De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
gezien het voorstel van het college van 16 september 2014, nr.
RVB14-0073;
gelet op de invoering Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
BESLUIT:
- 1.
Het Beleidsplan Wmo 2015 - 2017 vast te stellen, waarin de
beleidsvoornemens voor de door het college te nemen besluiten ofte
verrichten handelingen voorde uitvoering van de Wmo 2015 zijn
beschreven voor de volgende onderdelen:
- a.
- b.
Maatschappelijke ondersteuning;
- c.
- d.
- e.
Samenhang overige taken Sociaal Domein;
- f.
Samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders.
- 2.
De Verordening voorzieningen maatschappelijk ondersteuning Bergen op
Zoom 2013, vastgesteld op 25 april 2013, in te trekken per 1 januari
2015;
- 3.
De navolgende Verordening Voorzieningen maatschappelijke
ondersteuning 2015 vast te stellen en in werking te laten treden per
1 januari 2015
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom
2015
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
- b.
College: College van burgemeester en wethouders.
- c.
Aanbieder: Een persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.1.1
van de wet.
- d.
Aanvraag: Het verzoek van een cliënt aan het college, om in
aanmerking te komen voor één of meerdere -individuele -
voorzieningen.
- e.
Adequaat: Passend bij de aandoeningen, beperkingen en belemmeringen
van cliënt. Hierbij gaat het tevens om het noodzakelijk zijn van een
voorziening gezien de aandoeningen, beperkingen en belemmeringen.
- f.
Algemeen gebruikelijke voorziening: Voorziening die niet speciaal is
bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar
is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten; naar
geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruik behorend.
Hierbij is ook van belang of de voorziening tot het
aanschaffingspatroon van de cliënt behoort.
- g.
Algemene voorziening: Een voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1
van de wet.
- h.
Andere voorziening: Voorziening anders dan in het kader van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015.
- i.
Bijdrage: Bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de
wet.
- j.
Cliënt: Een persoon als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.
- k.
Cliëntondersteuning: Ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van
de wet.
- l.
Eigen bijdrage: Een door het college vast te stellen bijdrage, die
bij de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van
een persoonsgebonden budget, voor rekening van de cliënt of zijn
ouder(s)/verzorger(s) komt. De hoogte van de eigen bijdrage is
inkomensafhankelijk en wordt bepaald en geïnd door het Centraal
Administratie Kantoor (CAK).
- m.
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning: Het
door het College op grond van deze verordening vastgestelde regels,
omvattende het geheel van verstrekkingen en bedragen, welke in het
kader van de Wmo kunnen worden verstrekt.
- n.
Gebruikelijke hulp: Hulp als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet.
- o.
Gemeenschappelijke ruimte: Gedeelte(n) van een woongebouw, niet
behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om
de woning van de ondersteuningsvrager vanaf de toegang van het
woongebouw te bereiken; en ruimten die onder het gehuurde vallen
en/of waarvan de cliënt gebruik moet kunnen maken.
- p.
Gesprek: Gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in
artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.
- q.
Herzien: Gedeeltelijk intrekken primair besluit; terugwerkende
kracht.
- r.
Hoofdverblijf: De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste
nachten per jaar doorbrengt.
- s.
Huisgenoot: Persoon die met anderen hetzelfde huis bewoont.
- t.
Hulpvraag: Behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld
in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.
- u.
ICF: International Classification of Functioning, Disability and
Health.
- v.
Inkomen: Het verzamelinkomen.
- w.
Intrekken: Volledig intrekken primair besluit; terugwerkende
kracht.
- x.
Inwoner: Iemand die in een bepaalde plaats of een bepaald land
woont.
- y.
Maatschappelijke ondersteuning: Ondersteuning als bedoeld in artikel
1.1.1 van de wet.
- z.
Maatwerkvoorziening: Voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet. Onder een maatwerkvoorziening wordt verstaan: Voorziening en
ondersteuning. Deze kunnen zowel in natura als pgb worden
verstrekt.
- aa.
Mantelzorg: Hulp als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.
- bb.
Melding: Melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2,
eerste lid, van de wet.
- cc.
Natura: Een voorziening of ondersteuning wordt rechtstreeks
afgenomen van gecontracteerde aanbieders en aan de cliënt verstrekt.
Het college betaalt aan de aanbieders.
- dd.
