Organisatie | Voorst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Verordening Ondergrondse infrastructuur gemeente Voorst 2015 |
Citeertitel | Algemene Verordening Ondergrondse infrastrctuur 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ondergrondse infrastructuur |
Deze verordening beschrijft de regels ten aanzien van de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen an kabels en leidingen in de openbae ruimte van de gemeente
Verlegregeling Voorst 2015
Schaderegeling Ingravingen gemeente Voorst
Handboek kabels en leidingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | n.v.t. | 16-12-2014 Gemeenteblad, 538 | 2014-41895 |
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
(net)beheerder: de natuurlijke persoon handelende in de uitoefening van een beroep of een bedrijf dan wel de rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen degene die een vergunning voor het aanleggen van een leiding heeft aangevraagd.
Deze verordening is van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie, het verleggen/verplaatsen en het verwijderen van leidingen in openbare gronden welke in eigendom zijn van de gemeente Voorst, gronden van de gemeente Voorst met een openbaar karakter en in of op kunstwerken.
Het college stelt ter uitvoering en uitwerking van deze verordening nadere regels vast omtrent onder meer het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verlegging/verplaatsing en opruimen van leidingen.
Deel I Leidingen voor netwerken niet zijnde openbare elektronische communicatiewerken
Hoofdstuk 2 De vergunning en de meldingsplicht
Het is verboden zonder vergunning of in afwijking van een verleende vergunning leidingen in, op of boven de openbare ruimte en in of op kunstwerken:
Artikel 2.5 Voorschriften en beperkingen
Het college kan aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt.
Artikel 2.6 Weigeren vergunning
Een vergunning zoals bedoeld in artikel 2.1. kan worden geweigerd in het belang van:
Artikel 2.7 Wijzigen of Intrekken vergunning
Het college kan de vergunning wijzigen of intrekken, indien:
na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;
Artikel 2.8 Intrekken vergunning op verzoek netbeheerder
Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na de verklaring nog in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als netbeheerder tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde (rechts)persoon als netbeheerder wordt beschouwd.
Artikel 2.10 Verplichtingen netbeheerder en overdracht leiding
Indien de leiding wordt overgedragen aan een nieuwe netbeheerder gaan de rechten en plichten uit hoofde van deze verordening en de op basis daarvan door het college verleende vergunning(en) over op de nieuwe netbeheerder. De netbeheerder stelt het college onverwijld in kennis van de wijziging in eigendom van de leiding of van het feit dat de leiding definitief buiten gebruik is gesteld.
Hoofdstuk 3 Verplichtingen netbeheerder
Artikel 3.2 Ondergrondse obstakels
Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de netbeheerder maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt. De kosten van de te nemen maatregelen komen in beginsel ten laste van de netbeheerder tenzij de redelijkheid en billijkheid aanleiding geven om hiervan af te wijken.
Hoofdstuk 4 Informatie-uitwisseling, planning en coördinatie
Artikel 4.1 Informatieplicht gemeente
Het college initieert in de fase van planning van een project overleg met de desbetreffende netbeheerder(s) ten einde de gevolgen van dat project voor de ligging en het onderhoud van leidingen te analyseren.
Artikel 4.2 Informatie-uitwisseling
Op initiatief van het college wisselen alle betrokken partijen, voorafgaand aan de start van een werk dat gevolgen heeft voor de ondergrondse infrastructuur, de noodzakelijke informatie met elkaar uit.
Artikel 4.3 Periodiek plannings- en coördinatieoverleg
De gemeente initieert en faciliteert nader overleg tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in de openbare ruimte. Dit overleg vindt periodiek, doch ten minste eenmaal per jaar plaats. De gemeente doet per project een voorstel ten aanzien van het aantal overleggen en de periodiciteit daarvan.
Hoofdstuk 5 Nadeelcompensatie en Schaderegeling Ingravingen Voorst
Het college stelt beleidsregels vast voor een door het college op aanvraag toe te kennen financiële tegemoetkoming (bij wijze van nadeelcompensatie) in het geval dat een netbeheerder als gevolge van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.7, eerste lid onderdeel g, h of i, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en de vergoeding van deze schade niet op een andere wijze is verzekerd.
Artikel 5.2 Schaderegeling Ingravingen Voorst
Indien door de netbeheerder werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de netbeheerder in rekening conform de door het college vast te stellen Schaderegeling Ingravingen Voorst.
