Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijssen-Holten

Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijssen-Holten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015
CiteertitelBeleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Vervangen de beleidsregels uit 2011

18-11-2014

Overheid.nl (via GVOP),

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten

Besluiten vast te stellen:

Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015

Artikel 1. Algemeen

  • 1.

    Er bestaat geen recht op bijstand als er sprake is van vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen indien belanghebbende dit te gelde kan maken door bezwaring, verdere bezwaring of verkoop.

  • 2.

    Indien er sprake is van vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen en van belanghebbende kan niet worden verlangd dit ten gelde te maken, moet belanghebbende een intentieverklaring ondertekenen, dat hij bereid is een krediethypotheek te vestigen. Als belanghebbende hiertoe niet bereid is, wordt het verzoek om bijstand afgewezen wegens het niet meewerken aan de vestiging van krediethypotheek of pandovereenkomst.

  • 3.

    Bijstand om niet kan worden verleend als niet kan worden verlangd dat het vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen te gelde wordt gemaakt en de bijstand voor de kosten van levensonderhoud over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan één minimum netto maandloon genoemd in artikel 37 Participatiewet.

  • 4.

    Bijstand om niet kan worden verleend indien het vermogen, verbonden in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen, lager is dan het vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 sub d Participatiewet.

Artikel 2. Geldlening

  • 1.

    Indien niet van belanghebbende verlangd kan worden dat het vermogen in de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen te gelde wordt gemaakt, wordt bijstand voor algemene bestaanskosten en bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, voorzover deze bijzondere bijstand meer bedraagt dan €2.500,00, verstrekt in de vorm van een geldlening onder verband van krediethypotheek dan wel hypotheek en/of pandrecht.

  • 2.

    Aan belanghebbende van een zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen wordt een geldlening verstrekt indien het vermogen verbonden in de woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen hoger is dan het vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 sub d Participatiewet.

  • 3.

    De geldlening is ten hoogste de waarde van de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en met het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, sub d, van de Participatiewet.

  • 4.

    Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek of pandrecht, wordt daartoe mede gerekend de eventuele bijstand in de kosten genoemd in lid 6.

  • 5.

    Ter vaststelling van de waarde van de woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering. Taxatie vindt plaats door een beëdigd taxateur voor onroerende zaken die door burgemeester en wethouders in overeenstemming met de belanghebbende wordt aangewezen of door een gemeentelijk taxateur.

  • 6.

    De kosten verbonden aan de taxatie en de hypotheekakte, de inschrijving van de hypotheek of pandrecht, alsmede de bijkomende kosten, komen ten laste van de belanghebbende. Voor deze kosten kan bijstand worden verleend. De bijstand voor deze kosten wordt aangemerkt als algemene bijstand, en in het geval aan belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verleend, in de vorm van bijzondere bijstand.

  • 7.

    Aan de geldlening worden in elk geval verbonden de voorwaarden genoemd in artikel 3. Deze bedoelde voorwaarden worden tezamen met de gebruikelijke bedingen opgenomen in de hypotheekakte en de verklaring tot pandrecht.

Artikel 3. Aflossing van de geldlening

  • 1.

    Aflossing van de geldlening vindt rentevrij plaats gedurende ten hoogste tien jaar.

  • 2.

    Jaarlijks dient een bedrag van 10% van de hoofdsom te worden terugbetaald.

  • 3.

    De aflossing vangt aan op het moment van beëindiging van de bijstandsverlening en vindt maandelijks plaats.

  • 4.

    Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld.

  • 5.

    Bij een inkomen als bedoeld in artikel 32 Participatiewet, dat niet uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt geen aflossing gevergd.

  • 6.

    Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven stellen burgemeester en wethouders, zo nodig tussentijds, het maandbedrag van de aflossing op een lager dan wel hoger bedrag vast.

  • 7.

    Bij de beoordeling van de omstandigheden als bedoeld in lid 6 wordt rekening gehouden met noodzakelijke, voor eigen rekening van belanghebbende komende, bijzondere bestaanskosten. Deze worden in mindering gebracht op het inkomen.

  • 8.

    Indien belanghebbende tijdens de aflossingsperiode van 10 jaar schuldig nalatig is in het voldoen van de vastgestelde aflossing, is het nog niet afgeloste deel van de geldlening terstond opeisbaar.

Artikel 4. Rentevordering

  • 1.

