Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deventer

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer houdende regels voor de maatschappelijke ondersteuning Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeventer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer houdende regels voor de maatschappelijke ondersteuning Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/deventer/340928/340928_1.html
  2. wet WMO 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-10-201625-06-2020artikel 1, 5, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 21

04-10-2016

gmb-2016-140575

.
19-11-201512-10-2016art. 5, lid 3, onder c wordt getal 14 vervangen door getal 10. Wijziging besluitnr. 2014-002256, Art. 5, lid 3 onder c, art. 30, art 8, 1e lid

27-10-2015

Gemeenteblad, 19 november 2015

2014-002256
27-04-201520-11-2015art. 5, lid 3, onder c wordt getal 14 vervangen door getal 10

03-03-2015

Gemeenteblad, 17 april 2015

2014-002256
01-01-201520-11-2015Onbekend

02-12-2014

Gemeenteblad, 18 december 2014

2014-002256

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer houdende regels voor de maatschappelijke ondersteuning Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015

Wijziging Besluit maatschappelijkeondersteuninggemeente Deventer

2015

 

 

Het college van de gemeente Deventer,

 

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015;

 

overwegende, dat de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 de bevoegdheid geeft om nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in voornoemde verordening;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuningDeventer 2015;

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      formele hulp: een bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven organisatie, zelfstandige zonder personeel of freelancer die zich volgens de bedrijfsomschrijving zoals vermeld in het handelsregister van de KvK primair richt op de benodigde ondersteuning zoals vastgesteld in het ondersteuningsplan en/of persoonsgebonden budgetplan;

    • b.

      Informele hulp: hulp die wordt geleverd door een persoon die niet onder de definitie van formele hulp valt;

    • c.

      budgethouder: een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend, dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger.

    • d.

      budgetbeheerder: diegene die het persoonsgebonden budget voor de budgethouder beheert.

    • e.

      leefeenheid: een eenheid bestaande uit een gehuwde persoon die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige personen een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voert.

    • f.

      Instandhoudingskosten: een door het college te bepalen bedrag dat bestemd is voor bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken roerende maatwerkvoorziening;

    • g.

      periode: een periode van 4 weken door het Centraal Administratie Kantoor, verder te noemen het CAK, gehanteerd bij de berekening en inning van de eigen bijdrage. 13 zorgperioden is één jaar

    • h.

      verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde

    betekenis als in de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening, het landelijk

    Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

     

Hoofdstuk 2   Algemene bepalingen met betrekking tot een voorziening in natura en persoonsgebonden budget

 

Artikel 2  Gecontracteerde aanbieders

Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde

voorziening in natura wordt de cliënt de mogelijkheid geboden om uit deze aanbieders een keuze

te maken.

 

Artikel 3  Beëindiging persoonsgebonden budget en voorziening in natura

Het persoonsgebonden budget of de voorziening in natura wordt beëindigd:

  • a.

    op de eerste dag van de maand volgend op de maand dat de client is overleden dan wel niet langer staat ingeschreven in het Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Deventer;

  • b.

    met ingang van de dag waarop de cliënt verblijft in een instelling als bedoeld in de AWBZ/Wet langdurige Zorg;

  • c.

    met ingang van de dag vanaf de cliënt schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op de verstrekte voorziening;

  • d.

    als de cliënt niet langer over een vast woonadres beschikt.

     

Artikel 4 Geen verstrekking persoonsgebonden budget

Een persoonsgebonden budget kan niet worden verstrekt als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

 

Artikel 5  Het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Uit een persoonsgebonden budget mag niet worden betaald:

    • a.

      administratiekosten die de cliënt bij derden heeft belegd, vergoeding bemiddelingsbureau, andere tussenpersonen of belangenbehartigers, met uitzondering van de (service)bureaus die voor 1 januari 2015 diensten aan de cliënt verlenen,

    • b.

      een eenmalige (vakantie) uitkering,

    • c.

      een vergoeding op basis van “coördinatie bouwsteen” van inkoop maatwerkvoorzieningen Wmo 2015.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget kent geen vrij besteedbaar bedrag.