Onderhoud: Alle noodzakelijke werkzaamheden die nodig zijn om een
voorziening bruikbaar voor de cliënt te houden. Reparaties als
gevolg van bijvoorbeeld aanrijding en onzorgvuldig gebruik zijn
hiervan uitgesloten.
- ee.
Ondersteuning: Vorm van een maatwerkvoorziening. Betreft
niet-fysieke goederen in de vorm van persoonlijke dienstverlening
(diensten). Bijvoorbeeld hulp bij het huishouden.
- ff.
Onverwijld: Direct, ogenblikkelijk.
- gg.
Participatie: Participatie als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet.
- hh.
Pgb: Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet.
- ii.
Resultaat: Hetgeen bereikt kan worden om de zelfredzaamheid en/of
participatie te behouden of te vergroten.
- jj.
Sociaal netwerk: Netwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet.
- kk.
Standplaats: Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen,
waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van
openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen
worden aangesloten.
- ll.
Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning: Landelijk besluit
maatschappelijke ondersteuning op basis van de Wet.
- mm.
Vertegenwoordiger: Persoon als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet.
- nn.
Verzamelinkomen: Het totaal aan inkomen uit Box 1, 2 en 3 van de Wet
op de Inkomstenbelasting 2001.
- oo.
Voorzienbaarheid: Gevolgen van bepaalde handelingen (onder meer
gerelateerd aan de aandoeningen, beperkingen een belemmeringen)
waarvan aannemelijk is dat er rekening mee kon worden gehouden bij
de keuzen die een persoon maakt ten aanzien van zijn zelfredzaamheid
en/of participatie.
- pp.
Voorziening: Vorm van een maatwerkvoorziening. Betreft fysieke
goederen welke in eigendom, in bruikleen of in huur worden
verstrekt. Bijvoorbeeld een rolstoel.
- qq.
Wlz: Wet langdurige zorg, deze vervangt de AWBZ (Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten).
- rr.
Woningaanpassing: Aanpassing als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
wet.
- ss.
Woonwagen: Voor woning ingerichte wagen, die is geplaatst op een
standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden
verplaatst.
- tt.
Zelfredzaamheid: Als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.
Artikel 2. Melding hulpvraag
- 1.
Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden
gemeld.
- 2.
Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of
elektronisch.
Artikel 3. Cliëntondersteuning
- 1.
Het college zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op
kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt
uitgangspunt is.
- 2.
Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek,
bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid
gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
Artikel 4. Vooronderzoek en indienen persoonlijk plan
- 1.
Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en
toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 6 weken, met hem een afspraak
voor een gesprek.
- 2.
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens
en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek
nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan
krijgen.
- 3.
De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
- 4.
Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in
overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld
in het eerste, tweede en derde lid.
- 5.
Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een
persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op
te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de
gelegenheid het plan te overhandigen.
Artikel 5. Onderzoek: Gesprek
- 1.
Het college onderzoekt tijdens het gesprek in samenspraak met degene
door en/of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de
mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo
spoedig mogelijk, doch voor zover nodig:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- c.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of
algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid en/of
zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen
dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
- d.
de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen
uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn
zelfredzaamheid en/of zijn participatie, of te voorkomen dat hij
een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
- e.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de
mantelzorger van de cliënt;
- f.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene
voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in
artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van
maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering
van zijn zelfredzaamheid en/of zijn participatie, of te
voorkomen dat hij een beroep moet doen op een
maatwerkvoorziening;
- g.
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen
of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld
in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van
publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk
en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke
ondersteuning;
- h.
de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
- i.
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het
bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd
zal zijn, en
- j.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb,
waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht
over de gevolgen van die keuze.
- 2.
Bij het voeren van het gesprek wordt de ICF classificatie als basis voor
het begrippenkader gehanteerd.
- 3.
Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede
lid, van de wet aan het college heeft overhandigd, betrekt het college
dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
- 4.
Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek,
diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt
toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
- 5.
Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het
bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien
van een gesprek.
Artikel 6. Onderzoek: (Medische) advisering
- 1.
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang is voor het
onderzoek, als bedoeld in artikel 5 van de verordening, de cliënt of bij
gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten op een door het college
te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen
(medische) adviesbureau(s) te doen bevragen en/of onderzoeken.
- 2.
