Organisatie | Aalburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2015-2018 |
Citeertitel | Beleidsplan maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2015-2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 28-10-2014 Het Kontakt, 17 december 2014 | Geen |
De gemeente krijgt meer verantwoordelijkheid voor het organiseren van passende ondersteuning aan huis voor mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. De nieuwe wet die dit voorschrijft is de Wmo 2015, die op 1 januari 2015 in werking treedt. Het doel van die wet is om het mogelijk te maken voor mensen om langer thuis te kunnen blijven wonen en te participeren. Om dit te realiseren krijgen de gemeenten er taken bij op het gebied van zorg en ondersteuning. De Dongemondgemeenten bereiden zich al vanaf 2012 samen met cliënten, zorg- en welzijnsaanbieders, mantelzorgers, vrijwilligers en Wmo-raden voor op deze transitie en op de vernieuwingen die daarmee gepaard gaan. In de afgelopen 2 jaar zijn er al besluiten genomen die richting geven aan het proces dat vanaf 2015 van start gaat. Met dit beleidsplan bouwen we voort op de eerder vastgestelde notities “Samen vormgeven aan begeleiding in de Dongemondgemeenten, uitgangspunten en doelstellingen Transitie AWBZ-Wmo” en “Invulling van uitgangspunten Transitie AWBZ-Wmo in de Dongemondgemeenten.
De richting die we in 2012 gekozen hebben en die verwoord is in het beleidsplan “maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalburg 2012-2016 ‘Klein in het groot, groot in het klein’” laten we niet los. We weten nu over welke transities en wijzigingen het gaat en ook dat we minder geld krijgen om deze transities uit te voeren. In 2012 beschreven we de uitdaging voor de gemeente om van deze regelingen een op elkaar aansluitend geheel te maken, waarbij de regelingen in onderling verband worden gebracht, zodat zoveel mogelijk, zo niet bijna alle inwoners van de gemeente, kunnen participeren in de samenleving. Om dit beleid voort te zetten met minder geld zullen we een groot beroep doen op onze inwoners en zullen we de ondersteuning aan onze inwoners anders vorm gaan geven. Deze beleidsnota beschrijft wat de gemeente gaat doen om de visie en uitgangspunten op het gebied van de Wmo te realiseren.
De huidige Wmo kent 9 prestatievelden. Deze komen te vervallen en maken plaats voor 3 doelen die in de Wmo 2015 opgenomen zijn in de nieuwe definitie van “maatschappelijke ondersteuning”. De gemeente draagt dan zorg voor:
Prestatieveld 2, ondersteuning van jeugdigen en hun ouders, uit de huidige Wmo, wordt onder de Jeugdwet gebracht.
Op basis van deze wet worden nagenoeg alle taken op het gebied van maatschappelijke ondersteuning de verantwoordelijkheid van de gemeente. Ook voor nieuwe doelgroepen zoals inwoners met een verstandelijke beperking, inwoners met een psychische of psychiatrische beperking, zintuiglijk gehandicapten en inwoners met niet aangeboren hersenletsel wordt de gemeente verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning. Als gevolg van de extramuralisering wordt de gemeente tevens verantwoordelijk voor de ondersteuning en begeleiding van een grote groep ouderen die langer zelfstandig blijven wonen.
Deze nota heeft raakvlakken met vele andere beleidsterreinen waar de gemeente verantwoordelijk voor is. Bijvoorbeeld de volksgezondheid en wonen. De beleidsterreinen zijn (niet limitatief) in bijlage 5 opgenomen.
Dit beleidsplan gaat over alle onderwerpen die in de nieuwe Wmo2015 aanbod komen en die door de gemeente geregeld moeten worden. De Wmo 2015 geeft de gemeente de opdracht om een plan op te stellen waarin een aantal omschreven beleidsvoornemens aan de orde komen. Deze vindt u terug in dit plan.
Na deze inleiding vindt u in hoofdstuk 1 de visie, onze missie en ambitie. De aansluiting op het beleidsplan 2012-2016 en daaraan voorafgaande plan wordt hierin beschreven, omdat deze uitgangspunten nog steeds richting geven aan het denken en handelen in de Wmo 2015. Tevens komt de samenwerking met de Dongemondgemeenten aan de orde en de voor de Wmo 2015 nieuwe en noodzakelijke samenwerking met de zorgverzekeraars.
In hoofdstuk 2 gaan we in op de nieuwe Wmo, de Wmo 2015. Wat staat er in die wet en waar wordt de gemeente verantwoordelijk voor. Tevens wordt aangegeven wat de regeling is voor cliënten die op dit moment al zorg hebben vanuit de AWBZ.
Hoofdstuk 3 beschrijft uitgebreid hoe we in Aalburg werken met een integraal team op het hele sociale domein en vanuit dit team de vragen van de burgers behandelen en samen met de burgers komen tot een oplossing. Ook de positie van de wijkverpleegkundige komt hierin aan bod.
Hoofdstuk 4 gaat over de algemene voorzieningen. In de wet Wmo 2015 staat dat de gemeente algemene voorzieningen moet bieden aan ingezetenen die maatschappelijke ondersteuning behoeven. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat algemene voorzieningen zijn en wat Aalburg al heeft gerealiseerd en waar aan gewerkt wordt.
In hoofdstuk 5 worden de maatwerkvoorzieningen beschreven die nieuw zijn in de Wmo 2015. Deze worden in hoofdstukken opgesomd met een omschrijving van de voorziening en hoe wij er mee om gaan. Speciale aandacht voor het laatste punt, de tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, waar nog een besluit over genomen moet worden.
Hoofdstuk 6 is gericht op de cliëntondersteuning. De Wmo 2015 heeft hier extra aandacht voor. Het gaat daarbij om de ondersteuning bij het doen van een aanvraag als ook de ondersteuning aan mantelzorgers.
De laatste hoofdstukken, 7 en 8 geven enig inzicht in de financiële uitgangspunten en de manier waarop we na 1 januari 2015 het beheer vorm zullen gaan geven.
In het beleidsplan 2012-2016 hebben we onze missie als volgt verwoord:
Iedereen kan meedoen, indien nodig met ondersteuning vanuit het Aalburgloket.
Al jaren probeert de gemeente alle inwoners, met en zonder beperking, jong en oud bij de lokale samenleving te betrekken. Keuzevrijheid wordt aan de inwoners geboden en er wordt rekening gehouden met de individuele draagkracht. Met de komst van de nieuwe Wmo krijgt de gemeente meer verantwoordelijkheden om te zorgen voor passende ondersteuning aan huis voor mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. Het beleid blijft gericht op de versterking van de zelfredzaamheid en de eigen kracht van inwoners waarbij nu nog meer dan voorheen ook de mogelijkheden van de mensen uit het sociale netwerk en vrijwilligers worden betrokken. Hulp op maat wordt geboden als dat noodzakelijk is. Samen met de inwoners blijven we werken aan sociale samenhang en het vergroten van de leefbaarheid in de diverse kernen. Burgerinitiatieven en burgerinspanning worden gestimuleerd, gewaardeerd en ondersteund. Deze missie, een logisch vervolg op de al eerder ingeslagen weg, zal leidend zijn de komende jaren.
Mensen die beperkingen ondervinden bij zelfredzaamheid en participatie worden ondersteund.
Professionals krijgen ruimte en verantwoordelijkheid om in samenwerking met elkaar en met de burger de ondersteuning te realiseren.
