondexploitaties.

  • 5.

    De in de begroting en jaarstukken opgenomen verschillenanalyses worden van een toelichting voorzien als er sprake is van een verschil, bezien per saldo en per product, van € 50.000 of meer.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt vóór 1 juli aan de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze kadernota uiterlijk 15 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling door het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    In het kader van de beoordeling van de begrotingsrechtmatigheid worden de baten en lasten van product 830 Bouwgrondexploitatie buiten beschouwing gelaten. De reden hiervoor is dat de bouwgrondexploitatie een gesloten circuit is; dit wil zeggen dat de baten en lasten van dit product in evenwicht zijn.

  • 5.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 6.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vóór het aangaan van verplichtingen een voorstel aan de raad voor om hiervoor een investeringskrediet beschikbaar te stellen.

  • 7.

    Het college is in voorkomende gevallen bevoegd om te beschikken over de in de programmabegroting opgenomen post voor onvoorziene uitgaven. Als het college hiervan gebruik maakt, vindt hierover bij de jaarstukken verantwoording plaats aan de raad.

  • 8.

    Door het vaststellen van de bij de begroting en de jaarstukken behorende projectenrapportage stemt de raad hiermee in en stelt tevens de hierin opgenomen kredieten en voorgestelde mutaties beschikbaar.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting en de ontwikkeling van de hierin opgenomen budgetten.

    • -

      de eerste rapportage wordt aan de raad ter vaststelling voorgelegd samen met de jaarrekening;

    • -

      de tweede rapportage wordt aan de raad voorgelegd samen met de programmabegroting voor het opvolgend jaar.

  • 2.

    De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de mutaties in de baten en de lasten per programma;

    • b.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • c.

      het totale saldo van de mutaties in de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

  • 3.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten in de begroting groter dan € 50.000 toegelicht.

  • 4.

    In de tussenrapportages worden alle nieuwe investeringskredieten toegelicht en mutaties op de oorspronkelijke investeringskredieten groter dan € 50.000.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad hierover. Als het college een aanpassing van de begroting nodig acht, legt het college hiervoor een voorstel voor aan de raad.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

Op voorstel van het college stelt de raad een nota activabeleid vast. In deze nota worden de uitgangspunten vastgelegd voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. Tenminste eenmaal per vier jaar wordt beoordeeld of deze nota moet worden geactualiseerd.

Artikel 9. Waardering debiteuren en voorziening voor oninbare vorderingen

Debiteuren en overige vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor te verwachten oninbare vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen; en

  • c.

    het rentebeleid ten aanzien van reserves en voorzieningen.

Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze nota moet worden aangepast.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten zoveel als mogelijk de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW).

  • 3.

    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen in het opvolgend jaar.

Artikel 14. Financieringsfunctie

Het college stelt een treasurystatuut vast waarin de doelstellingen, uitgangspunten en richtlijnen van de financieringsfunctie worden opgenomen. De raad ontvangt hiervan een exemplaar. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of het statuut moet worden geactualiseerd.

Artikel 15. Inkoop en aanbesteding.

De bij inkoop en aanbesteding in acht te nemen regels worden door het college vastgelegd in een nota inkoop- en aanbestedingsbeleid. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of de nota moet worden geactualiseerd.

Artikel 16. Risicomanagement en weerstandsvermogen

De uitgangspunten voor risicomanagement en weerstandsvermogen worden vastgelegd in een door de raad vast te stellen nota risicomanagement en weerstandsvermogen. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of de nota moeten worden geactualiseerd.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

Het onderhoud van kapitaalgoederen vindt plaats aan de hand van actuele en integrale onderhoudsprogramma’s. Tenminste eenmaal per vier jaar wordt beoordeeld of de onderhoudsprogramma’s moeten worden geactualiseerd. Dit geldt in ieder geval voor de volgende kapitaalgoederen:

  • -

    wegen;

  • -

    civiele kunstwerken;

  • -

    openbare verlichting;

  • -

    riolering;

  • -

    gebouwen;

  • -

    speelvoorzieningen.

De geactualiseerde onderhoudsplannen worden door het college aan de raad aangeboden ter vaststelling.

Artikel 18. Grondbeleid

Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota grondbeleid en/of een nota reserve

bovenwijkse voorzieningen aan. De raad stelt de nota’s vast.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 19. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en per afdeling;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 20. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten. Het college stelt hiervoor een regeling budgetbeheer vast. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze regeling moet worden geactualiseerd;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 21. Interne controle

Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de rechtmatige verantwoording van de financiële beheershandelingen. Het college legt de kaders en de reikwijdte van de interne controle vast in een intern controleplan. De uitkomsten van de interne controle worden periodiek gerapporteerd aan het management en het college. Bij geconstateerde afwijkingen neemt het management maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Horst aan de Maas 2012 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de begroting en de jaarstukken van het begrotingsjaar 2014.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Horst aan de Maas 2015.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 16 december 2014.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

ir. C.H.C. van Rooij

De griffier,

mr. R.J.M. Poels