  • 3.

    Er wordt geen feestdagenuitkering uit het persoonsgebonden budget verstrekt.

  • 4.

    Uit een persoonsgebonden budget mag:

    • a.

      een vergoeding voor reiskosten worden betaald vanaf 6 kilometer van de woning van de zorgverlener of zorgaanbieder op basis van maximaal belastingvrije bedrag € 0,19 per kilometer met een maximum van 150 kilometer per ondersteuner heen en terug per jaar naar de woning van de cliënt,

    • b.

      het lidmaatschap van een belangenvereniging van mensen met een persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 5.

    De (professionele) zorgverlener of zorgaanbieder van de cliënt mag niet tevens budgetbeheerder zijn.

  • 6.

    Alleen de werkelijk gemaakte tijd of uren mag gedeclareerd worden.

 

Artikel 5.1 Opstellen van een persoonsgebonden budgetplan

  • 1.

    De cliënt dient, om in aanmerking te kunnen komen voor een persoonsgebonden budget een persoonsgebonden budgetplan op te stellen waarin het verzoek om een persoonsgebonden budget wordt onderbouwd. Hiertoe dient het modelformulier persoonsgebonden budgetplan te worden gebruikt.

  • 2.

    In het persoonsgebonden budgetplan komen in elk geval de volgende onderdelen aan de orde:

    • a.

      waarom de aanvrager een persoonsgebonden budget wil,

    • b.

      welke resultaten er moeten worden behaald om bij te dragen aan zelfredzaamheid en participatie,

    • c.

      de activiteiten die uit het persoonsgebonden budget moeten worden betaald,

    • d.

      hoe de kwaliteit en veiligheid van de ondersteuning is gewaarborgd,

    • e.

      een begroting,

    • f.

      evaluatiemoment(en).

  • 3.

    De (tussentijdse) evaluatie van het persoonsgebonden budgetplan kan tot (tussentijdse) herziening of intrekking van het persoonsgebonden budget leiden.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      eenmalige persoonsgebonden budgetten voor een (vervoers)hulpmiddel, een vervoerskostenvergoeding of een woningaanpassing. Dit persoonsgebonden budget wordt door de gemeente uitbetaald en niet door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

    • b.

      persoonsgebonden budgetten huishoudelijke hulp (schoonmaken).

 

Artikel 5.2 Stapeling van persoonsgebonden budget binnen één leefeenheid.

Bij een verzoek voor een persoonsgebonden budget wordt bij de ondersteuningsvraag niet per individu gekeken, maar naar de behoefte van de leefeenheid om te bezien of bepaalde ondersteuning op elkaar kan worden afgestemd of gecombineerd. Er wordt - in geval van meerdere aanvragen in dezelfde leefeenheid - een beschikking per aanvraag (individu) afgegeven.

 

Artikel 5.3 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien met het persoonsgebonden budget formele zorg wordt ingekocht worden de volgende eisen aan de zorg gesteld:

    • a.

      de geboden zorg is veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht,

    • b.

      voldoet aan de noodzakelijke/gebruikelijke professionele standaard, is afgestemd op de behoefte van de cliënt en op andere ontvangen zorg,

    • c.

      indien met het persoonsgebonden budget informele hulp wordt ingekocht dan is primair de budgethouder verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg en ondersteuning. Hiervoor gelden dezelfde kwaliteitseisen als onder a. genoemd, met uitzondering van de eisen ten aanzien van de professionele standaarden. Op dit punt wordt in het persoonsgebonden budgetplan toegelicht hoe aan de kwaliteit van de te verlenen zorg wordt voldaan.

  • 2.

    Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren als naar hun oordeel de in lid 1 genoemde onderdelen niet of onvoldoende zijn gewaarborgd

 

Artikel 5.4 Voorwaarden persoonsgebonden budget voor ondersteuning uit informele/sociale netwerk

De budgethouder kan de ondersteuning onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

  • a.

    dat de persoon uit het informele/sociale netwerk moet verklaren dat de ondersteuning aan de aanvrager voor hem niet tot overbelasting leidt,

  • b.

    dat de persoon uit het informele/sociale netwerk op geen enkele wijze druk op de aanvrager heeft uitgeoefend bij de besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling,

  • c.

    dat de inzet van het informele/sociale netwerk aantoonbaar beter is en daarbij het belang van de cliënt centraal staat.

 

Artikel 5.5 Het persoonsgebonden budget in het buitenland.

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor ondersteuningskosten gemaakt in het buitenland is niet toegestaan, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor heeft verleend.

  • 2.

    Ingeval van toestemming mag maximaal zes kalenderweken aan bepaalde ondersteuning in het buitenland worden besteed.

  • 3.

    Voor besteding van het persoonsgebonden budget in het buitenland kunnen andere tarieven gelden.

 

Artikel 5.6 Gebruik model(len) Sociale Verzekeringsbank

De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt gebruikt één van de standaard modellen van de Sociale Verzekeringsbank.

 

Artikel 5.7 Verantwoording en controle eenmalig persoonsgebonden budget maatwerkvoorzieningen

Degene die een eenmalig persoonsgebonden budget ontvangt, verstrekt op verzoek van het college binnen in de beschikking vastgestelde termijn:

  • a.

    een factuur van de voorziening,

  • b.

    voor zover van toepassing het onderhoud/reparatie en verzekeringscontract inclusief betalingsbewijs van de gemaakte kosten,

  • c.

    gegevens waaruit blijkt aan welke vereisten de aangeschafte individuele voorziening voldoet,

  • d.

    indien de ingediende factuur lager is dan het toegekende persoonsgebonden budget, zal het persoonsgebonden budget worden gelijkgesteld met het bedrag vermeld in de factuur.

 

Artikel 5.8 Verantwoording en controle persoonsgebonden budget maatvoorzieningen trekkingsrecht

  • 1.

    Het college kan, achteraf, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, de verstrekte persoonsgebonden budgetten, middels een steekproef controleren.

  • 2.

    Het college kan op basis van een steekproef een verdere controle uitvoeren aan de hand van door de budgethouder te overleggen relevante, originele en gedateerde facturen en/of betaalbewijzen en/of een overzicht van de salaris/uren administratie met bewijsmiddelen.

  • 3.

    In verband met de in lid 1 van dit artikel genoemde controle dient de budgethouder gedurende een periode van 5 jaar bewijsstukken te bewaren van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Indien, met de in dit artikel genoemde bescheiden niet of niet volledig de adequate besteding van het persoonsgebonden budget aangetoond kan worden of bij gebleken misbruik dan wel aanwending van het persoonsgebonden budget ten behoeve van andere zaken dan waartoe dit is toegekend, kan het college het al verstrekte persoonsgebonden budget geheel of ten dele intrekken en terugvorderen.

 

Artikel 5.8 Teruggaaf hulpmiddel dat verstrekt is in de vorm van een persoonsgebonden budget

  • 1.

    Als een hulpmiddel binnen de gestelde periode waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt niet langer wordt gebruikt dient dit binnen een redelijke termijn aan het college te worden gemeld. Het bedrag van het persoonsgebonden budget moet vervolgens naar rato worden terugbetaald, dan wel het hulpmiddel in eigendom aan de gemeente te worden overgedragen. Hiervoor wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 2.

    Bij verhuizing naar een andere gemeente dient het hulpmiddel zonder recht op enige vergoeding in eigendom aan de gemeente te worden overgedragen dan wel dient naar rato het bedrag van het persoonsgebonden budget door de cliënt of door de gemeente van de nieuwe woonplaats te worden terugbetaald.