Uitgangspunt is dat in Aalburg de burgers zelf verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop zij participeren in de samenleving. Indien dat maatschappelijk, sociaal of financieel niet kan, wordt van de burgers verwacht dat zij zelf voorzien in ondersteuning vanuit hun omgeving. Burgers kunnen daarbij tevens een beroep doen op algemene voorzieningen. Omdat niet iedere inwoner in staat is om zonder hulp zelf zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen en daar invulling aan te geven zorgt de gemeente er voor dat de burgers waar nodig ondersteuning ontvangen, tijdelijk als dat kan, langdurig als het moet. Wanneer in 2015 de AWBZ-aanspraak extramurale begeleiding verdwijnt zal de gemeente ook deze burgers met een behoefte aan begeleiding gaan ondersteunen. Bij deze doelgroep is er sprake van ernstige en veelal chronische lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperkingen, chronische ziekten, ernstige en langdurige psychiatrische aandoeningen en/of psychosociale problematiek. Er is daardoor vaak sprake van langdurige ondersteuning. De betrokkenen hebben door hun beperkingen regelmatig op meerdere levensgebieden vragen en kunnen zelf - zonder adequate ondersteuning - onvoldoende de regie voeren over hun leven. ‘De betrokkenen’ zijn daarbij niet alleen de mensen met de beperking zelf, maar ook hun gezinsleden en/of mantelzorgers. Om alle burgers die dat nodig hebben (en die dat niet anders kunnen organiseren) te kunnen ondersteunen zal er meer ingezet gaan worden op preventie en collectieve oplossingen. Het bieden van zorg en ondersteuning kan alleen als burgers, aanbieders, maatschappelijke organisaties, bedrijven en gemeenten anders omgaan met kracht en mogelijkheden van (kwetsbare) burgers, hun sociaal netwerk, de inzet van vrijwilligers en van professionals. Dit vraagt ‘een kanteling in denken en doen’ van alle betrokkenen.
Bij ‘een kanteling in denken en doen’ bedoelen we het werken vanuit de volgende uitgangspunten:
Bij de kanteling gaat het om het vinden van oplossingen in de basis van de piramide, waar mensen voor zichzelf en voor elkaar zorgen. Zie figuur op volgende bladzijde.
We kijken naar de mogelijkheden om de eigen kracht meer aan te spreken. Vervolgens wat het sociaal netwerk kan doen en van welke algemene voorzieningen iemand gebruik kan maken. Als het dan nog nodig is worden collectieve of individuele voorzieningen (maatwerk) ingezet. De ondersteuningsbehoefte van mensen kan fluctueren in de tijd. Dat betekent: inzetten op het vergroten van eigen kracht en inzet van het sociaal netwerk ( in de basis van de piramide) als dat kan, maar zorgen dat individuele voorzieningen als ‘vangnet’ beschikbaar blijven voor de momenten dat het moet. En we werken bij voorkeur preventief, dat wil zeggen zo vroeg mogelijk op zoek naar oplossingen.
Artikel 1.3. Onze ambitie en ons doel
De transitie van taken van de AWBZ naar de Wmo geeft veel kansen om de zorg anders te gaan organiseren met en rondom de hulpvrager. Hiervoor gaan we uit van één hulpverlener of één regisseur, die zorgt voor de samenhang in de zorg aan een huishouden: één gezin, één plan, één regisseur. Op deze manier kunnen we personen en gezinnen beter helpen met minder geld. De transitie kan niet los worden gezien van de andere decentralisaties en veranderingen: de transitie van de jeugdzorg, de arbeidsparticipatie en de ontwikkeling van Passend Onderwijs. Ook is er de samenhang met de hervorming van de langdurige zorg. Het gaat dus om een transformatie van het brede sociale domein die we aangrijpen om ons doel, beter helpen met minder geld, te realiseren. In Aalburg willen we mensen die ondersteuning vragen niet alleen benaderen vanuit hun ondersteuningsbehoefte(n). We kijken naar de hele mens in de context van zijn omgeving met eigen mogelijkheden en talenten als ook hun eigen beperkingen. We streven er naar om samen met hulpvragende burgers de oplossing in kaart te brengen en de hulpvrager laten realiseren dat hij zelf, binnen kaders, tot een eigen voorstel kan komen. De uitkomst krijgt dan ook meer draagvlak. Deze benadering geeft een breed beeld: wat mensen wel zelf kunnen of kunnen leren, hoe zij daarmee hun bijdrage aan de samenleving kunnen leveren en waar en hoe zij het beste ondersteund kunnen worden. De ondersteuning die een huishouden nodig heeft, kan deels of volledig gerealiseerd worden met inzet van eigen kracht en netwerk, informele zorg en collectieve voorzieningen. Daar waar dat mogelijk en wenselijk is bundelen we dan ook in de uitvoering, omdat met een integrale gezinsaanpak synergievoordelen te behalen zijn. We gaan in Aalburg werken met een integraal team op het hele sociale domein om de integrale gezinsaanpak zo effectief en efficiënt mogelijk te laten zijn. We noemen dit de Aalburgse formule. De generalisten, vanuit het Aalburgloket, vormen de spil in de Wmo, de jeugdzorg en de arbeidsparticipatie.
De gemeente Aalburg werkt vanaf voorjaar 2012 samen met de gemeenten Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam en Woudrichem (de Dongemondgemeenten) aan de voorbereiding van de transitie AWBZ-Wmo. In 2012 verkenden cliënten, zorg- en welzijnsaanbieders, mantelzorgers, vrijwilligers, Wmo-raden en de zes Dongemondgemeenten met elkaar hoe de extramurale begeleiding die vanuit de AWBZ naar de gemeenten komt zinvol en efficiënt georganiseerd kan worden. Kennismaken, ervaringen uitwisselen, kaders schetsen, dat was het doel. In 2013 is gewerkt aan de verdere invulling van de uitgangspunten en doelstellingen voor de transitie AWBZ-Wmo, de organisatie van de toegang en de inkoop. De Dongemondgemeenten hebben nadrukkelijk gekozen voor co-creatie bij het formuleren van uitgangspunten en doelstellingen t.a.v. de transitie AWBZ-Wmo. Een overzicht van de daarvoor georganiseerde bijeenkomsten en de uitgenodigde organisaties zijn opgenomen in de bijlagen 6a en 6b. Vanaf 2014 zijn werkgroepen ingesteld die werken of gewerkt hebben aan de concrete uitwerking van de onderwerpen die belangrijk zijn bij de transitie: de inkoop, de toegang, het beheer, de uitvoering en de communicatie. Een aantal onderwerpen heeft een lokale invulling en een aantal zal regionaal nog verder worden uitgewerkt. Bij de laatste groep horen met name de inkoop van de begeleiding en het beheer. Door het gebruik van iWmo bij het beheer worden de administratieve lasten voor organisaties beperkt.
Artikel 1.5. Samenwerking met zorgverzekeraars
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van inwoners die zelfstandig thuis wonen. De zorgverzekeraars worden verantwoordelijk voor de verpleging en verzorging van mensen die zelfstandig thuis wonen
Het is essentieel dat de samenwerking tussen de gemeente en de zorgverzekeraars (CZ en VGZ) wordt geïntensiveerd. We hebben een gezamenlijk belang, namelijk om tot een betere kwaliteit van dienstverlening te komen. Afstemming van het sociaal en medisch domein, het beheersen van de kosten en het delen van informatie over de zorg- en ondersteuningsvragen van onze inwoners, zijn onze belangrijkste gezamenlijke belangen.
Vooralsnog vindt afstemming met de zorgverzekeraars alleen nog op regionaal niveau plaats. In 2015 gaan wij de samenwerking met de zorgverzekeraars intensiveren om tot goede afspraken te komen op bovengenoemde drie onderdelen. Op de eerste plaats om te komen tot concrete afspraken inzake de verbinding tussen het sociaal en medisch domein over de inzet van de wijkzuster/-wijkverpleegkundige bij ons team op het Aalburgloket.
Artikel 2.1. Waar wordt de gemeente verantwoordelijk voor?
Op 1 januari 2015 wordt de Wet maatschappelijke ondersteuning vervangen door een nieuwe wet: de Wmo 2015.
