HOOFDSTUK 3 VOORZIENINGEN
Artikel 5. Werkstage
- 1.
Het college kan een belanghebbende een werkstage gericht op
arbeidsinschakeling aanbieden als de belanghebbende nog niet actief
is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt
heeft.
- 2.
Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel
het leren functioneren in een arbeidsrelatie, gedurende maximaal
drie maanden.
- 3.
In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:
- a.
het doel van de werkstage; en
- b.
de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.
Artikel 5a. Proefplaatsing
- 1.
Het college kan een belanghebbende in staat stellen voorafgaande aan
een regulier dienstverband of een dienstverband waarbij loonkostensubsidie
wordt verstrekt, werkervaring op te doen in de vorm van een proefplaatsing.
- 2.
Het doel van de proefplaatsing is de belanghebbende werkervaring op te
laten doen in zijn toekomstige functie om daarmee uitval na aanvang van het dienstverband
te voorkomen.
- 3.
De proefplaatsing duurt niet langer dan drie maanden. In
incidentele gevallen kan deze termijn eenmaal worden
verlengd.
- 4.
In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval
vastgelegd:
- a.
het doel van de proefplaatsing; en
- b.
de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.
Artikel 5b. Arbeidsontwikkelingstraject
- 1.
Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een jongere een traject
gericht op arbeidsontwikkeling aanbieden als de
uitkeringsgerechtigde nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt
of een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft.
- 2.
Het doel van een arbeidsontwikkelingstraject is het aanleren van
werknemersvaardigheden en het opleiden van de uitkeringsgerechtigde
gedurende maximaal 12 maanden.
Artikel 6. Sociale activering
- 1.
Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een jongere
activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor
zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen
geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt
gemaakt van een voorziening.
- 2.
Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde
activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die
uitkeringsgerechtigde.
Artikel 7. Scholing
- 1.
Het college kan een voorziening, in de vorm van scholing, aanbieden
aan uitkeringsgerechtigden of jongeren mits dit naar het oordeel van
het college bijdraagt aan het vergroten van de kansen op de
arbeidsmarkt.
- 2.
De scholing als bedoeld in lid 1 voldoet in ieder geval aan de
volgende eisen:
- a.
de scholing is noodzakelijk voor de kortste weg naar
arbeidsinschakeling;
- b.
de scholing is arbeidsmarktrelevant;
- c.
de scholing kan gericht zijn op het behalen van een
startkwalificatie voor zover de uitkeringsgerechtigde
hierover niet beschikt.
- 3.
Voor het gestelde onder lid 2 geldt dat de goedkoopste toereikende
mogelijkheid moet worden benut.
Artikel 8. Participatieplaats
- 1.
Het college kan een uitkeringsgerechtigde van 27 jaar of ouder
overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele
werkzaamheden laten verrichten.
- 2.
Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele
werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst
die wordt ondertekend namens het college, door de inlener en door de
uitkeringsgerechtigde die de additionele werkzaamheden gaat
verrichten.
- 3.
De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt €
300, - per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is
meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het
arbeidsproces.
- 4.
Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor, naar het
oordeel van het college, de concurrentieverhoudingen niet
onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de
arbeidsmarkt plaatsvindt.
Artikel 9. Scholing gedurende een participatieplaats
- 1.
Het college biedt aan uitkeringsgerechtigde die onbeloonde
additionele werkzaamheden verricht en die niet beschikt over een
startkwalificatie na een periode van zes maanden na aanvang van die
werkzaamheden een scholing die de toegang tot de arbeidsmarkt
bevordert.
- 2.
Het college betrekt bij de beoordeling van de scholing als bedoeld
in lid 1:
- a.
het oordeel van degene in wiens opdracht de
uitkeringsgerechtigde de additionele werkzaamheden
uitvoert;
- b.
de scholingswens van de uitkeringsgerechtigde.
