Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van leges 2015
CiteertitelLegesverordening 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp
Externe bijlageTabellen Legesverordening 2015

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 219, tweede lid, 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 1 van de Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016Onbekend

03-12-2014

GB77258

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2015

 

 

Legesverordening 2015

De Raad van de Gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare vergadering van 3 december 2014;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014 ; MO10, nr: 14.0010497;

 

Gelet op:

artikel 219, tweede lid, 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 1 van de Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart (Stb 2011, 440);

 

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2015 (Legesverordening 2015).

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ’dag’: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • b.

    ’week’: een aaneengesloten periode van zeven dagen;

  • c.

    ’maand’: het tijdvak dat loopt van de 1e dag in een kalendermaand tot de 1e dag in de volgende kalendermaand;

  • d.

    ’jaar’: het tijdvak dat loopt van de 1e dag in een kalenderjaar tot de 1e dag in het volgende kalenderjaar;

  • e.

    'kalenderjaar': de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • f.

    leges: het recht als bedoeld in artikel 229, eerste lid, aanhef en sub b van de Gemeentewet;

  • g.

    APV: Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen;

  • h.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • i.

    bouwkosten: de aannemingssom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen, als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals de UAV of het normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, wordt in deze verordening onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft (exclusief omzetbelasting);

  • j.

    aanlegkosten: de aannemingssom inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de UAV 2012, voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze verordening onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • k.

    sloopkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de UAV 2012, voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de sloopkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien het slopen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze verordening onder sloopkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het slopen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft (exclusief omzetbelasting);

  • l.

    De in titel 2 van de tarieventabel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld;

  • m.

    De in titel 2 van de tarieventabel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:

  • a.

    het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

  • b.

    het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet:

een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht .

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

  • a.

    afgifte van een verklaring omtrent inkomen en vermogen;

  • b.

    afgifte van attestaties de vita of het legaliseren van handtekeningen, nodig voor de ontvangst van pensioen, lijfrente, wachtgeld of uitkeringen verbonden aan Nederlandse ridderorden;

  • c.

    het legaliseren van handtekeningen van de tot tekenen bevoegde personen van voogdijverenigingen, benodigd voor de uitreiking van reispapieren aan onder het toezicht van die verenigingen geplaatste personen;

  • d.

    aan belanghebbende uit te reiken beschikkingen of afschriften daarvan houdende aanstelling, benoeming, bevordering, ontslag, toekenning van bezoldiging, vergoeding of toelage, dan wel verhoging daarvan, met betrekking tot enige gemeentelijke functie of dienstverlening jegens de gemeente;

  • e.

    afgifte van stukken, afschriften en uittreksels, als bedoeld in de onderdelen Algemeen en Directie Bestuur en Organisatie van de tarieventabel ten behoeve van gemeenteambtenaren, ambtenaren van de provincie en van het Rijk, raadsleden, commissieleden, alsmede voor personen en instanties, die de gevraagde stukken c.a. nodig hebben voor de uitoefening van hun publieke taken;

  • f.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het hebben van voorwerpen op, aan of boven de weg als bedoeld in artikel 2.1.5.1 van de APV, indien de vergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel;

  • g.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod op geluidhinder als bedoeld in artikel 4.1.1.van de APV, indien de ontheffing wordt aangevraagd voor een activiteit waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel;

  • h.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een evenementenvergunning als bedoeld in artikel 2.2.2 van de APV, indien de vergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel;

  • i.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een standplaatsvergunning als bedoeld in artikel 5.2.3 van de APV, indien de vergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel;

  • j.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het kampeerverbod als bedoeld in artikel 5.8.2, lid 2 van de APV, indien de ontheffing wordt aangevraagd voor een activiteit waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel;

  • k.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2 Verordening Winkeltijden Nijmegen, indien de ontheffing wordt aangevraagd voor een activiteit waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel;

  • l.

    het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing ingevolge artikel 35 Drank- en Horecawet, indien de ontheffing wordt aangevraagd voor een activiteit waarbij de organisator geen winstoogmerk nastreeft en die ofwel uitsluitend tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de sociale cohesie op buurt- of wijkniveau, ofwel uitsluitend wordt georganiseerd ten behoeve van een goed doel;