De gemeente draagt dan zorg voor:
De gemeenten worden hiermee verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat tot participatie. Het gaat niet meer om het compenseren van een beperking om zelfredzaam te zijn of mee te kunnen doen, maar de verplichting om inwoners te ondersteunen. Om hieraan te kunnen voldoen worden de verantwoordelijkheden van de gemeente uitgebreid met een deel van de huidige AWBZ-taken. Het gaat om het decentraliseren van verantwoordelijkheden, waarbij de gemeente een andere invulling aan de ondersteuning zal gaan geven. Daarnaast wordt een deel van de huidige AWBZ-taken vervangen door de Wet langdurige zorg (Wlz) voor mensen die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig hebben en door de Zorgverzekeringswet (Zvw), die wordt uitgebreid met verpleging en persoonlijke verzorging.
In de AWBZ en de huidige Wmo gaat het om de volgende veranderingen:
Persoonlijk verzorging: een klein deel (5%) van de functie ‘persoonlijke verzorging’ gaat naar de gemeente. het gaat hierbij om twee vormen van persoonlijke verzorging (PV):
Niet-lijfgebonden PV van cliënten (over het algemeen mensen met een zintuigelijke, een psychische of een verstandelijke beperking) die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en naar de wc gaan, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een regieprobleem hebben. Deze PV maakt gewoonlijk onderdeel uit van de (functie) Begeleiding.
In de Wmo 2015 wordt een groot appel gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en kracht van burgers voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven. Tevens wordt van burgers verwacht dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan. Hiervoor is een kanteling van denken en doen, zoals beschreven in onze visie, noodzakelijk. Wij realiseren ons dat niet iedereen beschikt over voldoende eigen kracht of sociale netwerken om die zelfredzaamheid te realiseren. Voor die burgers is er ondersteuning, zodat ook zij kunnen participeren in onze samenleving.
Om de eigen kracht te versterken zullen we, wanneer nodig en zinvol, gebruik maken van sociale netwerkstrategieën. Uitgangspunt hierbij is dat professionals de burgers ondersteunen bij het nemen van hun eigen beslissingen en het maken van een plan samen met voor hen belangrijke mensen uit hun familie of sociaal netwerk. Naast het versterken van de eigen kracht van het individu willen we de eigen kracht van de samenleving versterken. Hierbij zijn de contacten met de dorpsraden, de vrijwilligersorganisaties, de kerken, de (sport)verenigingen erg belangrijk. Ook het stimuleren van nieuwe initiatieven voor activiteiten hoort hierbij. Waar mogelijk zal de gemeente nieuwe initiatieven van burgers ondersteunen. In Aalburg hebben we sinds begin 2013 het project “Samen doen”. De doelstelling is om als overheid en samenleving de leefbaarheid van de Aalburgse dorpen te verhogen door als overheid, ondernemers, onderwijs en ondernemende burgers samen te werken en verantwoordelijkheid te dragen voor de gemeenschap. Dat kan onder andere door taken van het publieke domein uit te zetten naar de samenleving. Het contact tussen burgers en overheid willen we daarvoor op een andere manier vormgeven. We gaan meer naar buiten om contact te leggen met burgers en bedrijven. In het kader van dit project hebben inmiddels al veel activiteiten plaatsgevonden. We blijven de beweging “samen doen” krachtig ondersteunen. De dorpsraden spelen ook hierbij een belangrijke rol.
Artikel 2.3. Overgangsregeling huidige AWBZ-cliënten
De Wmo 2015 beschrijft een overgangsperiode en overgangsrecht voor cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ zorg tot uiterlijk 31 december 2015. Voor het beschermd wonen geldt een overgangstermijn van 5 jaar. De gemeente zal deze cliënten informeren over het overgangsrecht. De gemeente kiest er voor om eind 2014 of in de loop van 2015 in gesprek te gaan met de cliënt en/of zijn vertegenwoordigers om te komen tot een nieuw arrangement van zorg gebaseerd op de uitgangspunten van de Wmo 2015. We gaan dit zorgvuldig doen en alleen als de betrokken cliënt zich daar in kan vinden gaan we over tot het inzetten van een nieuw arrangement voor eind 2015 of voor afloop van de indicatie.
Hoofdstuk 3 Toegang tot zorg (schema in bijlage 2)
Iedere burger met een vraag om ondersteuning kan zich melden bij het Aalburgloket. De melding kan persoonlijk, telefonisch, schriftelijk of digitaal worden gedaan door de hulpvrager zelf of zijn wettelijke vertegenwoordigers. Ook andere personen of organisaties kunnen een melding doen. Om de privacy van de burger te waarborgen zal altijd eerst zijn/haar toestemming gevraagd worden voor de melding besproken of behandeld wordt. Wanneer de hulpvrager geen toestemming geeft stopt het traject tenzij de veiligheid van de inwoner of zijn omgeving in het geding is. Vanuit het Aalburgloket worden dan bevoegde hulpverleners ingeschakeld.
In Aalburg gaan we werken met een integraal team op het hele sociale domein (Wmo, jeugd, participatie) om de integrale gezinsaanpak zo effectief en efficiënt mogelijk te laten zijn. In het team werken generalisten, die overeenkomstige (generieke) competenties hebben (houding, bejegening, basiskennis) en daarnaast vakspecifieke competenties. Door als team de krachten te bundelen versterken teamleden elkaar in ondersteuning en kennis. De generalist is voor de cliënt of het huishouden het eerste en vaste aanspreekpunt. De generalisten worden gepositioneerd binnen het Aalburgloket en zijn veelal in dienst van de gemeente. Deze keuze heeft, ten opzichte van uitbesteden, veel voordelen o.a. betreffende privacy, verantwoordelijkheid, korte lijnen en integraal werken.
Onderhouden van contacten met personen en organisaties uit het netwerk, zoals de wijkverpleegkundige, de huisarts, GGZ, welzijnswerk, woningbouwcorporaties, politie. Korte lijnen met het netwerk voor het beantwoorden van vragen van burgers en wanneer nodig overleg om te komen tot een arrangement op maat van de individuele burger.
Artikel 3.3. Vraagverheldering, het Gesprek
Na de melding zal de generalist in gesprek gaan met de cliënt. Het gesprek zal veelal bij de cliënt thuis plaatsvinden. De cliënt kan tijdens het gesprek ondersteund worden door familie, kennissen of een professionele hulpverlener. In het brede gesprek worden vragen gesteld over de verschillende leefgebieden. Werken met één methodische werkwijze voor vraagverheldering, met aandacht voor de diverse levensgebieden en voor het verkennen van oplossingen in de basis van de piramide (zie 1.2 “onze visie”) is uitgangspunt. Er wordt daarvoor gebruik gemaakt van de domeinen uit de zelfredzaamheidsmatrix van Lauriks e.a. (2012). Zie bijlage 3. Het gaat om de volgende leefgebieden:
financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten dagelijks leven, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie, justitie.
Het werkelijke probleem per leefgebied zal worden gedefinieerd. Het gaat om de vraag achter de vraag.
Na het gesprek, waarin al oplossingen in de vorm van bijvoorbeeld algemene voorzieningen aan de orde zijn geweest, bepaalt de cliënt of hij/zij een aanvraag indient voor een maatwerkvoorziening.
Artikel 3.4. Inschakelen specialistische zorg
De generalist uit het team is in veel situaties in staat om samen met de cliënt te komen tot oplossingen voor het probleem. In complexe situaties en bij specialistische problematiek roept de generalist, na overleg met de cliënt, een specialist in. Dat kan nodig zijn wanneer de generalist niet voldoende kan beoordelen wat er aan de hand is en op welke manier het beste een probleem opgelost kan worden. Er wordt dan een “mini-team” rondom de cliënt gevormd, waar gespecialiseerde zorgaanbieders bij betrokken zijn. Samen worden oplossingen afgesproken (het arrangement). De zorgaanbieders hebben hierin een adviserende rol.
