Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Barneveld

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Barneveld
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld, artt. 11, derde en vijfde lid, 12 derde lid en 16 derde lid.
  2. Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld, artt. 12 derde en vijfde lid en13 derde lid.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-01-201501-01-201504-08-2016Hoofdstuk 6: artikel 13, hoofdstuk 7: artt. 14 en 15

19-12-2014

zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-1758.html, 09-01-2015

Onbekend.
01-01-201501-01-2015nieuwe regeling

23-09-2014

zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-68701.html, 27-11-2014

Onbekend.

Tekst van de regeling

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld

Burgemeester en wethouders van Barneveld;

gelet op de artikelen 11 derde en vijfde lid, 12 derde lid en 16 derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld en artikelen 12 derde en vijfde lid, 13 derde lid Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld;

besluiten:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een gemeentelijke vangnetvoorziening behoren, en die een cliënt, de jeugdige of zijn ouders van derden heeft betrokken;

  • b.

    Belastbaar inkomen: het inkomen waarover inkomstenbelasting verschuldigd is;

  • c.

    Verzamelinkomen: het inkomen dat de belastingdienst vaststelt op basis van het inkomen uit werk en woning en eventuele opbrengsten uit sprake en/of beleggen;

  • d.

    Eigen bijdrage: een door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) vast te stellen bijdrage die bij de verstrekking van een gemeentelijke vangnetvoorziening in natura of pgb betaald moet worden;

  • e.

    Ouderbijdrage: een door het CAK vast te stellen bijdrage, die (stief)ouders ten behoeve van de gemeente moeten betalen als hun (stief)kind tijdelijk buiten het gezin wordt verzorgd en opgevoed.

  • f.

    Kostprijs: de werkelijke prijs die door de gemeente wordt betaald voor een gemeentelijke vangnetvoorziening;

  • g.

    Verordening Wmo 2015: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld

  • h.

    Verordening Jeugd: Verordening jeugdhulp gemeente Barneveld

  • i.

    Gemeentelijke vangnetvoorziening: een maatwerkvoorziening als in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of een individuele voorziening, als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende gemeentelijke vangnetvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op schriftelijk gemotiveerd verzoek van de cliënt, de jeugdige en/of ouders.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      als de gespreksvoerder bepaalt dat de gekozen dienst of product niet adequaat is;

    • c.

      als uit onderzoek is gebleken dat de cliënt, jeugdige en/of ouders een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet, de gespreksvoerder kan in individuele gevallen hiervan afwijken;

    • d.

      op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen moet worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget;

    • e.

      verstrekking van een pgb gezien de (verwachte) korte duur van de verstrekking zou leiden tot een inefficiënte besteding van gemeentelijke middelen.

  • 3.

    Gemeentelijke vangnetvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn:

    • a.

      mobiele tilliften;

    • b.

      douchebrancards.

  • 4.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.521,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 5.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats met tussenkomst van de Sociale Verzekeringsbank, die belast is met de uitvoering en uitbetaling van de pgb’s.

  • 6.

    Indien het pgb niet binnen zes maanden na uitbetaling is aangewend voor bekostiging van de voorziening zal het college de beslissing tot verlening van het pgb herzien of intrekken.

Artikel 3 Pgb besteding bij sociaal netwerk

  • 1.

    Het uurtarief van het persoonsgebonden budget, bij besteding aan een dienstverlener vanuit het sociaal netwerk, is gelijk aan 75% van het uurtarief van zorg in natura, zoals dat door de gemeente is overeengekomen met de instanties die die zorg bieden.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste bedraagt het pgb voor de jeugdhulp bij besteding aan een dienstverlener vanuit het sociaal netwerk maximaal € 20,00 per uur en in geval van kortdurend verblijf maximaal € 30,00 per etmaal.

  • 3.

    Het college kan van het bepaalde in het eerste lid afwijken wanneer de dienstverlener aantoont dat het pgb niet toereikend is.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en ouderbijdragen

Artikel 4 Omvang van eigen bijdrage en ouderbijdrage.

  • 1.

    De omvang van de eigen bijdrage per vier weken wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (AMvB) en artikel 12 eerste lid onder b van de Verordening Wmo 2015.

  • 2.

    De omvang van de ouderbijdrage per maand wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 8.1 van het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet 2015 (AMvB).

Artikel 5 De duur van de eigen bijdrage

  • 1.

    Voor een gemeentelijke vangnetvoorziening, niet zijnde een zaak, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht, gedurende de periode waarvoor de ondersteuning is toegekend en de ondersteuning wordt gegeven.

  • 2.

    De eigen bijdrage voor het gebruik van de regiotaxi wordt berekend over de daadwerkelijk gereisde zones per periode (4 weken).

  • 3.

    Voor de voorziening, anders dan genoemd in het eerste en tweede lid, waarvan de totaalprijs lager is dan € 91,– wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 4.