Hoofdstuk 6 Verontreiniging, gevaar en hinder
Artikel 6.1 Verplichting tijdens uitvoering werkzaamheden
De netbeheerder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als bedoeld in de nadere door het college te stellen regels te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.
Deel II Leidingen ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken
Hoofdstuk 7 Melding werkzaamheden
Artikel 7.1 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.
Artikel 7.2 Gegevensverstrekking
Artikel 7.3 Ernstige belemmeringen en storingen
Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet kan de aanbieder volstaan met het doen van een melding, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De aanbieder doet hiervan achteraf zo spoedig mogelijk schriftelijk melding aan de burgemeester of aan een door het college aangewezen toezichthouder.
Artikel 7.6 Voorschriften en beperkingen bij instemming
De netbeheerder start de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging, verlegging/verplaatsing of verwijdering binnen één jaar na de datum van verlening van het instemmingsbesluit en voltooit de werkzaamheden zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 6 maanden na aanvang, tenzij in het instemmingsbesluit anders is bepaald.
Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van leidingen, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.
Artikel 7.7 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Het vooroverleg als bedoeld in artikel 7.1., tweede lid, dan wel een door het college geïnitieerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 7.1., eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 7.8 Melding wijzigingen
De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de leiding verandert of dat de leiding niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.
Toelichting op de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2015 (AVOI 2015)
Deze algemene verordening ondergrondse infrastructuur (verder aangeduid als AVOI) is een verordening die regels bevat met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van leidingen. In deze verordening zijn zowel regels gesteld betreffende leidingen voor openbare elektronische netwerken alsmede regels voor de overige leidingen.
De regels voor werkzaamheden betreffende een telecommunicatienetwerk waren voorheen opgenomen in de gemeentelijke Telecommunicatieverordening. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de nieuwe AVOI wordt de bestaande Telecommunicatieverordening, als afzonderlijke verordening, ingetrokken.
Voor de uitvoering van werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van leidingen ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk bepaalt de Telecommunicatiewet (afgekort Tw), dat de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk die het voornemen heeft werkzaamheden uit te voeren, slechts overgaat tot het verrichten van deze werkzaamheden indien het voornemen daartoe schriftelijk is gemeld aan het college en de aanbieder van het college instemming heeft verkregen voor de uitvoering van de werkzaamheden (artikel 5.4, lid 1, Tw). De Telecommunicatiewet bepaalt daarbij (onder andere) eveneens dat het college in het instemmingsbesluit bijzondere voorschriften kan opnemen (artikel 5.4, lid 2 en lid 3, Tw) en dat de gemeenteraad met betrekking tot het verrichten van de werkzaamheden bij verordening regels vaststelt (artikel 5.4, lid 4, Tw).
Voor de werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van de overige leidingen ontbreekt een dergelijke vorm van wetgeving. In de meeste gemeenten, waaronder de gemeente Voorst, wordt de vergunningverlening voor de werkzaamheden verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (Apv). Een aantal gemeenten kent reeds een afzonderlijke leidingenverordening.
In deze verordening is voor elk regime een apart onderdeel met bepalingen opgenomen. Deel 1 (hoofdstukken 2 tot en met 6) is van toepassing op de werkzaamheden in de categorie overige leidingen. Deel 2 (hoofdstuk 7) is van toepassing op werkzaamheden voor wat betreft leidingen die ten dienste staan of komen van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk.
In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. Van belang is op te merken dat in beginsel alle leidingen in de openbare ruimte (waaronder ook rioolbuizen) waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. De term "openbare ruimte" dient in dit verband op eenzelfde wijze geïnterpreteerd te worden als het vergelijkbare begrip "openbare weg" in de Algemene Plaatselijke Verordening Voorst.
Het bereik van de verordening is niet beperkt tot de leidingen die in de grond liggen, maar ziet ook op leidingen en bijbehorende voorzieningen die door of over kunstwerken zijn gelegd. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een barrière (zoals een snelweg of een waterweg) over te kunnen steken. Hierbij valt te denken aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. In artikel 1.2, eerste lid is de reikwijdte van de verordening expliciet aangegeven. Bovengrondse hoogspanningsleidingen zijn uitgezonderd van de definitie van "leiding" en vallen dus niet onder de vergunningplicht van de verordening.