Het arrangement komt voort uit het gesprek dat gevoerd wordt met de burger (de vraagverheldering). In het gesprek (of de gesprekken) komen de vier lagen van de piramide, zoals beschreven onder 1.2 “onze visie” aan bod. Allereerst wordt er gekeken naar de mogelijkheid om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp de participatie of zelfredzaamheid te verbeteren, vervolgens de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of participatie en de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of participatie. Voor de eerste stappen kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de methode SNV ( sociale netwerk versterking), een methode waarbij de burger zijn sociale netwerk verkent, activeert en benut. Ook de methode “oplossingsgericht werken” zal hiervoor dikwijls gekozen worden. Tenslotte wordt gekeken of er maatwerkvoorzieningen nodig zijn voor het verbeteren van de zelfredzaamheid of de participatie. In gezamenlijkheid zal tijdens het gesprek vastgesteld worden wat de ondersteuningsbehoefte van de burger is en hoe deze op een passende manier in zijn individuele situatie ingevuld kan worden. Wanneer er zorg geleverd wordt heeft de cliënt zoveel mogelijk vrijheid bij het kiezen van de aanbieder. Het arrangement is het pakket aan voorzieningen / ondersteuning dat de burger krijgt. Wanneer in het arrangement een maatwerkvoorzienig is opgenomen geeft het college voor de toegang tot deze voorziening een beschikking af (art.2.3.5 wet maatschappelijke ondersteuning 2015).
Artikel 3.6. Positie wijkverpleegkundige
De wijkverpleegkundige, ondergebracht in het basispakket van de zorgverzekeringswet (Zvw), heeft een onafhankelijke functie. De verpleegkundige bepaalt de behoefte aan verpleging en verzorging van mensen die thuis wonen, de gemeente is verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van mensen die zelfstandig thuis wonen. Een goede samenwerking tussen generalisten uit het team en de wijkverpleegkundige maakt het mogelijk het sociale en het medische domein met elkaar te verbinden en op elkaar te laten aansluiten.
De gemeenten en de zorgverzekeraars (CZ en VGZ) hebben dus een gezamenlijk belang, namelijk om te komen tot een betere kwaliteit van dienstverlening, het beheersen van de kosten en het delen van informatie over de zorg- en ondersteuningsvragen van onze inwoners.
Vooralsnog vindt afstemming met de zorgverzekeraars op regionaal niveau plaats. In 2015 gaan wij de samenwerking met de zorgverzekeraars intensiveren om tot goede afspraken te komen op bovengenoemde drie onderdelen en de inzet van de wijkverpleegkundige in het team.
Artikel 3.7. Preventie en vroegsignalering
Een adequaat aanbod van goed toegankelijke algemene voorzieningen zoals verenigingen, sportvoorzieningen, openbaar vervoer, bibliotheek, vrijwilligersorganisaties draagt er aan bij dat mensen minder of minder snel individuele maatwerkvoorzieningen nodig hebben. Wie sport en gezond leeft loopt minder risico op ziekte en zal op latere leeftijd minder snel hulp nodig hebben. Actief meedoen aan het maatschappelijke leven is een vorm van preventie waarmee bijvoorbeeld wordt voorkomen dat mensen sociaal geïsoleerd raken. Mensen hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid. Het dragen van eigen verantwoordelijkheid houdt ook in: tijdig anticiperen op het ouder worden door maatregelen te nemen in en om het huis. Preventie begint dus bij mensen zelf.
De functie vroegsignalering is hier eveneens van belang: het voorkomen dat er problemen ontstaan door vroegtijdig actie te ondernemen voordat knelpunten kunnen ontstaan of verergeren. Van alle professionals die werkzaam zijn in het (vrij toegankelijke) veld – van leerkracht tot politieagent - wordt verwacht dat zij actief signaleren en signalen adequaat oppakken of doorgeleiden naar de juiste instanties. Specifieke aandacht daarbij hebben we voor de groep ‘zorgmijders’: mensen die, vaak psychische, gezondheidsproblemen hebben en zorg nodig hebben maar nadrukkelijk geen hulp of zorg vragen of accepteren en zorginstellingen mijden. Een belangrijke rol om die groep te signaleren is weggelegd bij iedereen: de inwoners, de organisaties, de kerken en de professionals. Van hen vragen we die signalen neer te leggen bij het team op het Aalburgloket.
Hoofdstuk 4 Algemene voorzieningen
Artikel 4.1. Wat zijn algemene voorzieningen
Algemene voorzieningen zijn voor iedere inwoner beschikbare voorzieningen en diensten zoals het openbaar vervoer, maatschappelijk werk, verenigingen, sportvoorzieningen, de ondersteuning van vrijwilligers, het vrijwilligersaanbod, mantelzorgondersteuning, en publieksgerichte gemeentelijke diensten zoals (digitale) informatie voorziening. In de Wmo 2015 heeft het college een taak in het bevorderen van algemene voorzieningen. Bedoelde algemene voorzieningen zijn zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk en zijn gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie. Algemene voorzieningen kunnen wel op een doelgroep zijn gericht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een koffieochtend voor ouderen in een buurthuis of aan tafeltje dekje. Een algemeen aanbod dat aansluit op de behoeften van veel inwoners zal naar verwachting het beroep op maatwerkvoorzieningen verminderen en werkt daarin dus preventief.
Uitgangspunten voor algemene voorzieningen:
Steeds zoeken naar mogelijkheden van wederkerigheid. Concreet kan dat betekenen, dat een kwetsbare burger niet alleen cliënt is, maar zich ook als vrijwilliger inzet in bijv. wijkcentra, dorpshuizen, groenvoorziening. Zo kun je bijvoorbeeld de dagbesteding van de één met de zorg aan de ander verknopen.
Het waar mogelijk collectiviseren van maatwerkaanbod. Als blijkt dat veel behoefte bestaat aan bepaald maatwerkaanbod, kan het wellicht meer collectief worden aangeboden.
Artikel 4.2. Wie betrekken we daarbij?
Dorpsraden, verenigingsleven en kerken
De leefbaarheid in de dorpen wordt bepaald door de woonomgeving, het voorzieningenniveau en de sociale omgeving. Mensen met een beperking zijn, vanwege een beperkte mobiliteit, vaker dan gezondere mensen aangewezen op de directe woonomgeving. Er wordt daarom actief gewerkt aan het verbeteren van de leefbaarheid. De bewoners, vertegenwoordigd door de dorpsraden, zijn actief betrokken bij de plannen. In het verleden hadden we in enkele dorpen de dorpsontwikkelingsplannen (IDOP’s). Deze projecten zijn afgerond en krijgen nu een voortgang in het project “Samen Doen in Aalburg”, waarover we in paragraaf 2.2 eigen kracht, al geschreven hebben.
Vrijwilligerswerk is werk dat onverplicht en onbetaald wordt uitgevoerd. Een vrijwilliger kiest bewust voor het verlenen van zorg en heeft hier ook bewust tijd voor vrij gemaakt. Vrijwilligers zijn vaak aangesloten bij een organisatie of werken vanuit de kerk. De vrijwilligers krijgen een steeds belangrijker taak in de zorg en het welzijn van veel inwoners, vanwege hun individuele inzet voor een inwoner of vanwege hun inzet bij een algemene voorziening. Belangrijk is dat vrijwilligers en professionals elkaar goed aanvullen en dat beiden elkaar zien als gelijkwaardige partners bij hun inzet voor een inwoner of een huishouden. Ook van vrijwilligers wordt een kanteling verwacht. De organisaties worden daarom ondersteund vanuit de gemeente. Voor deze taak heeft de gemeente een consulent mantelzorg/vrijwilligers in dienst. Twee maal per jaar vindt er een overleg plaats met de
vrijwilligersorganisaties. Ook de kerken zullen daar steeds nadrukkelijker bij betrokken worden. Er worden afspraken gemaakt en er wordt praktische informatie gegeven. De individuele vrijwilliger heeft de mogelijkheid om deel te nemen aan cursussen en informatieavonden. Ook worden er leuke activiteiten georganiseerd voor de vrijwilligers. Deze mix van zorg, informatie en activiteiten moet er voor zorgen dat vrijwilligers het werk zinvol, inspirerend, inspannend maar ook als ontspannend ervaren. Er zijn in Aalburg al veel vrijwilligers actief. Om het vrijwilligerswerk te ondersteunen is ook er ook het Participatiehuis Aalburg (EFS), met daarin ondergebracht de Vrijwilligerscentrale Aalburg (VCA), die een grote rol krijgt in de ondersteuning van vrijwilligers.
