Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening Participatiewet Den Haag 2015 |
Citeertitel | Re-integratieverordening Participatiewet Den Haag 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | 2014/06 |
Geen
gelet op artikel 6, 8, 8a 10a, en 31, tweede lid onder j. van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de VERORDENING (EG) Nr. 8000/2008 VAN DE EUROPESE COMMISSIE van 6 augustus 2008, betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag van werkgelegenheidssteun
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-10-2017 | 01-01-2017 | art.1 en art. 2, | 21-09-2017 | RIS297403, 2017 | |
16-11-2016 | 01-07-2016 | 12-10-2017 | Art 2.1 onderdeel b. en 2.2.a | 04-11-2014 | RIS295083, 2016 |
01-01-2015 | 16-11-2016 | Nieuwe regeling | 27-11-2014 Gemeenteblad 206, 2014 | rv 103, 2014 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening vindt uitdrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de in de aanhef vermelde EG-verordening inzake werkgelegenheidssteun.
De aanspraak op voorzieningen is beperkt tot belanghebbenden die hun woonplaats hebben in de gemeente Den Haag. Als een belanghebbende die werkzaam is bij een werkgever verhuist naar een andere gemeente, komen de werkgeversvoorzieningen, uitgezonderd de loonkostensubsidie, ten laste van de andere gemeente.
Artikel 2.1 Soorten voorzieningen
Het college kan ten behoeve van de belanghebbende zoals genoemd in artikel 1.4 de volgende voorzieningen aanbieden:
Als tegemoetkoming in aantoonbare kosten volgend uit re-integratie kan het college aan de belanghebbende een kostenvergoeding verstrekken. Deze tegemoetkoming kan worden verstrekt voor zover hiervoor geen beroep kan worden gedaan op andere vergoedingen en de kosten naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn.
Het college kan ten behoeve van jongeren tot 27 jaar een vergoeding leerwerkstage verstrekken op basis van een leerwerkovereenkomst, waarin minimumvereisten staan die de gemeente aan de leerwerkstage stelt, of een beroepspraktijkovereenkomst in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg, als het een leerling betreft die werkzaam is bij een bedrijf en daarnaast een opleiding volgt.
Het college kan een uitkeringsgerechtigde een participatieplaats aanbieden. De voorwaarden en verplichtingen voor de participatieplaats staan omschreven in artikel 10a van de wet. De maximale duur van de participatieplaats bedraagt twee keer één jaar, met in zeer uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid tot verlenging met maximaal twee keer één jaar. Uitzonderlijke gevallen zullen zich alleen voordoen bij belanghebbenden met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt, zoals genoemd in artikel 1.4 sub d.
Scholing of opleiding tijdens participatieplaats
Voor zover de belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 10a, vijfde lid van de wet niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen zes maanden na aanvang bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.
Ondersteuning leerwerktrajecten in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg
Het college kan op grond van artikel 10f van de wet ondersteuning bieden bij leerwerktrajecten in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg ten behoeve van personen van 16 en 17 jaar van wie de leerplicht of kwalificatieplicht nog niet is geëindigd en personen van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald. De ondersteuning is gericht op extra begeleiding op of naar een leerwerktrajecten in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg om uitval te voorkomen.
Het college stelt vast of een belanghebbende die arbeidsmogelijkheden heeft, niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en daarmee behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub e van de wet.
Bij de vaststelling van de loonwaarde betrekt het college opgaven en inlichtingen van de belanghebbende en de werkgever over de praktijkervaringen van de belanghebbende, bijvoorbeeld tijdens een participatieplaats of proefplaatsing indien deze vooraf zijn gegaan aan de arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever.
Het college stelt aan de hand van het ontwikkelperspectief van de belanghebbende de termijn vast waarbinnen opnieuw een loonwaardemeting moet plaatsvinden. Ongeacht het voorgaande vindt de nieuwe loonwaardemeting uiterlijk 3 jaar plaats na de laatste loonwaardemeting of 5 jaar als er sprake is van een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b van de wet.
Tot de doelgroep beschut werk behoort de belanghebbende van wie het college heeft vastgesteld dat deze een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.
Indien uitzicht bestaat op een dienstbetrekking in het kader van beschut werk, vraagt het college op grond van artikel 10b tweede lid van de wet, bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om een advies of de belanghebbende uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Het college neemt bij de voorselectie in aanmerking of sprake is van beperkingen van lichamelijke, verstandelijke, psychische of andere aard, die naar verwachting leiden tot een arbeidsprestatie met een loonwaarde van 30 tot 60 procent.
Binnen het gemeentelijk dienstverband beschut werk wordt doorstroom naar een dienstbetrekking in het kader van de Banenafspraak of een reguliere dienstbetrekking zo veel mogelijk gestimuleerd. Als na één tot twee jaar van het tijdelijke dienstverband blijkt dat de belanghebbende zich niet kan doorontwikkelen naar regulier werk, kan het dienstverband worden omgezet in een vast dienstverband. Het college kan aan de werkgever een voorziening beschut werk toekennen voor begeleiding en overige kosten.
Het aantal te realiseren beschutte werkplekken dat bij ministeriële regeling is vastgelegd zal door het college, in de periode tot 1 januari 2019 worden aangevuld tot maximaal tweehonderd dienstbetrekkingen in beschutte werkomgeving. De aanvullende beschutte werkplekken zijn beschikbaar voor kandidaten met een indicatie beschut werk.
Artikel 2.2.a Premie proefplaatsing
De premie wordt aan de uitkeringsgerechtigde die jonger is dan 27 jaar slechts verstrekt indien hij binnen zes maanden na de proefplaatsing in dienst treedt bij een werkgever met een dienstbetrekking voor de duur van ten minste zes maanden met een omvang, die leidt tot beëindiging van de bijstandsuitkering.
Indien de bijstandsuitkering wordt beëindigd na afloop van de proefplaatsing, doordat de bijstandsgerechtigde in dienst treedt bij een werkgever, wordt de premie niet verrekend met eventueel ten onrechte verstrekte bijstand, tenzij deze het gevolg is van het verwijtbaar niet nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de Participatiewet.
Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen voor en het ondersteunen bij de arbeidsinschakeling van personen behorende tot de doelgroep van deze verordening, indien de inzet daarvan door het college noodzakelijk wordt geacht. Het college bepaalt welke voorziening of combinatie van voorzieningen wordt aangeboden.
De uitkeringsgerechtigde die door het college wordt ondersteund bij zijn arbeidsinschakeling of een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken. In het geval dat deze verplichting niet of in onvoldoende mate wordt nagekomen, vindt verlaging plaats van de uitkering ingevolge de wet, de Ioaw of de Ioaz, indien daarop aanspraak bestaat. De verlaging vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van de wet en de Verordening maatregelen, fraude en verrekenen bestuurlijke boete inkomensvoorzieningen.
Het college kan besluiten dat en op welke wijze en onder welke voorwaarden deniet-uitkeringsgerechtigde of de Anw-gerechtigde aan wie een voorziening wordt aangeboden, een eigen bijdrage verschuldigd is.
Ingeval de voorziening, zoals bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 is ingetrokken, kunnen de kosten van deze voorziening geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd als de voorziening is verleend op basis van onjuist verstrekte gegevens, verplichtingen niet zijn nagekomen of de voorziening anderszins naar het oordeel van het college onverschuldigd is betaald.