    Voor de onroerende woonvoorziening en de voorziening die in eigendom wordt verstrekt, waarvan de totaalprijs ten hoogste € 1.000,– bedraagt, wordt gedurende maximaal 1 jaar een eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 5.

    Voor de onroerende woonvoorziening en de voorziening die in eigendom wordt verstrekt, waarvan de totaalprijs tussen € 1.000,– en € 2.000,– is, wordt gedurende maximaal 2 jaar eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 6.

    Voor de onroerende woonvoorziening en de voorziening die in eigendom wordt verstrekt, waarvan de totaalprijs € 2.000,– of hoger is, wordt gedurende maximaal 3 jaar eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 7.

    Voor de roerende voorziening, waarvan de totaalprijs hoger is dan € 91,- en die niet in eigendom wordt verstrekt, wordt gedurende maximaal 7 jaar eigen bijdrage in rekening gebracht.

Artikel 6 Vaststelling van de eigen bijdrage

  • 1.

    Vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) conform het bepaalde in artikel 4.

  • 2.

    De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening, vermeerderd met de kosten van onderhoud, herverstrekkingskosten en verzekering.

Artikel 7 Vaststelling en duur van de ouderbijdrage (jeugdhulp)

  • 1.

    Vaststelling en inning van de ouderbijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) conform het bepaalde in artikel 4.

  • 2.

    De ouderbijdrage is verschuldigd over elke dag dat het verblijf heeft geduurd, conform artikel 8.1.4. van het Uitvoeringsbesluit Jeugdwet.

Artikel 8 Bijdrage voor algemene voorzieningen

  • 1.

    Indien voor gebruikmaking van een algemene voorziening een bijdrage verschuldigd is wordt de cliënt hiervan vooraf op de hoogte gesteld door de aanbieder.

  • 2.

    De bijdrage voor het gebruik van een algemene voorziening is de cliënt verschuldigd aan de aanbieder.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage wordt door de aanbieder, na instemming van de gemeente, vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 9 Persoonsgebonden budget woonvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    In geval van een pgb verstrekt voor een woningaanpassing, dient deze terugbetaald te worden indien de woning verkocht wordt binnen 15 jaar na verstrekking. Dit bedrag wordt dan verminderd met het percentage van de afschrijving van de woningaanpassing.

  • De afschrijving van onroerende woonvoorzieningen is 15 jaar op basis van het volgende afschrijvingsschema:

    • a.

      0% bij verkoop binnen drie jaar

    • b.

      20% bij verkoop na drie tot zes jaar

    • c.

      40% bij verkoop na zes tot negen jaar

    • d.

      60% bij verkoop na negen tot twaalf jaar

    • e.

      80% bij verkoop na twaalf tot vijftien jaar

    • f.

      100% bij verkoop na vijftien jaar.

Artikel 10 Voorziening voor huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een woonruimte die voor meer dan € 15.000,– is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, gedurende de periode dat de eigenaar de woning beschikbaar houdt voor een cliënt die een dergelijk aangepaste woning behoeft. De eerste maand huurderving komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag (de zogenaamde huurgrens).

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of in en om de woning

Artikel 11 Persoonsgebonden budget vervoer

Het pgb voor vervoersvoorzieningen, waarbij inbegrepen rolstoelen, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, herverstrekkingskosten en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing verzekeringen dat voor vergelijkbare voorzieningen gerekend wordt door de gegunde leverancier van naturavoorzieningen. Het bedrag voor onderhoud en reparatie en verzekeringen wordt na afloop van het kalenderjaar uitgekeerd.

Artikel 12 Regiotaxi

  • 1.

    Met de kortingspas van de regiotaxi kunnen maximaal 900 zones per kalenderjaar tegen het kortingstarief worden gereisd. Deze regeling wordt het ‘Zonebudget’ genoemd.

  • 2.

    Wanneer belanghebbende naast een kortingspas voor de regiotaxi ook is geïndiceerd voor een scootmobiel, wordt het Zonebudget verlaagd naar maximaal 450 zones per kalenderjaar.

  • 3.

    De genoemde Zonebudgetten in eerste en tweede lid worden voor het resterende deel van het kalenderjaar naar rato vastgesteld.

  • 4.

    Om gebruik te kunnen maken van het Zonebudget dient men te beschikken over een kortingspas.

  • Voor deze pas is eenmalig € 7,50 verschuldigd.

Hoofdstuk 6 Voorzieningen Jeugdhulp

Artikel 13 Tarieven Jeugdhulp

  • 1.

    De (uur)tarieven zorg in natura, als bedoeld in artikel 3 eerste lid, die ter vaststelling van een pgb voor jeugdhulp gehanteerd worden, zijn als volgt vastgesteld:

    • a.

      Persoonlijke verzorging: € 27,02 per uur

    • b.