  • 3.

    In geval van overlijden van de cliënt dienen de erven ofwel het bedrag naar rato terug te betalen of het hulpmiddel zonder recht op enige vergoeding in eigendom over te dragen aan de gemeente.

  • 4.

    De hoogte van het terug te betalen persoonsgebonden budget wordt berekend door het aantal hele maanden vanaf het moment van niet gebruik tot aan het eind van de afschrijvingstermijn te delen door de voor het hulpmiddel van toepassing zijnde afschrijvingstermijn in maanden en deze breuk vervolgens te vermenigvuldigen met de hoogte van het oorspronkelijk verstrekte persoonsgebonden budget.

 

Artikel 6 Meerkosten maatwerkvoorziening door cliënt

Indien een cliënt een duurdere maatwerkvoorziening wil dan de goedkoopst adequate komt het meerdere voor rekening van de cliënt.

 

Hoofdstuk 3  Algemene voorzieningen en bijdrage

 

Artikel 7  Algemene voorzieningen en bijdrage

De algemene voorzieningen worden als volgt ingedeeld waarbij per categorie door de cliënt een

bijdrage verschuldigd kan zijn:

  • a.

    zaken en diensten die op de markt worden gekocht en volledig zelf door de cliënt worden betaald (bijvoorbeeld een commerciële opvoedcursus of een internetcursusverslaving);

  • b.

    zaken die zelf door de cliënt worden gekocht en betaald waarbij de gemeente voor personen met een laag inkomen een regeling treft voor een financiële tegemoetkoming, met een vergelijkbare systematiek als de bijzondere bijstand of het sociaal vangnet (bijvoorbeeld een lotgenotenmiddag met professionele begeleiding voor ouders van autistische kinderen in het ontmoetingscentrum met een financiële tegemoetkoming voor minima);

  • c.

    zaken en diensten die de gemeente als (collectieve, voor iedereen toegankelijke) voorziening beschikbaar stelt en beheert (laat beheren) waarvoor een individuele gebruiker c.q. de cliënt een (klein) bedrag betaalt, zoals de rolstoelpool. De vaststelling en inning van deze bijdrage vindt plaats door de aanbieder van de voorziening;

  • d.

    zaken en diensten, die worden verzorgd door een aanbieder, welke door de gemeente wordt gesubsidieerd. De gemeente bepaalt daarbij of er sprake is van een eigen bijdrage voor de cliënt. De vaststelling en inning van deze bijdrage vindt dan plaats door de aanbieder van de voorziening.

     

Hoofdstuk 4  Tarieven en bedragen persoonsgebonden budget maatwerkvoorzieningen

 

Artikel 8  Tarieven persoonsgebonden budget

Voor alle vormen van ondersteuning waarbij een uurtarief geldt, zijn de volgende tarieven van toepassing:

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget tarief voor formele hulp bedraagt 100% van het zorg in natura tarief. Het persoonsgebonden budget tarief informele hulp bedraagt 75% van de zorg in natura met een maximum van € 20,00 per uur (individueel) en maximaal € 30,00 per etmaal (kortdurend verblijf), met een maximum van € 750,00 per maand voor de totale ondersteuning.

  • 2.

    Voor de bedragen waarop lid 1 en lid 2 van dit artikel van toepassing zijn, wordt verwezen naar de bijlage van dit besluit: ‘Tarieven Wmo 2015’.

     

Artikel 9  Verhuiskosten en herinrichtingskosten

  • 1.

    Verhuiskosten en herinrichtingskosten worden uitsluitend in de vorm van een eenmalige persoonsgebonden budget verstrekt.

  • 2.

    De hoogte van het bedrag van een persoonsgebonden budget voor een verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.500.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald nadat het college heeft vastgesteld dat de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning op basis van nota’s of een door het college goedgekeurde offerte.