Met het begrip netbeheerder wordt in eerste instantie bedoeld degene in wiens opdracht de leiding wordt aangelegd. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als netbeheerder aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in geval van nieuwe leidingen nog geen leiding aanwezig). Nadat de leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de leiding worden beschouwd als netbeheerder. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. In geval van overdracht van de leiding gelden specifieke regels. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.11.
Hieronder worden mede begrepen mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, bovengrondse brandkranen en kasten.
Artikel 1.1. sub m (openbare gronden)
Hieronder dient te worden verstaan openbare wegen met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, maar ook wateren met daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.
Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering en nadere uitwerking van de verordening nadere regels te stellen. Deze zullen worden opgenomen in het handboek AVOI.
Beoogd is hierin voornamelijk technische voorschriften op te nemen op het gebied van veiligheid van leidingen en de uitvoering van werkzaamheden. Ook zal in het handboek AVOI worden opgenomen welke informatie moet worden aangeleverd bij het indienen van een vergunningaanvraag of aanvraag instemmingsbesluit. Ook is als onderdeel van het handboek AVOI de schaderegeling ingravingen Voorst opgenomen.
Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel bij het regime voor overige leidingen (niet zijnde openbare telecommunicatienetwerken).
Het is verboden om een leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de netbeheerder in het bezit is van een vergunning.
Dit bepaalt dat de vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en de nadere regels, zoals gesteld in het handboek AVOI.
Dit artikel regelt in het eerste lid dat er in beginsel binnen 6 weken moet worden beslist op de vergunningaanvraag. Lukt het niet om binnen deze termijn een besluit te nemen dan geeft het tweede lid de mogelijkheid om de beslistermijn met nog eens zes weken te verlengen. Uiteraard zal er naar worden gestreefd om zo spoedig mogelijk op de aanvragen te beslissen en gelden de genoemde termijnen als maximale beslistermijnen.
Het derde lid van artikel 2.4. houdt in dat op deze vergunningprocedure de lex silencio positivo niet van toepassing is. Dat betekent dat bij het verstrijken van de beslistermijnen de vergunning niet van rechtswege als verleend wordt geacht.
Gelet op de grote publieke belangen die in het geding kunnen zijn, zoals het waarborgen van bereikbaarheid voor politie, brandweer en ambulance en de veiligheid voor het publiek, is het niet verantwoord dat zonder meer met de graafwerkzaamheden mag worden begonnen als de gemeente verzuimd zou hebben binnen de gestelde termijn te beslissen. Dat laat natuurlijk onverlet dat indien de gemeente in gebreke is, daartegen rechtsmiddelen openstaan. Hetzelfde geldt overigens voor de instemming voor de werkzaamheden in verband met aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk (de instemming als bedoeld in artikel 5.4, lid 1, sub b, Tw). Het maatschappelijk risico van het stil verlenen van de instemming wordt onwenselijk geacht, afgezet tegen het maatschappelijk voordeel van een tijdige vergunningverlening (zie de opvatting in de brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, d.d. 9 juni 2009, TK 29515, nr. 293, in het bijzonder de bijlage 2; laatstelijk herbevestigd door de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, TK 32549, nr. 3, pp.29-31).
Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorschriften en beperkingen te verbinden. De verordening en de nadere regels zoals opgenomen in het handboek AVOI vormen daarvoor gezamenlijk het kader. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de voorschriften en beperkingen slechts mogen strekken tot de bescherming van die belangen welke deze AVOI beoogt te beschermen.
Meestal kan door het verbinden van voorschriften en beperkingen aan de vergunning, als bedoeld in artikel 2.4, worden bereikt dat aan hetgeen in deze verordening is gesteld kan worden voldaan en de belangen waartoe deze verordening strekt voldoende worden beschermd. Als te beschermen belangen kunnen hier worden genoemd de openbare orde, de openbare veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast; de bereikbaarheid van gronden en gebouwen en de ondergrondse ordening. Indien ook door het stellen van voorschriften en beperkingen de genoemde belangen niet kunnen worden beschermd dan moet de vergunning worden geweigerd.
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het eerste lid genoemde situaties.