Wanneer er sprake is van de in het vorige lid genoemde advisering, wordt
door het (medisch) adviesbureau de ICF classificatie als basis voor het
begrippenkader gehanteerd.
- 3.
Indien het voor het onderzoek noodzakelijk is om medische informatie
over de cliënt op te vragen bij medisch specialisten door de medisch
adviseur, is een ondertekende toestemmingsverklaring van de cliënt
nodig.
Artikel 7. Verslag
- 1.
Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek
waarbij de ICF classificatie als basis voor het begrippenkader wordt
gehanteerd .
- 2.
Na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de
uitkomsten van het onderzoek.
- 3.
Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag
toegevoegd.
Artikel 8. Aanvraag
Het verslag welke is opgesteld naar aanleiding van het onderzoek zoals
bedoeld in artikel 5 en 6 van deze verordening, kan tevens de aanvraag voor
een maatwerkvoorziening zijn.
Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van
een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
- 2.
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
- a.
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid en/of
participatie die de cliënt ondervindt;
- b.
voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het
college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met
mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale
netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke
voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of
wegnemen;
- c.
de maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de
uitkomsten van het in artikel 5 en/of 6 bedoelde onderzoek, een
passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de
cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en/of
participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan
blijven, en
- d.
ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de
samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale
problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al
dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg
van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar
het oordeel van het college niet op eigen kracht, met
gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere
personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van
algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De
maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten
van het in artikel 5 en/of 6 van deze verordening bedoelde
onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte
van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het
realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt
gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven
in de samenleving.
- 3.
Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot
zelfredzaamheid en/of participatie geldt dat een cliënt alleen voor een
maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:
- a.
de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet
voorzienbaar was, en
- b.
de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt
redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben
getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
- 4.
Als de cliënt is aangewezen op een maatwerkvoorziening ten behoeve van
de zelfredzaamheid en/of participatie, geldt het primaat van de
goedkoopst adequate voorziening. Het college verstrekt de goedkoopst
adequate maatwerkvoorziening.
Artikel 10. Mogelijke verstrekkingwijzen
- 1.
De te verstrekken maatwerkvoorziening kan in natura of als pgb worden
verstrekt.
- 2.
De maatwerkvoorziening wordt verleend met ingang van de dag waarop, op
de aanvraag van de cliënt is beschikt.
- 3.
De maatwerkvoorziening eindigt met ingang van de dag dat de indicatie
voor de maatwerkvoorziening zijn geldigheidsduur verliest.
Artikel 11. PGB
Voorzieningen
- 1.
Het tarief voor een pgb:
- a.
is toereikend voor het aanschaffen en eventueel onderhouden
en verzekeren van de goedkoopst adequate voorziening,
en
- b.
de hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot
het maximum van de kostprijs van de in de betreffende
situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.
- 2.
Een pgb voor een voorziening ten behoeve van de zelfredzaamheid
en/of participatie dient binnen 3 maanden na verstrekking te zijn
besteed en te worden verantwoord.
Ondersteuning
- 3.
Het tarief voor een pgb:
- a.
is toereikend om effectieve en kwalitatief goede
ondersteuning in te kopen, en
- b.
bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende
situatie goedkoopst adequate ondersteuning in natura.
- 4.
Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan ondersteuning
betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Deze
persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn ondersteuning dan
door de gemeente gecontracteerde aanbieders.
- 5.
Een pgb voor ondersteuning ten behoeve van de zelfredzaamheid en/of
participatie dient binnen één periode na uitbetaling door de
gemeente te worden besteed om de ingezette ondersteuning te
bekostigen.
- 6.
Tussenpersonen of belangbehartigers mogen niet uit het pgb worden
betaald.
- 7.
Uitbetaling van het pgb verloopt via de Sociale
verzekeringsbank.
- 8.
Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de
geleverde ondersteuning en/of voorziening, al dan niet
steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
- 9.
Het college legt in het Financieel besluit voorzieningen
maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2015 nadere regels
vast op welke wijze de tarieven en de hoogte van een pgb wordt
vastgesteld en hoe het pgb verantwoord dient te worden.
Artikel 12. Afwijzingsgronden
- 1.