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing indien naar het oordeel van
het college een dergelijke scholing niet bijdraagt aan vergroting
van de kansen van de uitkeringsgerechtigde op de arbeidsmarkt.
Artikel 10. Detachering
- 1.
Het college kan zorgen voor toeleiding van een uitkeringsgerechtigde
of een jongere naar een dienstverband met een werkgever, gericht op
arbeidsinschakeling.
- 2.
De belanghebbende, als bedoeld in het eerste lid, wordt voor het
verrichten van arbeid gedetacheerd bij een werkgever. De detachering
wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de
werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en
inlenende organisatie.
Artikel 11. Beschut werk
- 1.
Aan een belanghebbende die door een lichamelijke, verstandelijke of
psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en
aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere
werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in
dienst neemt, kan de voorziening beschut werk worden
aangeboden.
- 2.
Het college maakt, aan de hand van het schema als opgenomen in
bijlage 1 bij deze verordening, uit de doelgroep een voorselectie.
Tijdens de voorselectie wordt bepaald welke mensen in aanmerking
kunnen komen voor beschut werk, en op welk moment.
- 3.
Het college wint na de voorselectie advies in bij het UWV voor de
beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder
aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
hebben.
- 4.
Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde
werkzaamheden mogelijk te maken kan het college de volgende
ondersteunende voorzieningen aanbieden:
- a.
fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;
- b.
een uitsplitsing van taken;
- c.
aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of
arbeidsduur.
- 5.
Het college bepaalt jaarlijks de omvang van het aanbod beschut werk
en legt middels de budgetcyclus vast hoeveel plekken voor beschut
werk de gemeente beschikbaar stelt. In verband hiermee overlegt het
college met het UWV, aan de gemeente gelieerde bedrijven en met
andere reguliere werkgevers.
- 6.
Het college kan andere voorzieningen inzetten, indien er een beperkt
aantal plekken zijn voor beschut werken.
Artikel 12. No-riskpolis
- 1.
Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis indien:
- a.
de werkgever voor ten minste de duur van zes maanden een
arbeidsovereenkomst aangaat met een werknemer voor tenminste
16 uur per week;
- b.
indien de werknemer een jongere is of voorafgaande aan de
aanvang van de arbeid een uitkeringsgerechtigde was;
- c.
de werknemer een structurele functionele of andere beperking
heeft of de werkgever ten behoeve van de werknemer een
loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 10d van de wet,
ontvangt;
- d.
artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is; en
- e.
de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente bij
aanvang van de indiensttreding.
- 2.
De no-riskpolis vergoedt:
- a.
het loon van de werknemer tot maximaal 100 procent van het
minimumloon; en
- b.
de extra werkgeverslasten tot maximaal 15 procent van de
onder a genoemde vergoeding.
- 3.
Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de
gemeente een verzekering af en treedt op als verzekeringnemer. De
begunstigde is de werkgever.
- 4.
Het college vergoedt de no-riskpolis tot maximaal twaalf maanden na
indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.
Artikel 13. Loonkostentegemoetkoming gericht op re-integratie
- 1.
Het college kan een loonkostentegemoetkoming verstrekken aan een
werkgever die een kwetsbare uitkeringsgerechtigde of een jongere een
dienstbetrekking aanbiedt.
- 2.
Onder kwetsbare uitkeringsgerechtigde wordt verstaan de
belanghebbende die:
- a.
voorafgaand aan de indienstneming gedurende 6 maanden geen
betaalde werkzaamheden heeft verricht; of
- b.
geen startkwalificatie bezit; of
- c.
- d.
- 3.
Het college stelt ten aanzien van deze tegemoetkoming nadere
beleidsregels vast met betrekking tot:
- a.
de duur van de tegemoetkoming;
- b.
de hoogte van de tegemoetkoming; en
- c.
de criteria waarop een verzoek tot loonkostentegemoetkoming
wordt beoordeeld.
- 4.