Artikel 4.3. Algemene voorzieningen in Aalburg
Verschillende algemene voorzieningen, zoals tafeltje dekje, hulp bij het invullen van formulieren, de klussendienst zijn al jaren actief aanwezig in Aalburg. Hieronder wat specifieke of nieuwe activiteiten:
Vanuit verschillende verenigingen en organisaties worden algemene voorzieningen georganiseerd. Een deel ervan is specifiek bedoelt voor ouderen(55+). Het gaat om activiteiten op het gebied van bewegen, spel, ontspanning, maaltijden en cursussen. Elk half jaar worden de activiteiten opgenomen in de Activiteitenkalender. Ook eenmalige evenementen worden erin vermeld.
In de huidige situatie kent de GGZ naast de behandellocaties een aantal inlooplocaties. De inloop is vrijblijvend en heeft als belangrijkste functie het voorkomen van isolement. De inloop is niet specifiek bedoeld voor GGZ cliënten, maar voor iedereen die sociaal kwetsbaar is of behoefte heeft aan contact. Het is een lage vorm van dagbesteding, waar vaardigheden worden geoefend en waar aandacht is voor gedrag (rekening houden met elkaar). Naast professionals zijn er vrijwilligers betrokken bij de begeleiding. Het inlooppunt voor de inwoners van Aalburg ligt in Oosterhout. Voor inwoners van Aalburg is Oosterhout te ver weg. Er wordt dan ook geen/nauwelijks gebruik van gemaakt. Een dergelijk inlooppunt moet dichtbij zijn en makkelijk te bereiken. Het Participatiehuis Aalburg, zal hier in eerste instantie een rol in krijgen.
Een huis in oprichting (EFS) in Wijk en Aalburg waarin voor jongeren, werkzoekenden, ouderen en voor allerlei gelegenheden activiteiten georganiseerd kunnen worden, die mede voortkomen uit initiatieven van ondernemingen, onderwijs, overheid en burgers.
Zorgplein Maaswaarden in Wijk en Aalburg biedt allerlei diensten en activiteiten waar iedereen gebruik van kan maken. Het gaat om diensten zoals de warme maaltijd, kledingherstelservice, alarmering en activiteiten als filmavonden, muziek middagen, bingo en cursussen.
Hoofdstuk 5 Maatwerkvoorzieningen
Voor onze inwoners die een beroep doen op de Wmo en niet in staat zijn om op eigen kracht, met behulp van het eigen netwerk, of algemene voorzieningen, te participeren in de samenleving, zijn maatwerkvoorzieningen beschikbaar. Deels zijn dit bestaande voorzieningen als rolstoelen, scootmobielen, trapliften en hulp bij het huishouden. Voor de levering van deze voorzieningen hebben we al contracten of gaan we contracten aan op basis van een Europese aanbesteding.
Voor de nieuwe taken die uit de AWBZ naar de Wmo gedecentraliseerd zijn, contracteren we op basis van een bestuurlijk aanbestedingstraject in principe iedere organisatie die aan de vastgestelde (kwaliteits)eisen voldoet. Deze aanbesteding doen we samen met de andere Dongemondgemeenten. Met deze manier van contacteren kunnen alle organisaties meedoen, klein, groot, vanuit een bepaalde geloofsovertuiging, net opgestart of al langer bestaand. Dit optimaliseert de keuzevrijheid van cliënten. Daarnaast wordt met deze manier van werken de benodigde innovatie gestimuleerd doordat nieuwe aanbieders kunnen toetreden.
Met de aanbieders worden resultaten afgesproken die met de ondersteuning behaald moeten worden. Deze resultaten zijn gericht op het voeren van een huishouden, deel kunnen nemen aan de maatschappij of op het ondersteunen van de mantelzorgers. De wijze waarop deze resultaten behaald worden, is ter bepaling van de aanbieders en de professionals die immers de expertise hebben. Door in de resultaatafspraken ook de ontwikkeling van het netwerk nadrukkelijk mee te nemen, wordt de beweging naar de basis van de piramide bereikt. Als meetinstrument om de resultaten te meten, wordt gebruik gemaakt van de zelfredzaamheidsmatrix (zie bijlage 3).
Als er een maatwerkvoorziening nodig is, kan deze voorziening als zorg in natura of via een pgb geleverd worden. Wij vinden de keuzevrijheid van de cliënt voor een aanbieder belangrijk. Binnen de zorg in natura is het aan de cliënten om te kiezen uit de aanbieders die door de gemeente zijn gecontracteerd. Voor de begeleiding is gekozen voor een proces van bestuurlijk contracteren, waarbij aanbieders die kunnen voldoen aan het contract, de mogelijkheid krijgen om het contract te tekenen en mee te doen. Dit betekent dat de keuzemogelijkheden binnen de zorg in natura groot zullen zijn. Daarnaast is er dan de mogelijkheid voor het pgb. Het pgb wordt in de vorm van trekkingsrecht (de cliënt heeft zeggenschap over het budget, maar krijgt het niet zelf in handen) aan de cliënt toegekend. Het is belangrijk dat het budget goed besteed wordt. Wij hanteren daarom de volgende uitgangspunten voor het pgb:
De gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 ook verantwoordelijk voor het bieden van beschermd wonen van mensen met psychische of psychosociale problemen. Het gaat hier om het bieden van onderdak en begeleiding aan personen, waarbij de op participatie gerichte ondersteuning vanuit een beschermende woonomgeving centraal staat. Voor het bieden van beschermd wonen kan aanleiding bestaan indien iemand er vanwege psychische problematiek niet in slaagt om zelfstandig te wonen zonder de directe nabijheid van 24 uur per dag toezicht of ondersteuning.
Voor de uitvoering van beschermd wonen worden de centrumgemeenten Maatschappelijke Opvang verantwoordelijk. Breda is centrumgemeente Maatschappelijke Opvang voor de Dongemondgemeenten, Baarle-Nassau en Alphen-Chaam en zal in overleg met deze gemeenten beschermd wonen organiseren. De centrumgemeenten ontvangen voor de uitvoering van deze taak de hiervoor bestaande budgetten. Deze worden niet gekort. Voor bestaande cliënten geldt bovendien een ruime overgangstermijn. Deze overgangstermijn houdt in dat cliënten die op 1 januari 2015 een indicatie hebben voor beschermd wonen, voor ten minste een periode van vijf jaar of voor de nog resterende duur van de indicatie gebruik kunnen blijven maken van beschermd wonen. De gemeenten zullen het beschermd wonen in 2015 beleidsarm invoeren. Voor de toegang tot beschermd wonen voor nieuwe cliënten geldt dat met hen gesprekken gevoerd worden volgens de principes van de kanteling van de Wmo.
De gemeente Breda werkt (samen met de regio) de komende periode aan een beleidskader dat naast Beschermd Wonen, ook voorziet in een integrale aanpak van o.a. Maatschappelijke Opvang, Vrouwen Opvang en Huiselijk Geweld.