Algemeen: In de volgende situaties volgt in ieder geval geen
verstrekking van een maatwerkvoorziening door het college:
- a.
indien de cliënt zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Bergen
op Zoom heeft;
- b.
indien er sprake is van een voorziening waar op grond van een
andere wettelijke regeling aanspraak gemaakt kan worden en dit
leidt tot voldoende compensatie om het gewenste resultaat te
bereiken;
- c.
indien er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van
aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie
voorafgaand aan het optreden van de beperkingen;
- d.
voor zover de melding niet tijdig is gedaan en/of voor zover de
melding betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan
het moment van melden of voorafgaand aan het moment van
beslissen heeft gemaakt, tenzij het college hiervoor
schriftelijk toestemming heeft verleend;
- e.
indien het college door de cliënt niet in staat wordt gesteld om
door middel van onderzoek vast te stellen of er een
resultaatsverplichting is voor het college;
- f.
indien de maatwerkvoorziening betrekking heeft op
hotels/pensions, trekkerswoonwagens, leef- en woongemeenschappen
(of daarmee vergelijkbare woonvormen zoals een klooster), tweede
woningen, vakantiewoningen en recreatiewoningen;
- g.
indien de cliënt een geldige Wlz-indicatie heeft.
- 2.
Woningaanpassingen: In de volgende situaties volgt er in ieder geval
geen verstrekking van een maatwerkvoorziening door het college
indien:
- a.
er sprake is van een maatwerkvoorziening in gemeenschappelijke
ruimten in die (woon)gebouwen die zijn aangemerkt als woongebouw
voor gehandicapten, minder validen en ouderen;
- b.
de gevraagde maatwerkvoorziening betrekking heeft op een hoger
niveau dan het uitrustingsniveau van sociale woningbouw;
- c.
een woningaanpassing wordt aangevraagd waarvan redelijkerwijs
kan worden verwacht dat er sprake is van renovatie;
- d.
de ondervonden objectief aantoonbare beperkingen bij het normale
gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte
materialen;
- e.
de noodzaak tot het treffen van een woningaanpassing het gevolg
is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het
normale gebruik van de woning ten gevolge van functionele
beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere
belangrijke reden aanwezig was;
- f.
de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat
moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor door het college
schriftelijk toestemming is verleend;
- g.
er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de
ondervonden beperkingen en één of meer bouwkundige of
woontechnische kenmerken van de door de cliënt bewoonde
woning;
- h.
de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de
toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden
ondervonden.
- 3.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een
eerder door het college verstrekte maatwerkvoorziening, wordt deze
slechts verstrekt als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening technisch
is afgeschreven,
- a.
tenzij de eerder verstrekte maatwerkvoorziening verloren is
gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn
toe te rekenen, of
- b.
als de eerder verstrekte maatwerkvoorziening niet langer een
oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan
maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 13. Inhoud besluit
- 1.
In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in
ieder geval aangegeven of deze in natura of als pgb wordt verstrekt en
wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen het besluit kan worden
gemaakt.
- 2.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt in het besluit in
ieder geval vastgelegd:
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde
resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van
toepassing;
- d.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 3.
Bij het verstrekken van een pgb wordt in het besluit in ieder geval
vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb dient te worden aangewend;
- b.
welke (kwaliteits)eisen gelden voor de besteding van het
pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is
bedoeld;
- e.
hoe de betaling van het pgb aan de ondersteuningsverlener of
leverancier wordt geregeld, en
- f.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- 4.
Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover
in het besluit geïnformeerd.
Artikel 14. Regels voor bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen en
maatwerkvoorzieningen
- 1.
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
- a.
voor een maatwerkvoorziening overeenkomstig het
Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning en het
Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Bergen op Zoom 2015, en
- b.
voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een
woningaanpassing voor een minderjarige cliënt. In dit geval is
de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders,
daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek
1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en
degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag
uitoefent over een cliënt.
- 2.
Voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde
cliëntondersteuning, kan een bijdrage in de kosten worden opgelegd.
- 3.
Het college legt in het Financieel besluit voorzieningen
maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2015 vast:
- a.
op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt
bepaald, en
- b.
indien van toepassing, voor welke algemene voorzieningen, niet
zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is
verschuldigd, en
- c.
door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld
in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, de bijdragen voor een
maatwerkvoorziening worden vastgesteld en geïnd.
- 4.
De (eigen) bijdrage overstijgt in geen geval de kostprijs van de
maatwerkvoorziening en/of algemene voorziening.
- 5.
Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd voor rolstoelen.