  • m.

    het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van een jaar :

    • ·

      van het verbod op het rijden op de busbaan, als bedoeld in artikel 87 juncto 81 van het RVV 1990,

    • ·

      voor het parkeren bij het (zonale) bord E9, Bijlage 1 RVV 1990 (parkeergelegenheid, uitsluitend bestemd voor vergunninghouders),

    • ·

      van het verbod om het voetgangersgebied te berijden in het afgesloten gedeelte van de binnenstad;

indien deze ontheffing wordt aangevraagd door verloskundigen, de dierenambulance of huisartsen. Deze ontheffing wordt uitsluitend verleend in combinatie met de hulpverlenersvergunning.

Artikel 5 Tarieven en maatstaven van de heffing

  • 1.

    De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

Artikel 7 Termijnen van betaling

De leges moeten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

  • a.

    mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

  • b.

    schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

Artikel 8 Kwijtschelding

  • 1.

    Bij de invordering van de in deze verordening vermelde leges wordt geen kwijtschelding verleend, met uitzondering van de leges voor een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenparkeerplaats.

  • 2.

    Een verzoek om kwijtschelding, zoals in het eerste lid genoemd, wordt getoetst aan de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, met dien verstande dat het in artikel 16 lid 1 van de regeling genoemde percentage voor de kosten van bestaan wordt vervangen door 100.

  • 3.

    Een verzoek om kwijtschelding moet worden ingediend vóórdat ter zake van de betreffende aanslag een dwangbevel wordt betekend. Als het volledige belastingbedrag al is betaald, kan binnen drie maanden na die betaling alsnog een verzoek om kwijtschelding worden ingediend.

  • 4.

    Een verzoek om kwijtschelding, ingediend na de in het derde lid vermelde termijnen wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 9 Vermindering of teruggaaf

  • 1.

    Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.

  • 2.

    Indien na het in behandeling nemen van een dienst als bedoeld in artikel 2 van deze verordening een negatieve beslissing volgt, dan vindt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, overeenkomstig het in de tarieventabel bepaalde bedrag een teruggaaf plaats van 75%, met dien verstande dat in ieder geval een bedrag van € 12,49 verschuldigd blijft, tenzij in een bepaling van de tarieventabel een andere regeling is opgenomen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van B&W

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.

Artikel 11 Overgangsrecht

De “Legesverordening 2014” zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2013 en gepubliceerd onder nummer GB 2014-012 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11a Overgangsrecht Wabo

De ingetrokken "Legesverordening 2010", zoals gepubliceerd onder nummer GB 2010-011, blijft van kracht in de gevallen waarop artikel 1.3 van de Invoeringswet Wabo (gepubliceerd in het Stb 2010, 142) ziet, voor wat betreft de volgende onderdelen van de bij de "Legesverordening 2010" opgenomen tarieventabel: Titel 1 onderdeel 1.16 .18 en Titel 2 Rubriek II Afdeling bouwen en wonen.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Legesverordening 2015’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 december 2014

 

De voorzitter,

 

drs. H.M.F. Bruls

 

 

De raadsgriffier,

 

drs. M.M.V. Mientjes

 

TOELICHTING LEGESVERORDENING

I.Algemene toelichting

1. Wettelijke basis

De Legesverordening is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1 januari 1995. Vanaf deze datum komt het begrip "leges" niet meer voor in de Gemeentewet. De reden hiervan is dat er geen wezenlijke verschillen bestaan tussen leges en andere rechten. Het begrip "rechten" omvat mede de leges. De leges worden vanaf 1 januari 1995 geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. In de verordening is ervoor gekozen de rechten "leges" te blijven noemen, omdat het hier gaat om een ingeburgerd en herkenbaar begrip. Bovendien gaat het in vrijwel alle gevallen om het in behandeling nemen van aanvragen en vergunningen e.d. en om het verstrekken van

documenten.

2. Opzet

De verordening bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de belastbare feiten en de daarop van toepassing zijnde tarieven.