Allereerst kan de vergunning worden ingetrokken indien de netbeheerder niet binnen een jaar is begonnen met het werk en in de situatie waarin de werkzaamheden langer dan een periode van negen maanden stil liggen. Ook in de situatie waarin de betreffende leiding definitief buiten gebruik wordt gesteld, kan de vergunning worden ingetrokken. In gevallen waarin leidingen nog wel worden onderhouden of waarbij sprake is van leidingen die nog in reserve worden gehouden zal er in beginsel geen sprake zijn van het intrekken van een vergunning. De belangrijkste grond betreft het intrekken van de vergunning indien de netbeheerder de voorschriften van de verordening, de nadere regels zoals neergelegd in het handboek AVOI en leidingen of de vergunning(voorschriften) niet naleeft.
Onderdeel g. is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor gezondheid en milieu dreigen als gevolg van het in stand houden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan echter als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen.
Onderdeel h. betreft het geval indien er werken van openbaar belang en algemeen nut ter plaatse van de vergunde leiding moeten worden uitgevoerd, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast. Het betreft hier met name de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden. Gedacht kan worden aan de aanleg van een rotonde of het verplaatsen van een watergang. In de meeste gevallen zal hierbij sprake zijn van een gedeeltelijke verlegging van de bestaande leiding. Hiervoor dient dan een wijzigingsvergunning te worden aangevraagd, waarbij dan een wijziging in de bestaande vergunning voor de betreffende leiding plaatsvindt. Voor leidingen die sinds 1995 zijn gelegd kan er vanuit worden gegaan dat hiervoor een expliciete vergunning is verleend en kan bij een verlegging dus worden volstaan met een wijzigingsvergunning. Voor wijzigingen in leidingen die vóór 1995 zijn gelegd en waarvoor geen expliciete vergunning is verleend zal dan een nieuwe vergunning op grond van deze AVOI worden verleend. De eventuele leges die verbonden zijn aan de vergunning hiervoor kunnen door de netbeheerder worden teruggevraagd met een beroep op de Verlegregeling. Deze regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming voor een aantal kostenposten bij de verlegging van leidingen.
Onderdeel i. is beperkt tot de verkoop aan derden van gronden die gemeentelijk eigendom zijn en behoren tot de openbare ruimte. In die gevallen zal er voor het liggen van leidingen in deze gronden een zakelijk recht moeten worden gevestigd ten behoeve van de netbeheerder. De kosten voor het vestigen van een dergelijk zakelijk recht komen voor rekening van de koper van de betreffende gronden. In het geval de betreffende leiding met het oog op voorgenomen bouwplannen op deze gronden verlegd moet worden zal ook hiervoor een wijzigingsvergunning moeten worden aangevraagd door de netbeheerder.
De hoorplicht in lid 2 vloeit voort uit de eisen die de Algemene wet bestuursrecht stelt aan de zorgvuldige voorbereiding van besluiten.
Lid 3 geeft het college de bevoegdheid om aan het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning de verplichting te koppelen om de betreffende leiding te verleggen/verplaatsen of deze zelfs in zijn geheel te verwijderen. Wordt deze verplichting opgelegd dan geeft dit de netbeheerder vervolgens de mogelijkheid om een beroep te doen op de Verlegregeling, waarin de procedure en voorwaarden voor tegemoetkoming in de schade die netbeheerder door de opgelegde verplichting lijdt, is geregeld. Overigens zal per geval ook altijd worden bezien of verwijdering van leidingdelen wel wenselijk is en ook technisch mogelijk is.
In geval dat de netbeheerder niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan ons college. Deze zal in reactie hierop de vergunning intrekken met daarbij zo nodig de verplichting om de betreffende leiding ook te verwijderen. Met het intrekken van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan.
Om te voorkomen dat een netbeheerder door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat hij nog steeds wordt beschouwd als netbeheerder in de zin van deze verordening. De verwijderingplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt haast vanzelfsprekend de nieuwe eigenaar als leidingexploitant beschouwd. Zie voor deze situatie ook artikel 2.10.
In dit artikel is opgenomen dat voor werkzaamheden met een sleuflengte van maximaal 25 meter in de openbare ruimte of een lasgat met een oppervlakte van maximaal 16 vierkante meter, een vereenvoudigde meldingsprocedure geldt. Aangezien bij de meeste huisaansluitingen sprake is van sleuflengten van minder dan 25 meter zullen de werkzaamheden betreffende huisaansluitingen voor het grootste deel onder de meldingsprocedure van artikel 2.9 kunnen vallen.