Artikel 5.3. Inkoop van specifieke maatwerkvoorzieningen op landelijk niveau
Met de decentralisatie van de Awbz-taken komen alle taken op het gebied van begeleiding over naar de gemeente. Een beperkt deel hiervan is echter van een zodanig specifiek karakter voor een kleine doelgroep, dat we ons aansluiten bij het voorstel van de VNG de inkoop ervan op landelijke schaal te doen. Het betreft:
Telefonische hulpdienst 24 uur per dag. Een 24 uurs bereikbaarheid van een ‘luisterend oor’ is een wettelijke verplichting die is opgenomen in de nieuwe Wmo. Voor de uitvoering van deze ondersteuning is geen alternatief voorhanden dan de organisatie die dit tot op heden uitvoerd: Sensoor. Besloten is om in VNG-verband deze ondersteuning landelijk in te kopen voor een periode van vier jaar. Hiervoor wordt 4,2 miljoen jaarlijks onttrokken aan het macrobudget.
Artikel 5.4. Dagbesteding in relatie tot langer thuis wonen
Zoals al eerder in de uitgangspuntennotities neergelegd, organiseren we dagbesteding dichtbij onze inwoners. Als het kan lokaal, waar nodig regionaal. Reden is dat hiermee de vervoerskosten zo laag mogelijk blijven, maar ook dat verbindingen kunnen worden gelegd met lokale activiteiten. Op lokaal niveau zijn combinaties tussen dagbesteding en andere dorpsactiviteiten mogelijk en komen ontmoetingen tot stand tussen gebruikers van dagbesteding en andere inwoners van het dorp.
Mogelijk wordt het sociale netwerk van gebruikers van dagbesteding hierdoor uitgebreid en/of zijn inwoners bereid vrijwillige hulp aan de gebruiker te bieden. Om te komen tot laagdrempelige vormen van dagbesteding is ook de naamgeving van de activiteiten belangrijk. Door geen specifieke doelgroep te noemen, wordt een stempel voorkomen en wordt het toegankelijker voor iedereen.
We streven naar dagbesteding die bijdraagt aan het stimuleren van de zelfredzaamheid en eigen kracht van mensen. We zien daarom graag dat mensen die gebruik maken van dagbesteding doorstromen richting grotere maatschappelijke participatie (bijvoorbeeld van dagbesteding, naar sociale werkvoorziening, naar een vorm van begeleid werk).
We onderscheiden daarnaast wel een groep waarvoor deze doorstroming niet (meer) mogelijk is. Voor deze mensen kan dagbesteding bijdragen aan de wens om langer zelfstandig te blijven wonen. Hetzij door het bieden van een alternatieve dag invulling waardoor de mantelzorger wordt ontlast (respijtvoorziening), hetzij door de inzet van activiteiten die een stabiliserend effect hebben op het dagelijks leven van de inwoner, waardoor isolement, verergering van klachten of terugval wordt voorkomen
Individueel kunnen mensen met een beperking om te reizen met het reguliere openbaar vervoer in aanmerking komen voor een pas voor de deeltaxi (maatwerk). Het betreft dan vervoer ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie dat ook deel uitmaakt van de huidige Wmo. De decentralisaties Awbz en jeugd brengen ook de zorg voor ander vervoer met zich mee. Die betreft vooral het vervoer van mensen die groepsgewijs ondersteuning (dagbesteding) ontvangen. Het streven is het vervoer zoveel mogelijk in omvang te beperken. We sturen er op aan dat de ondersteuning dichter bij huis wordt geleverd. Ook stimuleren we dat meer mensen op eigen gelegenheid naar de ondersteuning komen. Er zal uiteraard altijd een groep mensen aangewezen blijven op vervoer per taxibus. In de Regio West-Brabant is in overleg met alle betrokken partijen een advies opgesteld over de organisatie en inrichting van dit vervoer. Op hoofdlijnen zijn er twee mogelijkheden te onderscheiden: het vervoer beleggen bij de zorgaanbieders die de maatschappelijk ondersteuning gaan leveren. Of het vervoer, eventueel met meer gemeenten samen en in combinatie met ander geregeld vervoer zoals leerlingenvervoer en WSW-vervoer, uitbesteden. Het is van belang dat gemeenten voor dezelfde optie kiezen, omdat anders versnippering en dus een suboptimale situatie ontstaat. Conform het regionale advies zal de gemeente Aalburg de verantwoordelijkheid voor het vervoer in ieder geval in 2015 bij de zorgaanbieders onderbrengen. Het vervoer naar de dagbesteding wordt meegenomen in de aanbesteding voor begeleiding. De zorgaanbieders worden daarbij gestimuleerd om samen te werken aan een efficiënte planning. Ook de inzet van vrijwilligers voor het vervoer willen we op die manier bevorderen. In de loop van 2016 zullen we in samenspraak met de regiogemeenten onderzoeken of het zelf en in combinatie met ander geregeld vervoer, organiseren van het vervoer voordelen biedt. Tegen die tijd zijn als het goed is de effecten van de transitie/transformatie enigszins zichtbaar en is een optimalisatiestudie zinvol.
Artikel 5.6. Kortdurend verblijf
Onderdeel van de functie Begeleiding is ‘tijdelijk verblijf’: een tijdelijk intramuraal verblijf van een inwoner die zelfstandig woont van maximaal een aantal etmalen per week om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten. In gevallen waarbij tijdelijk verblijf een bijdrage kan leveren aan het voorkomen van overbelasting van de mantelzorger of in geval van plotselinge uitval van de mantelzorger zien wij dit als een maatwerkvoorziening. Hierbij wordt echter nadrukkelijk gekeken naar eerste opvang binnen het eigen netwerk. Ook wordt gekeken naar de mogelijkheden die zorgverzekeraars binnen hun polissen voor mantelzorgondersteuning bieden. Deze mogelijkheden zijn voorliggend op het tijdelijk verblijf als maatwerkvoorziening.
Artikel 5.7. Hulp bij het huishouden
De huishoudelijke hulp is een belangrijke vorm van hulp en ondersteuning. Ondanks dat het budget flink wordt gekort, blijven we hulp bij het huishouden inzetten als maatwerkvoorziening. Van deze voorziening gaat een preventieve werking uit, die wij erg belangrijk vinden. De hulp bij de organisatie van het huishouden, de zgn.HV2, kan soms beter en efficiënter ingezet worden dan een vorm van eenvoudige begeleiding. In een aantal situaties kan daar voordeel mee gehaald worden. Ook bij de ondersteuning van mantelzorgers speelt huishoudelijke verzorging een rol. Vanaf 2012 werken we al volgens de kanteling zoals in onze visie is beschreven. Daardoor is er al flink bezuinigd. De verwachting is dat het beroep op de huishoudelijke verzorging zal toenemen doordat mensen langer thuis blijven wonen en ouder worden. Huishoudelijk hulp is een belangrijke vorm van zorg en zullen we blijven inzetten. Ondanks dat zullen we kritisch kijken naar de inzet van uren en de mate van zorg die daarbij nodig is.
Artikel 5.8. Tegemoetkoming meerkosten chronisch zieken en gehandicapten
Verschillende financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten worden gefaseerd afgeschaft namelijk:
De budgetten die met het afschaffen van de Wtcg en CER vrijvallen worden na een korting overgeheveld naar het sociaal domein van het gemeentefonds. Gemeenten kunnen hiermee hun burgers op maat ondersteunen. Aalburg ontvangt voor deze regelingen in 2015 een bedrag van € 38.500.
Bij ontwikkeling van beleid voor financiële ondersteuning met een chronische ziekte en/of beperking kan de gemeente aansluiten bij de wettelijke kaders van de Wmo en/of de bijzondere bijstand.
Er zijn verschillende opties voor lokaal beleid:
Het college zal in het najaar van 2014 een besluit nemen over de besteding van de Wtcg en de CER gelden.
Hoofdstuk 6 Cliëntondersteuning
Artikel 6.1. Ondersteuning bij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening
Vanaf 1 januari 2015 worden gemeenten in het kader van de nieuwe Wmo verplicht om cliëntondersteuning als kosteloze algemene voorziening te organiseren voor alle (groepen) inwoners. De budgetten die nu nog vanuit een landelijke AWBZ-subsidie aan de 22 MEE-organisaties worden verstrekt ten behoeve van cliëntondersteuning voor mensen met een beperking worden overgeheveld naar de gemeenten.