     

Artikel 10 Sportvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van het bedrag voor een persoonsgebonden budget voor de aanschaf en instandhoudingskosten van een sportvoorziening, waaronder een sportrolstoel, welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie bedraagt maximaal € 2.750,-- voor een periode van minimaal drie jaar.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald op basis van nota’s of een door het college goedgekeurde offerte.

     

Artikel 11  Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening vermeerderd met de instandhoudingskosten over een periode van 7 jaar.

  • 2.

    Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor gebruik van eigen auto en een buikleenauto is op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland. Het persoonsgebonden budget wordt maandelijks uitbetaald nadat het college de aanvraag van het persoonsgebonden budget heeft toegekend.

  • 3.

    Het college stemt de hoogte van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in het tweede lid, af op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 4.

    Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid in belangrijke mate samen, dan verstrekt het college slechts een keer het bedrag genoemd in het tweede lid.

  • 5.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van de (uitkomst van) bedragen genoemd in het tweede lid indien de vervoersbehoefte als bedoeld daartoe aanleiding geeft gelet op de zelfredzaamheid en participatie.

  • 6.

    Voor het Collectief (Vraagafhankelijk) Vervoer betalen Wmo geïndiceerde het volgende tarief:

    • a.

      de ritbijdrage, die gekoppeld is een Wmo-pas voor het CVV voor cliënt is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer voor volwassenen. De tarieven van het Wmo regiotaxivervoer bedragen per 1 januari 2015 € 0,14 per kilometer, plus een opstaptarief van € 0,88. De tarieven worden ieder jaar op 1 januari aangepast volgens dezelfde index als de tarieven voor stad- en streekvervoer.

    • b.

      de hiervoor genoemde ritbijdrage geldt voor ritten tot maximaal 25 kilometer. Bij ritten langer dan 25 kilometer geldt boven de 25 kilometer een commercieel tarief, met uitzondering van de zogenaamde puntbestemmingen. Deze puntbestemming betreft de bebouwde kom van Deventer. Per 1 januari 2015 bedraagt het commercieel tarief boven de 25 kilometer € 1,59 per kilometer.

      De tarieven worden ieder jaar op 1 januari aangepast volgens dezelfde index als de tarieven voor stad- en streekvervoer. De onder a. en b. genoemde ritbijdragen worden betaald aan de vervoerder.

  • 7.

    Met een Wmo-reiziger kunnen de volgende type reizigers meereizen:

    • a.

      een begeleider. Op grond van een medische indicatie kan een benodigde begeleider van cliënt gratis meereizen.

    • b.

      OV-medereiziger. De Wmo-reiziger mag binnen de bebouwde kom van Deventer of wanneer er sprake is van een rechtstreekse openbaar vervoer verbinding maximaal 1 medereiziger meenemen. Deze medereiziger betaalt een ritbijdrage van € 0.56 per kilometer en een opstaptarief van € 3,52. Bij ritten langer dan 25 kilometer geldt boven de 25 kilometer een commercieel tarief. Per 1 januari 2015 bedraagt het commerciële tarief boven de 25 kilometer € 1,59 per kilometer. De tarieven worden ieder jaar op 1 januari aangepast volgens dezelfde index als de tarieven voor stad- en streekvervoer.

  • 8.

    Het aanvragen van een Wmo vervoerspas is gratis. Bij verlies of diefstal kunnen klanten een duplicaat aanvragen. De hieraan verbonden kosten worden door de vervoerder aan cliënt in rekening gebracht. 

     

Artikel 12 Rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen.

 

Artikel 13  Instandhoudingskosten

Het bedrag voor een persoonsgebonden budget voor instandhoudingskosten bedraagt maximaal 70% van de bedragen genoemd in de bijlage: “Prijzen en tarieven”, behorende bij de Raamovereenkomst Wmo hulpmiddelen.