    Indien na toepassing van artikel 3 van deze beleidsregels en na afloop van de aflossingsperiode van tien jaar een deel van de geldlening nog niet is afgelost, is vanaf dat moment maandelijks de wettelijke rente verschuldigd over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 2.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders de rente geheel of gedeeltelijk kan betalen, doch niet kan aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 3.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen rente kan betalen wordt de verschuldigde rente bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

  • 4.

    Over een bijgeschreven rentevordering is geen rente verschuldigd.

Artikel 5. Verkoop of vererving van de woning

  • 1.

    Bij verkoop of bij vererving van de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen en (indien het een echtpaar betreft) bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de bijgeschreven rente, terstond afgelost.

  • 2.

    Bij verkoop van de zelf bewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders kan na toepassing van het gestelde in het eerste lid, aan belanghebbende een nieuwe geldlening verleend worden, eveneens onder verband van hypotheek of pandrecht voor de aankoop van een andere woning, woonschip of woonwagen. Dit kan tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning, woonschip of woonwagen.

  • 3.

    Indien bij verkoop van de zelfbewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip of woonwagen op basis van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering het voor de afrekening beschikbare bedrag lager is dan het resterende bedrag van de geldlening en van de rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Artikel 6. Overige bepalingen

  • 1.

    Indien binnen een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening onder verband van hypotheek of pandrecht wederom recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek of pandrecht.

  • 2.

    Indien na een periode van twee jaar na beëindiging van de bijstandsverlening onder verband van hypotheek of pandrecht wederom recht op bijstand bestaat, dient er een nieuwe hypotheek of pandovereenkomst gevestigd te worden op basis van het dan actueel vastgestelde vermogen.

  • 3.

    Aan de belanghebbende wordt dit in de beëindigingbeschikking medegedeeld.

  • 4.

    Indien belanghebbende hierom verzoekt kan een opgave verstrekt worden van de stand van de geldlening en van de rentevorderingen.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015.

Artikel 8. Inwerkingtreding

  • 1.

    De Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht 2011 worden met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.

  • 2.

    De Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht gemeente Rijssen-Holten 2015 treden met ingang van 1 januari 2015 in werking.

Aldus vastgesteld op 18 november 2014 door burgemeester en wethouders.

A.C. van Eck, A.C. Hofland,

secretaris, burgemeester

Bijlage Werkinstructie krediethypotheek en pandrecht

Bij woning, woonschip en woonwagen wordt steeds bedoeld: de zelf bewoonde woning met bijbehorend erf, woonschip en woonwagen.

Wanneer geen krediethypotheek of pandrecht?

 

  • 1.

    Als de waarde van de woning, woonschip of woonwagen, minder is dan het vermogen dat verbonden is in de woning. Dit vermogen bedraagt per 1 juli 2014 € 49.400,-. Zie hiervoor artikel 34 lid 2 Participatiewet;

  • 2.

    Als de waarde van de woning, woonschip of woonwagen, wel hoger is dan deze grens maar belanghebbende kan dit eigendom verkopen of zwaarder belasten d.m.v. een nieuwe hypotheek bij de bank. (Toelichting: het is redelijk te verkopen als de financiële maandlasten hoger zijn dan de maximale huurprijs volgens de Wet op de huurtoeslag. Het is redelijk de huidige hypotheek / lening te verzwaren als daardoor de maandlast niet hoger wordt dan de maximale huurprijs volgende de Wet op de huurtoeslag. Alvorens een uitkering op grond van de Participatiewet wordt toegekend, moet dit duidelijk zijn. In de rapportage moet weergegevens worden waardoor de woning, woonschip of woonwagen, niet verkocht kan worden of zwaarder belast kan worden met hypotheek.)

Wanneer wel krediethypotheek of pandrecht?

3.Als er wel sprake is van vermogen zoals genoemd onder punt 2, maar het is aantoonbaar niet redelijk om van belanghebbende te verlangen de woning, woonschip of woonwagen te verkopen of te bezwaren;

Wanneer bijstand om niet?

  • 4.

    Als er sprake is van een situatie genoemd onder punt 1;

  • 5.

    Als er sprake is van vermogen genoemd onder punt 3, maar de algemene bijstand die wordt verleend is per jaar lager dan één netto minimum maandloon voor een 23 jarige. Dit jaar wordt berekend vanaf de 1e dag waarover bijstand wordt verleend. Er wordt altijd uitgegaan van het nettoloon voor een 23 jarige, ongeacht de gezinssituatie.