 

3 Het begrip ‘dienst’ Ingevolge artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet kunnen gemeenten onder andere rechten heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Leges kunnen dus uitsluitend geheven worden voor door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 9 december 1987 (nr. 24.892, BNB 1988/117, Belastingblad 1988, blz. 65). Het begrip ‘dienst’ is niet nader gedefinieerd in de wet. Wel is in de jurisprudentie invulling gegeven aan het begrip ‘dienst’. Op grond van de jurisprudentie komen wij tot het oordeel dat voor de vraag of er sprake is van een dienst doorslaggevend is of degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend een individueel belang heeft bij de dienst. Dit individuele belang is in beginsel altijd aanwezig indien de dienstverlening wordt gevraagd. Indien de dienst ambtshalve wordt verleend, is er naar het oordeel van de wetgever geen sprake van een dienst (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21 591, nr. 3, blz. 78). Dit betekent dat vanaf 1 januari 1995 voor het ongevraagd verlenen van diensten in ieder geval geen legesheffing meer mogelijk is. Is het algemene belang groter dan het individuele belang van de aanvrager dan wel degene te wiens behoeve de dienst wordt verleend, dan is er geen sprake van een dienst die legesheffing rechtvaardigt. Ten slotte zij opgemerkt dat het ‘verlenen’ van een dienst, zoals geformuleerd in de modelverordening, uitsluitend betrekking heeft op het in gang zetten van de dienstverlening. Er is derhalve sprake van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting. Hieronder wordt een – chronologisch aflopend – overzicht gegeven van de jurisprudentie, dat meer inzicht geeft of in een concreet geval sprake is van verlening van diensten bedoeld in artikel 229b, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet. - HR 23 maart 2007, nr. 40664, LJN: BA1262 (Velsen) Bij een bouwaanvraag die incompleet is en door de gemeente op grond van artikel 4:5 van de AWB ‘verder buiten behandeling is gelaten’ is voldaan aan het belastbaar feit voor heffing van leges ‘het in behandeling nemen van een aanvraag’. Deze uitspraak is het vervolg op Gerechtshof Amsterdam 23 januari 2004, nr. 02/06849, LJN: AO3409, dat anders oordeelde, ook in: Gerechtshof Amsterdam 26 september 2003, nr. 03/01041, LJN: AN7885 (Haarlemmermeer)

- HR 13 augustus 2004, nr. 37863, LJN: AI0408 Bij de behandeling van aanvragen voor planschade is sprake van een publieke taakuitoefening door de gemeente en niet van een individualiseerbaar belang, zodat geen sprake is van verlening van een dienst in de zin van artikel 229 van de Gemeentewet (zie voor planschadevergoeding ook verderop in deze toelichting). - HR 11 juni 1997, nr. 31253, BNB 1997/271 Bij de werkzaamheden die voor gedeputeerde staten verbonden zijn aan het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar op grond van - onder meer - artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gaat het rechtstreeks en vooral om het dienen van het publieke belang. Er is wel indirect een particulier belang van de “achterliggende” aanvrager - in voorkomende gevallen de gemeente zelf, maar gelet op het preventief bestuurstoezicht van de provincie, niet rechtstreeks en in overheersende mate. Bij het in behandeling nemen van een aanvraag tot afgifte van een verklaring van geen bezwaar is derhalve niet, ook niet gedeeltelijk, sprake van een rechtstreeks aan de gemeente dan wel aan de “achterliggende” aanvrager verrichte dienst. - HR 7 mei 1997, nr. 31845, Belastingblad 1997, blz. 586 Duikwerkzaamheden van de brandweer (het betrof het opduiken van een auto) kunnen worden aangemerkt als het verlenen van een dienst ‘indien het gaat om werkzaamheden die niet alleen liggen buiten het gebied van brand- en rampenbestrijding alsmede van beperking en bestrijding van gevaar voor mens en dier bij ongevallen, maar bovendien rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang’. - HR 13 april 1994, nr. 28887, Belastingblad 1994, blz. 431 Het door de politie op verzoek van belanghebbende, in verband met een door deze gemelde aansluiting op een stil alarmsysteem, opstellen van een aanvalsplan, dient voornamelijk om een efficiënt politieoptreden ter handhaving van de rechtsorde mogelijk te maken en om de veiligheid van de bij dat optreden betrokken politieagenten te verhogen. De desbetreffende werkzaamheden houden in het algemeen niet rechtstreeks en voornamelijk verband met een dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar particulier belang. Er is geen sprake van een dienst in de zin van artikel 229 Gemeentewet. - HR 11 december 1992, nr. 14484, RvdW 1993, nr. 6 (Vlissingen/Rize) Met betrekking tot het nablussen van een brand op een schip is kostenverhaal niet mogelijk. - HR 14 oktober 1992, nr. 27804, BNB 1993/24, Belastingblad 1993, blz. 165 Melding ex artikel 2a van de (toenmalige) Hinderwet is geen dienst. - Koninklijk Besluit van 2 oktober 1990, nr. 90.001535, Belastingblad 1991, blz. 285 Goedkeuring onthouden aan de legesverordening van de gemeente Delft omdat die verordening een bepaling bevatte op grond waarvan leges geheven konden worden van overheidsorganen voor diensten die worden verricht ter uitvoering van bepaalde medebewindstaken, zoals het verstrekken van gegevens aan het CBS, het af- geven van verklaringen omtrent gedrag etc. - Koninklijk Besluit van 24 augustus 1990, nr. 89.030275, Belastingblad 1990, blz. 668 Goedkeuring onthouden aan de legesverordening van de gemeente Horst, omdat in de verordening een tarief was opgenomen voor een melding ex artikel 2a van de (toenmalige) Hinderwet. Geen dienstverlening. - Koninklijk Besluit van 28 december 1988, nr. 13 (Belastingblad 1989, blz. 123) Goedkeuring onthouden aan de legesverordening van de gemeente Schoorl, omdat in die verordening een tarief was opgenomen voor het behandelen van een kennisgeving in de zin van artikel 1a van het Hinderbesluit. Geen dienstverlening.