 

Hoofdstuk 5 Nadere regels over kostprijs, maximale bijdrage, afschrijving, looptijd en verrekeningmaatwerkvoorzieningen

 

Artikel 14  Regels kostprijs

  • 1.

    De kostprijs van een roerende voorziening is de totale som van de aanschafprijs of huurprijs, inclusief BTW en vergoeding voor (eventuele) instandhoudingskosten.

  • 2.

    Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, (waarde maatwerkvoorziening) met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met de instandhoudingskosten.

  • 3.

    Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met instandhoudingskosten.

     

Artikel 15  Maximale bijdrage in de kosten

De maximale bijdrage in de kosten wordt als volgt bepaald:

  • a.

    verstrekking (ook vervanging) in natura:

    • i.

      huurprijs per periode;

    • ii.

      kostprijs (verstrekt bedrag)/afschrijvingstermijn maatwerkvoorziening;

  • b.

    verstrekking als persoonsgebonden budget: verstrekt bedrag/afschrijvingstermijn maatwerkvoorziening;

  • c.

    verstrekking als persoonsgebonden budget begeleiding: verstrekt bedrag per tijdseenheid.

     

Artikel 16  Looptijd bijdrage

De looptijd van de bijdrage in de kosten wordt als volgt bepaald:

  • a.

    verstrekking (ook vervanging) in natura bij huurprijs: duur van de verstrekking;

  • b.

    verstrekking in natura als kostprijs en als persoonsgebonden budget: afschrijvingstermijn voorziening;

  • c.

    verstrekking als persoonsgebonden budget voor begeleiding en beschermd wonen: duur van de verstrekking.

     

Artikel 17  Economische afschrijvingstermijnen voorzieningen

  • 1.

    Voor de duur van de verstrekking als bedoeld onder artikel 15, lid 1, sub a (kostprijs) en b en artikel 16 sub b wordt de economische afschrijvingstermijn gehanteerd op basis van het Werkafsprakenboek hulpmiddelen gebaseerd op de Raamovereenkomst Wmo hulpmiddelen, voor zover in dit artikel niet wordt afgeweken.

  • 2.

    De economische afschrijvingstermijn van een traplift bedraagt 10 jaar.

  • 3.

    Het college houdt rekening met de algemeen gebruikelijk te achten levensduur van een te vervangen woonvoorziening, dat wil zeggen hoe lang de voorziening normaal gesproken meegaat. Als de woonvoorziening de levensduur heeft bereikt, dan is wat betreft de vervanging van deze voorziening sprake van een algemeen gebruikelijke renovatie. Voor het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget er vervanging van woonvoorzieningen wordt aansluiting gezocht bij de afschrijvingstermijnen die door de vereniging “Overleg Voorzitters Huurcommissie” laatstelijk vastgestelde ‘Beleid Huurverhoging na Woonverbetering’, voor zover in dit Besluit niet anders is bepaald.

     

Artikel 18 Verrekeningpersoonsgebonden budget en restwaarde

Indien de cliënt een met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer adequaat is (ten gevolge van gewijzigde medische omstandigheden), wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget.

 

Artikel 19  Verrekening persoonsgebonden budget en instandhoudingskosten

Bij een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget wordt het persoonsgebonden budget voor instandhoudingskosten voor de nog niet verstreken termijn verrekend met de nieuw toe te kennen bedrag voor instandhoudingskosten.