Twee werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van een speciaal formulier, melding gemaakt te worden van het voornemen daartoe, waarna een marginale toetsing plaatsvindt en de netbeheerder wordt medegedeeld dat geen vergunning is vereist. Aan deze mededeling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. In geval van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten geldt de meldtermijn van twee werkdagen niet. Deze dienen wel binnen twee werkdagen na aanvang van de werkzaamheden gemeld te zijn, waarna alsnog een mededeling van het college zal volgen dat geen vergunning is vereist, dan wel dat er achteraf nog moet worden voldaan aan voorschriften en beperkingen. Op grond van het tweede lid geldt de meldingsprocedure niet voor ondergrondse hoogspanningsleidingen. Vanwege de veiligheidsaspecten is het wenselijk dergelijke werkzaamheden altijd aan een vergunningplicht te onderwerpen.
Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijvoorbeeld verkoop) van een leiding de vergunning die op die leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe netbeheerder. De vergunning is zaaksgebonden en "volgt" het object. Uiteraard dient de nieuwe netbeheerder zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften. Indien wijziging van netbeheerder plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) wordt ervan uitgegaan dat in eerste instantie de bestaande netbeheerder hiervan melding maken aan de gemeente. Zolang het netbeheer nog niet formeel aan de nieuwe netbeheerder is overgedragen blijkt de wet WION nog steeds op de "oude" netbeheerder van toepassing.
Nadat de vergunning is verleend kunnen de feitelijke werkzaamheden een aanvang nemen. Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om te eisen dat bouwtechnische tekeningen en andere documenten worden overgelegd. Waar mogelijk wordt in de nadere regels in het handboek AVOI opgenomen welke documenten in ieder geval dienen te worden overgelegd. Uit oogpunt van veiligheid is de aanleg van een leiding een essentieel element; het toezicht van gemeentewege op de aanleg van de leidingen is dan ook van groot belang.
Om dat toezicht goed te kunnen uitoefenen is het nodig dat de gemeente op de hoogte is van alle geplande werkzaamheden die zich na de verlening van de vergunning zullen plaatsvinden.
Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een leiding. De term "bodemverontreiniging" is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan de gemeente moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming, die is opgesteld vanuit milieubeschermingsoptiek. Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime. In geval een dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen zodanig dat aanleg van een leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de netbeheerder opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen in beginsel ten laste van de netbeheerder zelf. In situaties waarbij het niet redelijk is om alle kosten bij de netbeheerder te leggen kan worden afgeweken van dit uitgangspunt.
Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelingskader.
Dit artikel stelt het college in staat om te allen tijde zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn zogeheten "as built" – en/of revisietekeningen op te vragen. Normaliter zullen deze tekeningen zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden opgevraagd worden, maar dit artikel biedt tevens de mogelijkheid om in een later stadium de stand van zaken te verifiëren.
Een belangrijk element van deze verordening is de onderhoudsplicht. De netbeheerder is primair verantwoordelijk voor een goede staat van de leiding. In het handboek AVOI zijn de beoordelingscriteria voor goed onderhoud uitgewerkt.
Hoofdstuk 4 Informatie-uitwisseling
Deze artikelen benadrukken de regisserende rol die de gemeente kan hebben bij projecten. De gemeente zal als beheerder van de openbare ruimte de belangen van diverse gebruikers van die openbare ruimte trachten te behartigen en voor zover mogelijk ook proberen samen te brengen.
Het college neemt in de fase van planning van een project het initiatief om met de desbetreffende netbeheerder(s) te overleggen over de mogelijke gevolgen van dat project voor de ligging en onderhoud van leidingen.
Het college neemt het initiatief om alle betrokken partijen voorafgaand aan de start van een werk met gevolgen voor de ondergrondse infrastructuur bij elkaar te roepen zodat ze met elkaar informatie hierover kunnen uitwisselen.
De gemeente zal periodiek maar ten minste eenmaal per jaar een overleg bij elkaar roepen tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in de openbare ruimte.