Cliëntondersteuning gaat om informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van mensen. Daarnaast gaat het om een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen ten behoeve van het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Dit moet leiden tot regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) en bevordert de zelfredzaamheid en participatie. De informatie en het advies bestaan uit een uitgebreide vraagverheldering en wanneer nodig kortdurende ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen. Het gaat om informatie en advies aan mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de persoon het niet zelf of met zijn omgeving op kan lossen. De term algemene ondersteuning onderscheidt deze vorm van ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie van de feitelijke maatwerkvoorziening. De door gemeenten georganiseerde algemene voorziening dient in ieder geval aan bovenstaande te voldoen. Echter schrijft de wetgever niet voor in welke vorm de gemeente deze cliëntondersteuning moeten gieten.
Begin mei 2014 heeft het college besloten om in 2015 75 % van het huidige budget voor cliëntondersteuning te besteden aan MEE expertise in ons integraal generalistisch team. De medewerkers van MEE zijn generalisten en getraind in Sociale Netwerk Versterking (SNV) en hebben daarnaast veelal een specialisme, bijvoorbeeld rondom opvoeding of arbeid. Zij passen bij de keuze die Aalburg al heeft gemaakt, namelijk een dienstverleningsconcept waarbij een integraal generalistisch team inhoud geeft aan één gezin, één plan, één regisseur. Ook is het belangrijk dat de ondersteuning direct beschikbaar is en dat er korte lijnen zijn met eventuele andere hulpverleners. Indien de cliënt twijfelt aan de objectiviteit van de cliëntondersteuner, mag hij de gemeente vragen om een andere cliëntondersteuner. Uiteraard kan de cliënt ook zelf zijn ondersteuning organiseren (naasten, vertegenwoordigers). Ook andere personen of organisaties, zoals ouderenadviseurs, vrijwilligers of bewindvoerders kunnen de cliënt ondersteunen. De cliëntondersteuning is kosteloos voor de cliënt die daar een beroep op doet. Cliëntondersteuning op zichzelf kan al een belangrijke bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van mensen. Het kan voorkomen dat de inzet van een cliëntondersteuner door de gemeente (in de vorm van kortdurende ondersteuning) al toereikend is om iemand regie te laten verkrijgen over zijn eigen situatie, waarmee maatwerkvoorzieningen niet meer nodig zijn
Artikel 6.2. Mantelzorgondersteuning
Mantelzorgers hebben een belangrijke taak in de zorg en het welzijn van veel inwoners. Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie. Het gaat vaak om partners die voor elkaar zorgen of kinderen die voor hun ouders zorgen.Mantelzorg is vaak van langere duur. Door mantelzorg wordt vaak voorkomen of uitgesteld dat hulpbehoevenden aanspraak maken op formele zorg. Mantelzorg is belangrijk om de zorg betaalbaar te houden. Uit een recent gehouden onderzoek blijkt dat Aalburg veel mantelzorgers heeft waarvan het overgrote deel intensief mantelzorg verleent (één of meermalen per week).
De gemeente vindt het belangrijk, maar heeft ook de taak, om mantelzorgers in staat te stellen om hun taken als mantelzorger uit te kunnen voeren. Om het beleid voor de mantelzorgers goed vorm te kunnen geven heeft de gemeente een consulent mantelzorg en vrijwilligers in dienst. Mantelzorgers hebben vaak behoefte aan informatie en aan individuele aandacht voor hun situatie. Deze kan de mantelzorgconsulent geven. Belangrijk is wel dat de consulent zo veel mogelijk mantelzorgers kent. Bij elke nieuwe melding voor zorg, waar een mantelzorger bij betrokken is, wordt deze door de generalist tijdens het gesprek geïnformeerd over de ondersteuning en wordt een aanmeldingsbrief overlegd. Ook bezoekt de mantelzorgconsulent (koffie)bijeenkomsten om de mogelijkheden van ondersteuning bekend te maken. Mantelzorgers worden uitgenodigd om deel te nemen aan informatieavonden of bijeenkomsten voor lotgenotencontact. Een belangrijk onderdeel van de mantelzorgondersteuning is de informatie over respijtzorg. Respijtzorg is de tijdelijke overname van alle mantelzorgtaken zodat de mantelzorger even vrij heeft om andere dingen te doen. De zorg kan overgenomen worden door beroepskrachten of vrijwilligers. De mantelzorgconsulent kan bemiddelen in het zoeken naar een vrijwilliger die bijvoorbeeld thuis toezicht houdt op iemand met dementie of gaat fietsen met een gehandicapt kind. Wanneer overbelasting dreigt kan ook individuele hulp (een maatwerkvoorziening), vaak in de vorm van huishoudelijke hulp, ingezet worden.
Artikel 6.3. Mantelzorgcompliment
Het kabinet hecht, naast goede ondersteuning, aan een daadwerkelijke blijk van waardering. Sinds 2007 bestaat er een regeling voor het mantelzorgcompliment. Op dit moment komt iemand in aanmerking voor het mantelzorgcompliment als de cliënt een langdurige extramurale AWBZ-indicatie heeft. De huidige regeling wordt door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uitgevoerd. Gezien het belang dat mantelzorg heeft voor de samenleving is in de Wmo 2015 zowel de ondersteuning van mantelzorgers bij hun mantelzorg aan cliënten vastgelegd, als de verplichting aan het college om jaarlijks zorg te dragen voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het budget dat beschikbaar is voor het mantelzorgcompliment, wordt toegevoegd aan het gemeentefonds.
Om tot een goede invulling van het mantelzorgcompliment te komen worden samen met de WMO-raad voorbereidingen gestart.
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn een maatschappelijk probleem. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) waren de afgelopen jaren de belangrijke pijlers in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Met ingang van 1 januari 2015 moeten het SHG (nu onderdeel Safegroup) en AMK (nu onderdeel van BJZ) integreren tot een nieuwe organisatie: het te vormen Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). Begin 2014 is besloten om te komen tot één advies- en meldpunt op de schaal van 18 gemeenten. Breda heeft namens de 18 gemeenten een kaderstellende notitie opgesteld waarbinnen het AMHK (in onze regio Veilig Thuis) verder wordt vormgegeven. De missie van Veilig Thuis is het stoppen en voorkomen van huiselijk geweld en kindermishandeling en het duurzaam borgen van veiligheid van alle betrokkenen. Na vaststelling van deze kaderstellende notitie in de colleges van alle 18 gemeenten, zullen de taken en werkprocessen in de notitie Veilig Thuis verder worden uitgewerkt.
Het belang van een integrale aanpak van huiselijk geweld wordt steeds breder onderschreven: het Rijk investeert veel in de aanpak en in het voorkomen van huiselijk geweld. De vorming van het Steunpunt Huiselijk Geweld, de Wet huisverbod, het wetsvoorstel meldcode en de regionale aanpak zijn hier voorbeelden van. Hiervoor is in West-Brabant het beleidskader ‘Van Handelingsverlegen Naar Verantwoordelijkheid 2013-2016’ opgesteld.
In West-Brabant is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in de aanpak van huiselijk geweld. De Wet Huisverbod heeft dit in een stroomversnelling gebracht. Nu is het zaak om de regionale werkwijze te beschrijven en kaders te stellen. Het genoemd regionaal beleidskader beschrijft de kaders en sluit aan op de lokale structuur rond de aanpak van huiselijk geweld. Alle vormen van huiselijk geweld zijn onderdeel van deze visie, te weten: partnergeweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld, seksueel geweld, ouderenmishandeling, en mensenhandel en loverboys.