 

Artikel 20  Herverstrekking maatwerkvoorziening in natura

Een voorziening die in natura is verstrekt, kan zodra deze niet meer gebruikt wordt, door het college worden ingenomen en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

 

Hoofdstuk 6  Bijdrage maatwerkvoorzieningen

 

Artikel 21  Geen eigen bijdrage maatwerkvoorziening

In uitzondering op het onder artikel 17, lid 1 onder b van de verordening is geen eigen bijdrage verschuldigd voor:

  • a.

    collectief (vraagafhankelijk) vervoer;

  • b.

    verhuis- en inrichtingskosten;

  • c.

    gebruik eigen auto en bruikleenauto;

  • d.

    woningaanpassingen in een gemeenschappelijke ruimte(n);

  • e.

    huurderving;

  • f.

    voor instandhoudingskosten voor een voorziening;

  • g.

    voor tijdelijke huisvesting;

  • h.

    rolstoelvoorziening (met uitzonderingrolstoel met aandrijfondersteuning);

  • i.

    dag- en nachtopvang;

  • j.

    vervoer van en naar groepsbegeleiding.

     

Hoofdstuk 7  Waardering mantelzorgers

 

Artikel 22 Waardering mantelzorgers

Nadere invulling vindt nog plaats.

 

Hoofdstuk  Woonvoorzieningen

 

Artikel 23  Realisering woningaanpassing door gecontracteerde leverancier

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt uitgevoerd door een door de gemeente gecontracteerdeleverancier(s).

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het college besluiten dat cliënt een persoonsgebonden budget ontvangt, gebaseerd op de tarieven zoals opgenomen in de overeenkomst met de leverancier als bedoeld in lid 1, voor het zelfstandig uitvoeren van een woningaanpassing.

 

Artikel 24  Offerte

Voor zover in deze Hoofdstukgeen bedragen worden genoemd wordt het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in door het college geaccepteerde offerte.

 

Artikel 25 Bezoekbaar maken van de woning

Het maximumbedrag dat als eenmalig persoonsgebonden budget wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken van een woning voor een Awbz-bewoner bedraagt € 2.500,--.

 

Artikel 26 Realisering woningaanpassing ingeval van persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen dient binnen maximaal 16 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het college kan op verzoek hiervan afwijken.

  • 2.

    Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing geldt dat met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag.

  • 3.

    De cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing.

  • 4.

    Aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5.

    De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

     

Artikel 27 Opstalverzekering

De cliënt aan wie een voorziening is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

 

Artikel 28  Tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Het college verstrekt voor de duur van maximaal zes maanden een persoonsgebonden budget ten behoeve van een voorziening indien:

    • a.

      een aanvrager in verband met aanpassing van zijn huidige of een nog te betrekken woning heeft voorzien in noodzakelijke tijdelijke huisvesting; en,

    • b.

      de kosten voor deze huisvesting noodzakelijk zijn.

  • 2.

    De voorziening betreffende tijdelijke huisvesting kan het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan.

 

Artikel 29  Huurderving

  • 1.

    Het college kan voor de duur van maximaal zes maanden een persoonsgebonden budget ten behoeve van een woonvoorziening aan de eigenaar van een woning verstrekken teneinde deze woning opnieuw ter beschikking te laten komen van een cliënt.

  • 2.

    Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget ten behoeve van een woonvoorziening over de eerste maand van huurderving.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget als bedoeld in het eerste lid is gelijk aan de kale huur van de woning en kan het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag niet te boven gaan. Het college kan op verzoek van de eigenaar van de woning hiervan afwijken.

     

Hoofdstuk 9 Gebruikelijke zorg binnen een huishouden

 

Artikel 30 Gebruikelijke Zorg

1 De beoordeling van gebruikelijke zorg wordt gebaseerd op het Protocol    Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ, april 2005).

2 De beoordeling van gebruikelijke zorg Begeleiding WMO wordt gebaseerd op    de Beleidsregels AWBZ en hoofdstuk 4 van de CIZ Indicatiewijzer.

 

Hoofdstuk 1 Terugvordering

 

Artikel 31  Terugvordering bij meerwaarde woonvoorziening bij verkoop woning

  • 1.

    De meerwaarde van de woning die door het ontvangen van een woonvoorziening dient gedeeltelijk aan de gemeente Deventer te worden terugbetaald.

  • 2.