- Koninklijk Besluit van 28 december 1988, nr. 12, Belastingblad 1989, blz. 126

Goedkeuring onthouden aan de legesverordening van de gemeente Geldermalsen, omdat in de verordening een tarief was opgenomen voor het bevestigen van een ingevolge artikel 7c van de Wet op de kansspelen gedane mededeling omtrent een te houden klein kansspel. Geen dienstverlening. - Hoge Raad 9 december 1987, nr. 24892, Belastingblad 1988, blz. 65 Voor legesheffing moet de voorwaarde worden gesteld dat sprake is van door of vanwege het gemeentebestuur verleende diensten. Bij een aanschrijving tot woningverbetering als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de (oude) Woningwet, welke ingevolge artikel 25, vierde lid, van die wet nodig is om de verplichtingen van degene tot wie zij is gericht te doen ontstaan, is geen sprake van het verlenen van een dienst aan de betrokkene in deze zin. - HR 1 juli 1969, nr. 16165, BNB 1969/185 Voor het in behandeling nemen van aanvragen tot het verkrijgen van een bouwvergunning kunnen leges worden geheven. In het algemeen worden met de term leges niet slechts heffingen aangeduid, die gericht zijn op de vergoeding van de kosten verbonden aan het op schrift stellen van bij bepaalde administratieve diensten behorende stukken, maar mede heffingen, welke op de vergoeding van die diensten zelf zijn gericht.

- Hoge Raad 4 december 1963, nr. 15069, BNB 1964/45 De leges kunnen betrekking hebben op aanvragen van kampeervergunningen, de behandeling en de verlening daarvan en daarnaast op de kosten die het kamperen voor de gemeente meebrengt. Daarbij doet niet ter zake of degene aan wie de dienst wordt verleend daarop al of niet aanspraak kan maken

4. Handelingen voor Nederlandse identiteitskaart

Door de uitspraak van de Hoge Raad van 9 september 2011, nr. 10/04967, LJN: BQ4105, is het in behandeling nemen van een aanvraag voor een Nederlandse identiteitskaart geen dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Legesheffing op die grond acht de Hoge Raad dan ook niet mogelijk.