De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is in 2013 in werking getreden en is bedoeld voor professionals en organisaties. Zij worden verplicht om een meldcode te hebben én het gebruik ervan te bevorderen.
Vanuit de centrumgemeente wordt intensief samengewerkt in het kader van de vrouwen- en/of crisisopvang. Naast de bestaande opvang in Valkenhorst met een capaciteit van 80 bedden is de vrouwenopvang uitgebreid met een Shortstay voorziening ‘Susan Rose’ in Roosendaal (85 bedden). In deze opvang kunnen vrouwen (met kinderen) korte tijd verblijven, maximaal drie maanden. Wonen en zorg zijn gescheiden, er wordt betaald voor het tijdelijke wonen, en de hulp is gericht op snelle terugkeer in de maatschappij. De ambulante vrouwenhulpverlening is de afgelopen jaren ook uitgebreid en heeft op dit moment een caseload van 90 cliënten. In Valkenhorst zal nog een crisisopvang worden gerealiseerd waar vrouwen tot vijf dagen kunnen verblijven, zodat in de tussentijd andere, de meest geschikte, opvang gezocht kan worden.
Hoofdstuk 7 Financiële uitgangspunten
Met ingang van 2015 worden gemeenten op grond van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet integraal verantwoordelijk voor het sociaal domein. Voor de uitvoering hiervan worden bedragen toegevoegd aan het deelfonds sociaal domein, dat onderdeel uitmaakt van het gemeentefonds. De middelen mogen uitsluitend worden besteed aan de taken die in de Wmo 2015 en de Jeugdwet aan gemeenten zijn toegekend en aan de taak voor gemeenten om participatievoorzieningen aan te bieden. De bestedingsrichting binnen het sociaal domein is vrij. Gemeenten leggen verantwoording over de besteding van de middelen af aan de gemeenteraad, niet aan het Rijk. Per 1 januari 2018 vervalt het deelfonds en worden de middelen verdeeld via de algemene uitkering en indien noodzakelijk via één of meer decentralisatie- en integratieuitkeringen. De bestaande middelen die via het gemeentefonds worden ontvangen voor de uitvoering van de Wmo, worden niet toegevoegd aan het deelfonds sociaal domein.
Aan de transitie Wmo zit een bezuinigingsopgave vast. De korting loopt landelijk op van € 740 miljoen in 2015 tot € 1,2 miljard in 2018. Wat specifieker is de korting op begeleiding circa 11 % en op de huishoudelijke hulp circa 32% in 2015 ten opzichte van het huidige budget voor deze voorzieningen. Het budget is leidend bij veranderingen en activiteiten die de gemeente vanaf 2015 gaat organiseren. Wel hoort hier nadrukkelijk het risico in beeld te zijn dat niet op alle onderdelen sturing mogelijk is, omdat er op diverse onderdelen “open eind” regelingen van toepassing zijn.
Aalburg krijgt in 2015 een budget van ruim 1,3 miljoen voor de nieuwe taken die vanuit de huidige AWBZ worden overgeheveld naar het Gemeentefonds:. Het gaat dan om begeleiding, kortdurend verblijf en het bijbehorende vervoer, persoonlijke verzorging (5% van het totale budget in de AWBZ), beschermd wonen, de inloopfunctie GGZ en cliëntondersteuning.
Naast deze bezuinigingen staat het budget onder druk, omdat meer mensen langer thuis blijven wonen en omdat mensen ouder worden. In bijlage 1 is de leeftijdsopbouw van de gemeente Aalburg opgenomen. De gevolgen van deze bezuinigingen zullen merkbaar zijn op de volgende manieren:
Er wordt een balans gezocht tussen het regelarm organiseren van de ondersteuning en het verzamelen van voldoende informatie om te kunnen sturen. De inkoop van begeleiding en verantwoording door de aanbieders is onder de AWBZ ingewikkeld georganiseerd. De manier waarop inkoop en verantwoording voor de Wmo wordt georganiseerd zal zo regelarm mogelijk gebeuren. Door de samenwerking bij inkoop en door het digitaliseren van de communicatie tussen gemeenten en zorgaanbieders, proberen we dit te realiseren. Voor de communicatie tussen gemeente en aanbieder is de iWmo-standaard ontwikkeld. Deze bestaat uit landelijke afspraken over techniek en taal tussen aanbieder en gemeente over de maatwerkvoorziening voor de burger. Dit bevordert de snelheid, helpt fouten te voorkomen en bespaart uitvoeringskosten.
Hoofdstuk 9 Klantervarings- en klanttevredenheidsonderzoek
Klantervaring en Klanttevredenheid wordt op verschillende momenten en door verschillende organisaties gemeten. Het gaat om:
Een jaarlijks verplicht klantervaringsonderzoek op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De WMO-raad heeft een belangrijke rol bij dit onderzoek. Zij kunnen jaarlijks aangeven van welk onderdeel zij willen weten hoe de ervaring van de klanten is. Tevens kunnen ze een voorkeur aangeven voor de methode waarop getoetst wordt.
Jaarlijkse tevredenheidonderzoeken door zorgaanbieders en leveranciers.In verschillende aanbestedingen zijn afspraken gemaakt over de geleverde kwaliteit van zorg en van de voorzieningen. De aanbieder of leverancier is verplicht om de kwaliteit te meten. Het gaat in de situatie van de gemeente Aalburg om kwaliteitsmetingen door:
De gemeente staat voor de uitdaging om met alle veranderingen en nieuwe regelgeving de zorg in 2015 en verder voor onze inwoners goed te organiseren. De ambitie die de gemeente Aalburg heeft om goede zorg te leveren is onverminderd hoog. We zien kansen om met de juiste keuzes en inzet , georganiseerd en/of gecoördineerd vanuit het team op het Aalburgloket daadwerkelijk te werken aan één gezin, één plan en één regisseur. We zetten in op een integrale aanpak van de zorg en ondersteuning, die dichtbij de bewoners wordt georganiseerd.
Naast de kansen zijn er ook vragen en risico’s: is het beperkte budget voldoende om de zorg te kunnen bieden? Hoe meetbaar zijn de resultaten die we behalen? Welk niveau van zorg willen we uiteindelijk bereiken? Zorgen en vragen waarvan we ons terdege bewust zijn en die komend jaar veel aandacht zullen krijgen.
In de voorbereiding op de decentralisatie van taken van de AWBZ naar de Wmo is intensief samengewerkt met de andere Dongemondgemeenten en op West Brabant-niveau. Ook alle (zorg)organisaties en Wmo-raden zijn betrokken bij het voorbereidingstraject. Gezamenlijk hebben we voorbereidingen getroffen en keuzes gemaakt in een periode van ongeveer 2 jaar. We zijn goed toegerust om op 1 januari 2015 van start te gaan. We zien het komende jaar dan ook vol vertrouwen tegemoet.
Bijlage 1 Bevolkingsopbouw Aalburg
De gemeente Aalburg heeft 12.849 inwoners (per 01-01-2014). De verdeling over de kernen is als volgt:
De leeftijdsopbouw van de hele gemeente en per kern is hieronder aangegeven in een grafiek:
Er zijn beleidsterreinen die veel met de Wmo te maken hebben, die in aparte nota’s worden beschreven. Uiteraard is nadere en specifieke uitwerking van andere beleidsterreinen in de betreffende nota’s terug te vinden. Verbanden worden over en weer gelegd.
Voorbeelden van beleid buiten de Wmo, maar met een duidelijke relatie:
Bijlage 6a Overzicht co-creatietraject AWBZ > Wmo
Bijlage 6b Deelnemende organisaties aan participatiemomenten
Aan de participatiemomenten deden in wisselende samenstelling mee: cliënten, ouders, begeleiders, vrijwilligers, mantelzorgers, belangenbehartigers, consulenten, managers, bestuurders, ambtenaren, enzovoort. Naast de individuele mensen die deelnamen, waren de volgende organisaties onder meer vertegenwoordigd: