Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-08-2016 | 16-11-2016 | art. 2, 3, 3, 5, 6 en 8 tot en met 12. | 25-07-2016 | Onbekend. | |
12-01-2015 | 01-01-2015 | 04-08-2016 | Hoofdstuk 6: artikel 13, hoofdstuk 7: artt. 14 en 15 | 19-12-2014 zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-1758.html, 09-01-2015 | Onbekend. |
01-01-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 23-09-2014 zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-68701.html, 27-11-2014 | Onbekend. |
Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld
Burgemeester en wethouders van Barneveld;
gelet op de artikelen 11 derde en vijfde lid, 12 derde lid en 16 derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld en artikelen 12 derde en vijfde lid, 13 derde lid Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld;
vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Gemeentelijke vangnetvoorziening: een maatwerkvoorziening als in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of een individuele voorziening, als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Jeugdwet.
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 september 2014
D. Bakhuizen J.W.A. van Dijk
secretaris burgemeester
De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld en de Verordening Jeugdhulp vragen om nadere uitwerking. In dit besluit worden de regels uit beide verordeningen geconcretiseerd.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit hoofdstuk zijn de definities opgenomen.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het PGB
Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
Verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) vindt plaats op gemotiveerd verzoek van de aanvrager. Dit gebeurt bij voorkeur tegelijk met de aanvraag. De cliënt, jeugdige en/of ouders worden tijdens het gesprek geïnformeerd over de mogelijkheden en voorwaarden voor een pgb.
Het tweede lid a tot en met e geven aan wanneer er geen pgb wordt verstrekt.
Deze bepalingen zijn opgenomen om misbruik van het pgb te voorkomen.
In gevallen waarbij het ziektebeeld progressief is en de verwachting is dat er maar korte tijd gebruik gemaakt zal worden van de voorziening, kan de klantmanager beslissen geen pgb te verstrekken; dit om kapitaalvernietiging te voorkomen.
Het derde lid bepaalt dat de mobiele tilliften en douchebrancards uitsluitend in natura worden verstrekt. Deze bepaling is opgenomen om kapitaalvernietiging te voorkomen.
De sportrolstoel, opgenomen in het vierde lid is een bovenwettelijke voorziening, die in de tijd van de Wet voorzieningen gehandicapten opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. De verstrekkingswijze is met de komst van de Wmo 2015 onveranderd gebleven. Dit betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een pgb. Dit pgb is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, verzekering en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een pgb worden toegekend.
Het vijfde lid sluit aan bij de wet. In de Wmo 2015 en in de Jeugdwet is voor pgb’s het trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank Bank (SVB) als verplichting vastgelegd. Gemeenten maken het pgb niet meer rechtstreeks over op de rekening van de cliënt, maar op de rekening van de SVB. De SVB betaalt uit dit budget de rekeningen die de cliënt indient voor de geleverde ondersteuning. De wetgever beoogt mede door middel van het trekkingsrecht fraude met pgb’s tegen te gaan en daarmee de houdbaarheid van het pgb te vergroten. Het trekkingsrecht geldt voor alle pgb’s in de Wmo en de Jeugdwet, dus ook voor pgb’s voor incidentele betalingen voor bijvoorbeeld woningaanpassingen, hulpmiddelen en incidentele vervoerskosten.
Artikel 3 Pgb bij besteding sociaal netwerk
Het in het eerste lid genoemde percentage (75%) komt voort uit de door de AWBZ gehanteerde systematiek en hangt samen met het gegeven dat leden van het sociaal netwerk en/of andere particulieren, voor de uitvoering van het pgb, niet of nauwelijks ‘overheadkosten’ kennen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een organisatie.
In het kader van het ‘maatwerkprincipe’, kan het college van het bepaalde in het eerste lid afwijken wanneer de dienstverlener aantoont dat het pgb, na verrekening van het kortingspercentage, niet toereikend is (tweede lid).