Het college kan besluiten in de openbare ruimte werken te verrichten die van invloed kunnen zijn op de reeds aanwezige leidingen en kan op grond van artikel 2.7., onderdeel h. besluiten een bestaande vergunning te wijzigen of in te trekken zodat een leiding verlegd of aangepast moet worden. Artikel 2.7. onderdeel g. (het van kracht blijven van de vergunning heeft onaanvaardbare gevolgen voor mens en natuur en milieu) geeft ook de mogelijkheid tot intrekking of wijziging vergunning waardoor ook hier een recht op nadeelcompensatie kan ontstaan doordat er leidingen moet worden verlegd dan wel geheel verwijderd. Voor zover de netbeheerder daarbij schade lijdt die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort, zal het college hem een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie). De criteria en procedure die wordt gevolgd bij het vaststellen van deze vergoeding zullen worden neergelegd in de zogeheten Verlegregeling Voorst 2015 die door het college als beleidsregel is dan wel wordt vastgesteld.
De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde (graaf) werkzaamheden worden bij de netbeheerder in rekening gebracht. Zie hiervoor in het bijzonder de Schaderegeling Ingravingen Voorst.
Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de netbeheerder in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de leiding die het gevaar, de hinder of de verontreiniging veroorzaakt, maar ook – indien noodzakelijk – ten aanzien van de naburige leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de netbeheerder.
Artikel 7.1 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
De algemene melding voor de uitvoering van werkzaamheden dient acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden te geschieden.
In het tweede lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen om voor de melding overleg te voeren. In dit overleg kan onder meer aan de orde komen het mogelijk medegebruik van voorzieningen en het splitsen van de werkzaamheden bij omvangrijke projecten. Op deze wijze wordt bevorderd dat de termijn van acht weken ook werkelijk kan worden gehaald.
Het vierde lid geeft de mogelijkheid van een eenvoudige melding van twee dagen voor de aanvang van de werkzaamheden aan de hand van een nader vast te stellen formulier
Artikel 7.2 Gegevensverstrekking
Dit artikel is een invulling van artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet.
Aanvullend kan, ter explicitering, als onderdeel worden opgenomen dat de aanbieder de begin- en einddatum van de graafwerkzaamheden opgeeft.
Artikel 7.3 Ernstige belemmeringen en storingen
Door middel van dit artikel wordt aan artikel 5.4, lid 4, sub f en artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. In dit geval kan worden volstaan met een melding aan de burgemeester of een door hem of haar aan te wijzen of aangewezen ambtenaar. Ernstige belemmeringen of storingen in de communicatie zijn niet nader omschreven, wel wordt in de toelichting op de wet als voorbeeld gegeven de situatie van een kabelbreuk. Het gemeentebestuur zal moeten beoordelen of een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting voldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt.
Het college dient uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de melding het instemmingsbesluit te nemen. Verwacht mag worden dat in de meeste gevallen binnen zes weken een instemmingsbesluit kan worden genomen. Indien een beslissing binnen deze termijn niet mogelijk is, zal het college een redelijke termijn noemen waarbinnen het instemmingsbesluit wel tegemoet kan worden gezien.
Artikel 7.6 Voorschriften en beperkingen bij instemming
De wetgever heeft in de Telecommunicatiewet de voorschriften op genomen, die het college in het instemmingsbesluit kan opnemen. Het gaat om artikel 5.4 leden 2 en 3 van de Telecommunicatiewet welke als volgt luiden:
Deze bepalingen dient het college in acht te nemen bij het geven van voorschriften bij het instemmingbesluit. Hierbij moet worden bedacht dat het instemmingsbesluit een beschikking is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer de aanbieder het niet eens is met de gegeven voorschriften bij het instemmingsbesluit kan deze hiertegen een bezwaarschrift indienen bij het college van B&W en vervolgens in beroep gaan bij de rechtbank Rotterdam en in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Artikel 17.1 Telecommunicatiewet.)
Door middel van het tweede lid van dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 5.4, tweede en derde lid van de wet.
Het college kan de werkingsduur van het instemmingsbesluit beperken om te voorkomen dat een aanbieder nog gebruik maakt van een dergelijk besluit geruime tijd na afgifte. Immers, het intussen gewijzigde gebruik van de openbare gronden kan het aanleggen van een telecomkabel onwenselijk maken.