De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt indien hierdoor, naar het
oordeel van het college, de concurrentieverhoudingen niet
onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van
arbeidsplaatsen plaatsvindt.
Artikel 14. Persoonlijke ondersteuning (jobcoach)
Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde dan wel aan de persoon die
direct voorafgaande aan zijn dienstverband uitkeringsgerechtigde was, of
aan een jongere, persoonlijke ondersteuning aanbieden, bij het
verrichten van de aan hem opgedragen taken in de vorm van structurele
begeleiding indien hij, naar het oordeel van het college, zonder
persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken
te verrichten.
Artikel 15. Overige voorzieningen en vergoedingen
- 1.
Het college kan overige voorzieningen inzetten die leiden tot de
kortste weg naar arbeidsinschakeling, zoals workshops en
trainingen.
- 2.
Het college kan eveneens een vergoeding verstrekken voor de kosten
die een uitkeringsgerechtigde of jongere moet maken in het kader van
zijn arbeidsinschakeling, die naar het oordeel van het college
noodzakelijk wordt geacht om de kansen op de arbeidsmarkt te
vergroten.
- 3.
Het college stelt nadere regels ten aanzien van de kosten die voor
vergoeding in aanmerking komen alsmede de hoogte en de voorwaarden
waaronder deze kosten kunnen worden vergoed.
Artikel 16. Beleidsregels
- 1.
Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening
beleidsregels op.
- 2.
Deze beleidsregels omvatten in elk geval:
- a.
de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de
arbeidsverplichtingen;
- b.
het flankerend beleid ten aanzien van zorg, kinderopvang en
hulpverlening;
- c.
nadere uitwerking van de in deze verordening opgenomen
voorzieningen.
HOOFDSTUK 4 BEËINDIGING, TERUGVORDERING EN AFSTEMMING
Artikel 17. Beëindigingsgronden
Het college kan een voorziening beëindigen indien:
- a.
de belanghebbende de aan de voorziening verbonden verplichtingen
niet nakomt;
- b.
de belanghebbende niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;
- c.
naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende
bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;
- d.
de voorziening naar het oordeel van het college niet meer
geschikt is voor de belanghebbende;
- e.
de belanghebbende niet naar behoren gebruik maakt van de
aangeboden voorziening;
- f.
de belanghebbende niet meer voldoet aan de voorwaarden die in
deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor
die voorziening.
Artikel 18. Terugvordering
- 1.
Bij een voortijdige, aan de belanghebbende verwijtbare beëindiging
van een voorziening, kunnende gemaakte en nog door het college
te maken kosten van de voorziening van de belanghebbendeworden
teruggevorderd.
- 2.
Indien de gemeente kosten ten behoeve van een voorziening heeft
gemaakt en op enig moment blijkt dat de belanghebbende te laat of
onjuiste of onvolledige gegevens heeft overgelegd, kan het college
de volledige gemaakte en nog te maken kosten van de voorziening
terugvorderen van de belanghebbende.
Artikel 19. Afstemming
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet
of in onvoldoende mate voldoet aan de verplichtingen, verlaagt het
college de uitkering conform hetgeen hierover is bepaald in de
Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Maasgouw
2015.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 20. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende
afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de
verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.
Artikel 21. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 22. Overgangsrecht
De belanghebbende die op grond van de Re-integratieverordening, zoals
die gold op de dag voor inwerkingtreding van deze verordening, een
voorziening aangeboden heeft gekregen en op grond van de bepaling van de
huidige verordening geen recht meer zou hebben op die voorziening
behoudt zijn recht op die voorziening tot maximaal 1 juli 2015, dan wel
tot de einddatum van die voorziening, indien die einddatum ligt voor 1
juli 2015.
Artikel 23. Intrekking bestaande verordening
Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de
Reïntegratieverordening WWB ingetrokken.
Artikel 24. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening
Participatiewet gemeente Maasgouw 2015.