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en ouderbijdragen
Artikel 4 Omvang van de eigen bijdrage en ouderbijdrage
Hoofdstuk 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 handelt over eigen bijdragen. De gemeente Barneveld heeft ervoor gekozen de in artikel 3.1 genoemde maximumbedragen te hanteren.
De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage. Er bestaat wel een ouderbijdrage. In hoofdstuk 8.1 van het uitvoeringsbesluit Jeugdwet staan de exacte bedragen vermeld.
Artikel 5 De duur van de eigen bijdrage
De eigen bijdrage kan maximaal de kostprijs, eventueel vermeerderd met de onderhoudskosten, herverstrekkingskosten en verzekering, bedragen. In de gemeente Barneveld wordt een eigenbijdrage gevraagd voor alle soorten voorzieningen, behoudens de rolstoelvoorzieningen.
Artikel 6 Vaststelling van de eigen bijdrage
Dit artikel is opgenomen om aan te geven door wie de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd, namelijk het CAK.
Artikel 7 Vaststelling en duur van de ouderbijdrage
Dit artikel is opgenomen om aan te geven door wie de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd, namelijk het CAK.
Artikel 8 Bijdrage voor algemene voorzieningen
Dit artikel geeft regels voor de bijdrage die verschuldigd is bij gebruikmaking van een algemene voorziening. Omdat deze cliënten zich, zonder tussenkomst van de gemeente, bij de aanbieder melden, wordt de bijdrage betaald aan deze aanbieder. De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld door de aanbieder, na instemming van de gemeente.
Artikel 9 Persoonsgebonden budget woonvoorziening
In het eerste lid is geregeld hoe het pgb voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.
Het tweede lid geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 15 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
De Wmo 2015 geeft geen mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming. Om deze reden zijn de bepalingen uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld, gericht op een verhuiskostenvergoeding, niet opnieuw opgenomen in dit besluit.
Artikel 10 Voorziening voor huurderving
In geval van huurbeëindiging van een woonruimte die voor meer dan € 15.000,- is aangepast kan het college een tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden. De eerste maand huurderving komt niet voor vergoeding in aanmerking. Dit behoort tot het normale risico van leegstand.
Door de eigenaar van de woning een tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor gehandicapten. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plekke. Een algemene termijn die redelijk geacht kan worden is zes maanden. In bepaalde gevallen kan echter geconcludeerd worden dat een kortere periode ook redelijk is. Dit is afhankelijk van de woningmarktsituatie.
Op grond van dit artikel is de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag (de zogenaamde huurgrens).
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of in de woning
Artikel 11 Persoonsgebonden budget vervoer
Dit artikel regelt de wijze waarop een pgb voor een vervoersvoorziening, waarbij inbegrepen rolstoelen, wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening Wmo 2015, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor verzekering onderhoud en reparatie. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt vastgesteld aan de hand van de bedragen die voor onderhoud en reparatie door de leverancier van naturavoorzieningen wordt gehanteerd voor een soortgelijke voorziening.
In dit artikel is vastgelegd hoe het Zonebudget wordt bepaald. Daarnaast is het bedrag aan eenmalige paskosten opgenomen.
In het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld was een regeling getroffen voor personen die geen gebruik konden maken van de reguliere vervoersmogelijkheden (natura voorzieningen). Zij konden in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor gebruik van eigen auto, taxi of rolstoel taxi. Met de wetswijziging Wmo is de mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming komen te vervallen.
De regeling is per februari 2013 al teruggebracht naar een maximaal aantal kilometers. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kon een beroep op deze regeling gedaan worden. Reden waarom hiervoor geen vervangende (standaard) oplossing is gezocht. Het systeem van de nieuwe Wmo 2015, waarin maatwerk voorop staat, zou dergelijke gevallen voldoende moeten kunnen ondervangen.
Voor cliënten met geldige indicatie van voor 1 januari 2015 blijft dit recht bestaan. Zij kunnen hiervoor terugvallen op hun geldige beschikking.