    Voor het bepalen van het bedrag van meerwaarde wordt uitgegaan van:

    • a.

      het toegekende bedrag voor de woonvoorziening minus de bijdrage in de kosten die voor de woonvoorziening is betaald;

    • b.

      een afschrijving van 10% voor elk vol jaar dat de woonvoorziening was gerealiseerd.

       

Artikel 32  Geen terugvordering

Bij een bedrag tot € 150,-- wordt afgezien van terugvordering.

 

Hoofdstuk 11  Overige en slotbepalingen

 

Artikel 33  Het betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het betrekken van inwoners bij het beleid verloopt via het Wmo-adviesraad en andere cliëntvertegenwoordigers.

 

Artikel 34  Aanwijzing toezichthoudend ambtenaar

  • 1.

    De teammanager zorg en welzijn van de gemeente Deventer is aangewezen als toezichthoudend ambtenaar in de zin van artikel 6.1 van de Wet.

  • 2.

    De aanbieders als bedoeld in de wet zijn gehouden calamiteiten en geweld bij de in lid 1 genoemde ambtenaar te melden.

     

Artikel 35  Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2015”.

  • 2.

    Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Deventer 2010, vastgesteld op16 december 2009, wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van dit Besluit, met dien verstande dat het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010 van kracht blijft op beschikkingen die voor dit tijdstip zijn verstrekt.

 

 

 BIJLAGE: Tarieven Wmo 2015

 

 

 

Bekostigingseenheden

Zorg in Natura tarieven

Persoonsgebonden Budget tarieven formele hulp

Persoonsgebonden budget tarieven informele hulp

Bouwsteen coördinatie

 

 

 

Opstellen integraal uitvoeringsplan

€ 140,-

X

X

Coördineren/monitoren uitvoeringsplan

€ 140,- per 4 weken.

X

X

Bouwsteen wonen

 

 

 

Spoedopvang V&V en GZ (maximaal 8 weken, inclusief hulpverlening)

€140,- per 24 uur

X

X

Deeltijd verblijf / logeeropvang respijtopvang

€ 30,- per 24 uur

max. € 30,- per 24 uur,

€ 22,50 per 24 uur met een maximum van € 30,- per 24 uur, incl. hulpverlening

Maatschappelijke opvang (alleen centrum gemeenten)

n.v.t

n.v.t

n.v.t

Beschermd Wonen GGZ, beschut wonen V&V en GZ, component wonen

 

 

X

Bouwsteen hulpverlening

 

 

 

Opstellen ondersteuningsplan als er 1 maatwerkaanbieder is

€ 0,-

€ 0,-

€ 0,-

Individuele begeleiding licht

€ 30,- per uur

max. € 30,- per uur

max. € 20,- per uur

Individuele begeleiding, medium / midden

€ 45,- per uur

max. € 45,- per uur

max. € 20,- per uur

Individuele begeleiding complex / gespecialiseerd / zwaar

€ 60,- per uur

max. € 60,- per uur

max. € 20,- per uur

Dagbesteding licht

€ 9,- per uur

max. 9,- per uur

X

Dagbesteding medium / midden

€ 11,- per uur

max. € 11,- per uur

X

Dagbesteding complex / gespecialiseerd / zwaar

€ 15,-

max. € 15,- per uur

X

Vervoer

€ 20,- rolstoel en kinderen per dag, € 8,- overige cliënten.

max. kostprijs Regiotaxi of max. kostprijs leerlingenvervoer

€ 0,19 vanaf 6 km en max. 150 km. per hulpverlener per keer.

Persoonlijke verzorging

€ 25,- per uur

max. € 25,- per uur

€ 18,75 per uur, met een maximum van 20,- per uur.

Regie op gestructureerd huishouden (HH2 nieuw)

€ 25,- per uur

max. € 25,- per uur

€ 18,75 per uur, met een maximum van 20,- per uur.

 

 

 

 

Mantelzorgvergoeding

 

 

Maximaal € 20,-- per uur.