Het tweede lid geeft als aanvulling dat het college naast voorschriften over tijdstip, plaats en dergelijke met betrekking tot de uitvoering ook voorschriften kan stellen over de uitstraling, vormgeving, kleur, situering en afmetingen van voorzieningen als kasten handholes en dergelijke behorende bij het netwerk.
Het derde lid heeft betrekking op werkzaamheden in openbare gronden die plaatsvinden binnen een periode van 5 jaar nadat er groot onderhoud aan of een herinrichting van deze gronden heeft plaatsgevonden. Uiteraard zal worden getracht om te voorkomen dat er binnen een periode van 5 jaar na herinrichting of onderhoud (verleggings)werkzaamheden in de openbare gronden moeten plaatsvinden. In dat kader zullen gemeente en netbeheerder moeten bezien of een alternatief tracé mogelijk is, zodat daarmee de kosten voor de netbeheerder beperkt of zelfs voorkomen kunnen worden. De gemeente kan in deze situaties eisen dat het herstel over de gehele straat- of trottoirbreedte zal moeten plaatsvinden. De kosten voor het herstel, beheer, onderhoud en degeneratie zullen dan, conform de Schaderegeling Ingravingen Voorst in rekening worden gebracht bij de netbeheerder.
Artikel 7.7 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Zoals aangeven kunnen de voorschriften bij het instemmingsbesluit het medegebruik van voorzieningen bevorderen. Het medegebruik beperkt het graven in de openbare gronden en strekt daarmee tot voordeel van de gemeente. Het medegebruik kan aan de orde komen in het vooroverleg over het af te geven instemmingsbesluit.
In lid 3 is de verplichting voor de aanbieder opgenomen van vooraangelegde voorzieningen gebruik te maken, indien daartoe een redelijk aanbod wordt gedaan. De vraag wat een redelijk aanbod is kan worden beantwoord als volgt: de aanwezige voorziening is zowel in kwaliteit als in kosten een volwaardig alternatief voor het eigen graafrecht van de aanbieder.
Het vierde lid behandelt de situatie indien de gemeentelijke leidingprofielen geen ruimte bieden voor de aanleg van leidingen.
Artikel 7.8 Melding wijziging voorzieningen
Artikel 5.2, lid 8 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat aan de gedoogplicht een einde komt als gedurende tien jaar een leiding geen onderdeel uitmaakt van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Om die reden is het van belang dat de gedoogplichtige gemeente in kennis wordt gesteld van het in- of uit gebruik stellen van leidingen ten einde bij overschrijding van die termijn over te kunnen gaan tot het verzoeken van verwijdering van de leiding.
Op grond van artikel 5 lid 2b van de Wet (WION) verstrekt het Kadaster op verzoek aan bestuursorganen gebiedsinformatie voor zover deze noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. Op deze wijze voorziet deze wet in de informatiebehoefte van de gemeente over de in het openbaar gebied liggende telecomleidingen. De WION registreert echter niet of de leidingen al dan niet in gebruik zijn. Vandaar de aanvullende verplichting voor de aanbieder van een telecommunicatienetwerk om elke wijziging in eigendom van het netwerk zelf aan de gemeente te melden.
Beoogd wordt een aantal gemeentelijke ambtenaren aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening, waaronder dus ook de verleende vergunningen en instemmingsbesluiten
Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen – al dan niet privaatrechtelijk dan wel door middel van een vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening Voorst (Apv) – een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige leidingeigenaren hoge kosten moeten maken is er voor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een instemming of vergunning in de zin van deze verordening. Overigens geldt voor leidingen die zonder toestemming of vergunning in de openbare ruimte liggen hoe dan ook dat een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van deze verordening te kunnen verkrijgen.
Er is voor gekozen om de nieuwe verordening ook van toepassing te laten zijn op de meldingen zoals bedoeld in artikel 7.1. die zijn ingediend voor het moment van inwerkingtreding van deze nieuwe verordening en waarop nog geen instemmingsbesluit is gevolgd
Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterst handhavingmiddel.
Artikel 9.3 Citeertitel en inwerkingtreding
Deze verordening, die kan worden aangehaald als "Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2015", treedt in werking op 1 januari 2015.
De formele bekendmaking vindt plaats via het Gemeenteblad op de website.Infomatief wordt deze verordening ook op de gemeentelijke informatiepagina in het Voorster Nieuws gepubliceerd.