De regering vindt het noodzakelijk dat de legesheffing wordt voortgezet ter bestrijding van de gemeentelijke en rijkskosten die met het behandelen van de aanvragen voor een Nederlandse identiteitskaart zijn gemoeid. Daartoe heeft zij een wetsvoorstel bij de Staten-Generaal ingediend (Kamerstukken 33011 – Regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart; hierna: de reparatiewet). De reparatiewet biedt een zelfstandige grondslag voor de legesheffing. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 30 september 2011 aangenomen. De Eerste Kamer ging op 11 oktober 2011 akkoord. Vervolgens is de wet op 14 oktober 2011 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2011, 440). De wet werkt terug tot en met 22 september 2011 (de dag na indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer).

Hoewel de wet een zelfstandige grondslag biedt voor de legesheffing in verband met het aanvragen van een identiteitskaart vanaf 22 september, laat deze onverlet de bevoegdheid van gemeenten om de legesverordening te wijzigen. In de memorie van toelichting stelt de regering het wenselijk te vinden dat dit ‘op enig moment’ gebeurt, om verwarring over de grondslag van heffing te vermijden.

In verband hiermee is de legesverordening in overeenstemming gebracht.

In de aanhef is de wettelijke grondslag voor de legesheffing uitgebreid. Het is wenselijk te expliciteren dat de heffing van gemeentelijke leges niet alleen gebaseerd is op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet, maar tevens op artikel 1 van de reparatiewet.

In de tariefbepaling voor de Nederlandse identiteitskaart sluiten wij aan bij de tekst van de reparatiewet.

 

II.Artikelsgewijze toelichting

 

II.Artikel 1 Begripsomschrijving

II.Dit artikel spreekt voor zich.

 

II.Artikel 2 Belastbaar feit

II.De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor leges worden geheven. Daarom is het niet mogelijk om in artikel 2 een algemene omschrijving van het belastbare feit op te nemen die betrekking heeft op alle in de heffing te betrekken diensten. Daarom is naast de in artikel 2 opgenomen algemene omschrijving van het belastbare feit voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit in de tarieventabel opgenomen.

II.De omschrijving van het belastbare feit is van belang voor de vraag of de materiële belastingschuld ontstaat en het tijdstip waarop die belastingschuld ontstaat. In de verordening is gekozen voor "het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning". Dit heeft als voordeel dat leges reeds verschuldigd zijn op het moment van het in behandeling nemen van de aanvraag en dat niet bepalend is het moment waarop de vergunning wordt verleend. Overigens kan op grond van wettelijke bepalingen niet in alle gevallen het belastbare feit worden omschreven als "het in behandeling nemen van een aanvraag" (bijv het voltrekken van een huwelijk).

II.Het belastbaar feit is uitgebreid met handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart. Deze uitbreiding van de omschrijving van het belastbaar feit houdt direct verband met de Wet van 13 oktober 2011, houdende regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaart (Stb 2011, 440) een reparatiewet. Artikel 2, eerste lid, van deze reparatiewet bewerkstelligt dat de bestaande gemeentelijke verordeningen inzake het heffen van rechten voor de identiteitskaart, komen te berusten op artikel 1 van die wet. Dat wil zeggen dat als in die verordening het begrip "dienst" voorkomt, dit begrip waar het de aanvraag van een identiteitskaart betreft niet meer moet worden uitgelegd op basis van artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet, maar op de voet van artikel 1 van de reparatiewet. Dus als het verrichten van handelingen ten behoeve van de aanvraag van een identiteitskaart, waarbij het individualiseerbaar belang niet meer ter zake doet. Kortom, onder de reparatiewet kunnen rechten geheven worden op basis van de bestaande verordeningen.

 

II.Artikel 3 Belastingplicht

II.Vanwege het uiteenlopende karakter van de diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht, om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden. Het gebruik van de woorden "dan wel" is bedoeld om te voorkomen dat ter zake van dezelfde dienst van twee belastingplichtigen, te weten de aanvrager en degene te wiens behoeve de dienst wordt verricht, leges zullen worden geheven.

II.In verband met de uitbreiding van het belastbaar feit, is ook de omschrijving van de belastingplicht gewijzigd.