- 6.
Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd voor maatwerkvoorzieningen voor
jongeren onder de 18, uitgezonderd de maatwerkvoorzieningen zoals
benoemd in lid 1 sub a van dit artikel.
Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
- 1.
Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen en
ondersteuning, eisen met betrekking tot de deskundigheid van
beroepskrachten daaronder begrepen, door in ieder geval:
- a.
het afstemmen van voorzieningen en ondersteuning op de
persoonlijke situatie van de cliënt;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van
ondersteuning;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden
in het kader van het leveren van voorzieningen en ondersteuning
handelen in overeenstemming met de professionele standaard,
en
- d.
ondersteuning en voorzieningen te leveren volgens de binnen de
markt aanvaarde kwaliteitseisen, de algemeen aanvaarde waarden,
normen en standaarden.
- 2.
Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden
gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen en ondersteuning, eisen met
betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder
begrepen.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de
naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders,
een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met
de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen en
ondersteuning.
Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of
terugvordering
- 1.
Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op
verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en
omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze
aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld
in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing
als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel
intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de
verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere
beslissing zou hebben geleid;
- b.
niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld
bij of krachtens deze verordening of de wet;
- c.
de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;
- d.
de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;
- e.
de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening
verbonden voorwaarden, of
- f.
de cliënt de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel
gebruikt.
- 3.
Een beslissing tot verlening van een pgb wordt ingetrokken als blijkt
dat het pgb niet binnen de in artikel 11 lid 2 en lid 5 van deze
verordening vastgestelde termijnen is aangewend voor de bekostiging van
de maatwerkvoorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
- 4.
Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a,
heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige
gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, zal het
college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking
heeft verleend, de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten
maatwerkvoorziening:
- a.
Ingeval het recht op een verstrekte voorziening in natura is
ingetrokken, wordt deze maatwerkvoorziening ingenomen en worden
de gemaakte kosten met betrekking tot de inzet van deze
maatwerkvoorziening teruggevorderd.
- b.
Ingeval het recht op een verstrekte voorziening als pgb is
ingetrokken, worden de gemaakte kosten met betrekking tot de
inzet van deze maatwerkvoorziening teruggevorderd.
- c.
Ingeval het recht op de verstrekte ondersteuning in natura is
ingetrokken, worden de gemaakte kosten met betrekking tot de
inzet van deze maatwerkwerkvoorziening teruggevorderd.
- d.
Ingeval het recht op een verstrekte ondersteuning als pgb is
ingetrokken, wordt het reeds bestede pgb met betrekking tot de
inzet van deze maatwerkvoorziening teruggevorderd.
- 5.
Ingeval de veiligheid van een hulpverlener in het geding is, wordt de
maatwerkvoorziening terstond stopgezet.
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door
derden
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij
de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren
diensten, in ieder geval rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- c.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het
personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en
werkoverleg.
Artikel 18. Klachtregeling
- 1.
Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van
cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen
en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
- 2.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten
van cliënten ten aanzien van voorzieningen en ondersteuning.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de
naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke
overleggen met de aanbieders.
Artikel 19. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke
ondersteuning
- 1.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van
cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de
gebruikers van belang zijn.
- 2.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de
naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door
periodieke overleggen met de aanbieders.
Artikel 20. Betrekken van inwoners bij het beleid
Het college betrekt inwoners van de gemeente, waaronder in ieder geval
cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid
betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens
artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze
waarop inspraak wordt verleend.
Artikel 21. Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van
waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.
Artikel 22. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van
hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte
toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 23. Indexering
Het college kan jaarlijks de hoogte van de in het kader van deze verordening
en het op deze verordening berustende Financieel besluit voorzieningen
maatschappelijke ondersteuningBergen op Zoom 2015 geldende bedragen
indexeren.
Artikel 24. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuningBergen
op Zoom 2013 wordt ingetrokken per 1 januari 2015.
- 2.
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van
de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op
Zoom 2013, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij
het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
- 3.
Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen
maatschappelijke ondersteuningBergen op Zoom 2013en waarop
nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening,
worden afgehandeld krachtens deze verordening.
- 4.
Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden
afgeweken.
- 5.
Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening
voorzieningen maatschappelijke ondersteuningBergen op Zoom 2013,
wordt beslist met inachtneming van die verordening.
Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen
maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom 2015.