Voorbeeld: Anton de Leeuw is alleenstaand, aan hem wordt bijstand verleend voor bijzondere kosten ten bedrage van € 966,-. Dit is minder dan het netto minimumloon van een 23 jarige. Eerder wordt er geen geldlening verstrekt dus ook geen krediethypotheek gevestigd of pandrecht. Er wordt bijstand om niet verstrekt.

Wanneer geen recht op bijstand?

6.Als er wel sprake is van vermogen genoemd onder punt 3 moet belanghebbende een intentieverklaring ondertekenen. Als hij / zij hier niet aan meewerkt, moet het verzoek om bijstand worden afgewezen. Er mag in geen enkele vorm bijstand worden verstrekt, ook geen voorschot. Een intentieverklaring is ook bedoeld om te voorkomen dat belanghebbende, bijvoorbeeld een 2e hypotheek afsluit end aardoor de gemeente geen zekerheden meer kan stellen.

Geldlening

7.Bij een situatie genoemd onder punt 3 is bijstandsverlening in de vorm van een geldlening van toepassing. Het college van B&W heeft besloten in die gevallen zekerheden te stellen. Zekerheden worden gesteld door het vestigen van krediethypotheek bij woningen en pandrecht te vestigen bij woonschepen en woonwagens.

  • a.

    Er moet vooraf een bereidverklaring ondertekend worden;

  • b.

    De geldlening kan nooit hoger zijn dan de waarde van de woning, woonschip of woonwagen in het economische verkeer bij vrije oplevering. Hierbij moet rekening gehouden worden met:

    • i.

      Schulden die betrekking hebben op de woning, woonschip of woonwagen. Het gaat hierbij om de nog af te lossen hypotheek.

    • ii.

      Het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 sub d Participatiewet.

  • c.

    Let op: er wordt slechts rekening gehouden met één vrijlating!

Voorbeeld van maximaal te verstrekken bijstand als geldlening;

Waarde van de woning : € 200.000,-

Hypotheek : € 50.000,-

Overwaarde : € 150.000,-

Vermogensvrijlating bij woning : € 46.900,-

Maximale hoogte : € 103.100,-

  • d.

    Om de waarde van de woning, woonschip of woonwagen vast te stellen, wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering.

  • e.

    Wanneer belanghebbende dit wenst kan het eigendom opnieuw getaxeerd worden. De kosten daarvan komen wel voor haar / zijn rekening. Als er een actuele taxatie uitgevoerd wordt, dient dat gedaan te worden door ene beëdigd taxateur voor onroerende zaken of de gemeentelijk taxateur. Opmerking: een makelaar is geen beëdigd taxateur.

  • f.

    Zoals reeds vermeld zijn de kosten van taxatie voor rekening van belanghebbende. Ook andere kosten zoals hypotheekakte, inschrijving van de hypotheek, kosten i.v.m. pandrecht, komen ook voor rekening van de klant.

  • g.

    De kosten onder f, worden aangemerkt als algemene bijstand, tenzij aan belanghebbende uitsluitend bijzondere bijstand wordt verstrekt. De kosten kunnen door belanghebbende zelf worden voldaan of in de geldlening worden meegenomen.

Aflossing van de geldlening (uit te voeren door medewerkers terugvordering en verhaal)

8.De beleidsregels die hierbij gesteld zijn behoeven geen nadere toelichting.

Bij verkoop of vererving van de woning

9.Het gestelde in artikel 5 lid 3 van de beleidsregel krediethypotheek en pandrecht 2011 behoeft wat nadere uitleg. Zoals reeds eerder is vermeld, wordt bij het vaststellen van de maximale geldlening alleen rekening gehouden met de vrijlating verbonden in de woning, woonschip of woonwagen. Dat houdt in dat belanghebbende over het bescheiden vermogen (artikel 34 lid 3 Participatiewet) kan blijven beschikken.

Voorbeeld:

Spaargelden : € 2.000,-

Schulden (die niet rusten op de woning) : € 1.000,-

Vermogen : € 1.000,-

Vrij te laten vermogen : € 11.110,-

Resterend vrij te laten vermogen : € 10.110,- (het liquide vermogen kan nog

stijgen)

Overige bepalingen

10.De beleidsregels die hierbij gesteld zijn behoeven geen nadere uitleg.