 

II.Artikel 4 Vrijstellingen

II.In dit artikel zijn niet vermeld de vrijstellingen die in hogere wettelijke regelingen voorkomen.

 

II.Artikel 5 Tarieven

II.De beleidsvrijheid van gemeenten bij de keuze van heffingsmaatstaven is groot.

II.Artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet stelt als belangrijkste beperking dat niet alleen de heffingsmaatstaf maar ook het tarief of de vrijstellingen niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.

II.Als algemeen uitgangspunt geldt, dat de leges worden geheven naar een kostendekkend tarief, met dien verstande dat de afzonderlijke titels (titels 1 en 2) van de tarieventabel behorende bij de legesverordening op kostendekkendheid moeten worden beoordeeld, waarbij geldt dat binnen titel 3 de afzonderlijke hoofdstukken kostendekkend moeten zijn.

 

II.Artikel 6 Wijze van heffing

II.Er is gekozen voor heffing op andere wijze, omdat deze wijze van heffing wordt gekenmerkt door een grote mate van vormvrijheid, hetgeen goed aansluit bij het karakter van de heffing van leges.

 

II.Artikel 7 Termijnen van betaling

II.Artikel 251, tweede lid, van de Gemeentewet biedt de mogelijkheid voor de op andere wijze geheven belastingen afwijkende voorschriften te geven betreffende de wijze waarop van het verschuldigde bedrag kennis wordt gegeven aan de belastingschuldige en betreffende de termijn van betaling. Kan de aanvraag onmiddellijk in behandeling worden genomen dan ligt het voor de hand dat de leges onmiddellijk worden betaald. Wordt de kennisgeving uitgereikt dan dient er betaald te worden op het moment van het uitreiken van de kennisgeving. Wordt de kennisgeving toegezonden, dan bepaalt artikel 7, onderdeel b, dat binnen 30 dagen betaald moet worden.

 

II.Artikel 8 Kwijtschelding

II.Kwijtschelding wordt uitsluitend verleend voor de leges voor een gehandicaptenparkeerkaart

II.en -parkeerplaats.

 

II.Artikel 9 Teruggaaf

II.Artikel 242 van de Gemeentewet regelt de termijn waarbinnen en de wijze waarop een in de verordening voorziene teruggaaf, vrijstelling, vermindering of ontheffing dient te worden aangevraagd. Op grond van het gestelde in het tweede lid van dit artikel vindt een gedeeltelijke teruggaaf van 75% plaats in het geval het in behandeling nemen van een aanvraag leidt tot een negatieve beslissing, tenzij in de bepaling van de tarieventabel een andere regeling is opgenomen.

 

II.Artikel 10 Regeling gemeentelijke belastingen

II.Het college van burgemeester en wethouders heeft op 18 maart 2008 in een regeling gemeentelijke belastingen (GB08-054) de formele bepalingen over de heffing en invordering vastgesteld.

 

II.Artikel 11 Overgangsbepaling

 

II.Artikel 11 regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.

 

II.Artikel 11a Overgangsbepaling gefaseerde bouwvergunning

II.Artikel 11a bewerkstelligt dat de oude legestarieven (leges die golden voor invoering van de Wabo)nog gelden in gevallen van gefaseerde bouwvergunningen; dit zijn gevallen waarbij de aanvraag voor de bouwvergunning fase 1 is ingediend voor de invoering van de Wabo (1 oktober 2010 ) en die van fase 2 erna. Op grond van een artikel in de Invoeringswet Wabo is het namelijk zo dat voor deze gevallen niet de Wabo geldt maar de oude regelgeving en daarmee de oude tarieven.

 

II.Artikel 12 Inwerkingtreding en ingang van heffing

II.Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moet de gemeente het besluit tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Na de datum van bekendmaking treedt de verordening in werking. De publicatiedatum op het Gemeenteblad geeft aan op welke datum de uitgave feitelijk verkrijgbaar is. Als extra service wordt in het huis aan huisblad "de Brug" nog geattendeerd op de vaststelling, wijziging of intrekking van de verordening. De datum van ingang van de heffing is vastgelegd in het tweede lid.

 

II.Artikel 13 Citeertitel

II.In artikel 13 is in de citeertitel een jaartal genoemd