      Begeleiding: € 44,42 per uur

    • c.

      Dagbesteding: € 44,30 per dagdeel.

    • d.

      Kortdurend verblijf: € 101,– per etmaal (maximaal 3 etmalen per week)

    • e.

      Beschermd wonen/specialistisch verblijf: Indien van toepassing, specialistisch maatwerktarief op basis van AWBZ PGB tarieven ZZP 2014.

    • f.

      Overige jeugdhulpvormen: Specialistisch individueel maatwerktarief.

  • 2.

    Indien voor een bepaalde voorziening geen adequate gemeentelijke vangnetvoorziening in natura is ingekocht wordt ter bepaling van de hoogte van het pgb een of meerdere offertes opgevraagd en op basis hiervan tot maximaal 100% aan pgb ter beschikking gesteld.

Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding, citeertitel

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Op deze datum wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld, vastgesteld op 26 april 2013, ingetrokken.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Barneveld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 september 2014

D. Bakhuizen J.W.A. van Dijk

secretaris burgemeester

Toelichting

Inleiding

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld en de Verordening Jeugdhulp vragen om nadere uitwerking. In dit besluit worden de regels uit beide verordeningen geconcretiseerd.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In dit hoofdstuk zijn de definities opgenomen.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het PGB

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) vindt plaats op gemotiveerd verzoek van de aanvrager. Dit gebeurt bij voorkeur tegelijk met de aanvraag. De cliënt, jeugdige en/of ouders worden tijdens het gesprek geïnformeerd over de mogelijkheden en voorwaarden voor een pgb.

Het tweede lid a tot en met e geven aan wanneer er geen pgb wordt verstrekt.

Deze bepalingen zijn opgenomen om misbruik van het pgb te voorkomen.

In gevallen waarbij het ziektebeeld progressief is en de verwachting is dat er maar korte tijd gebruik gemaakt zal worden van de voorziening, kan de klantmanager beslissen geen pgb te verstrekken; dit om kapitaalvernietiging te voorkomen.

Het derde lid bepaalt dat de mobiele tilliften en douchebrancards uitsluitend in natura worden verstrekt. Deze bepaling is opgenomen om kapitaalvernietiging te voorkomen.

De sportrolstoel, opgenomen in het vierde lid is een bovenwettelijke voorziening, die in de tijd van de Wet voorzieningen gehandicapten opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. De verstrekkingswijze is met de komst van de Wmo 2015 onveranderd gebleven. Dit betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een pgb. Dit pgb is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, verzekering en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een pgb worden toegekend.

Het vijfde lid sluit aan bij de wet. In de Wmo 2015 en in de Jeugdwet is voor pgb’s het trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank Bank (SVB) als verplichting vastgelegd. Gemeenten maken het pgb niet meer rechtstreeks over op de rekening van de cliënt, maar op de rekening van de SVB. De SVB betaalt uit dit budget de rekeningen die de cliënt indient voor de geleverde ondersteuning. De wetgever beoogt mede door middel van het trekkingsrecht fraude met pgb’s tegen te gaan en daarmee de houdbaarheid van het pgb te vergroten. Het trekkingsrecht geldt voor alle pgb’s in de Wmo en de Jeugdwet, dus ook voor pgb’s voor incidentele betalingen voor bijvoorbeeld woningaanpassingen, hulpmiddelen en incidentele vervoerskosten.

Artikel 3 Pgb bij besteding sociaal netwerk

Het in het eerste lid genoemde percentage (75%) komt voort uit de door de AWBZ gehanteerde systematiek en hangt samen met het gegeven dat leden van het sociaal netwerk en/of andere particulieren, voor de uitvoering van het pgb, niet of nauwelijks ‘overheadkosten’ kennen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een organisatie.

In het kader van het ‘maatwerkprincipe’, kan het college van het bepaalde in het eerste lid afwijken wanneer de dienstverlener aantoont dat het pgb, na verrekening van het kortingspercentage, niet toereikend is (tweede lid).

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen en ouderbijdragen

Artikel 4 Omvang van de eigen bijdrage en ouderbijdrage

Hoofdstuk 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 handelt over eigen bijdragen. De gemeente Barneveld heeft ervoor gekozen de in artikel 3.1 genoemde maximumbedragen te hanteren.

De Jeugdwet kent geen eigen bijdrage. Er bestaat wel een ouderbijdrage. In hoofdstuk 8.1 van het uitvoeringsbesluit Jeugdwet staan de exacte bedragen vermeld.

Artikel 5 De duur van de eigen bijdrage

De eigen bijdrage kan maximaal de kostprijs, eventueel vermeerderd met de onderhoudskosten, herverstrekkingskosten en verzekering, bedragen. In de gemeente Barneveld wordt een eigenbijdrage gevraagd voor alle soorten voorzieningen, behoudens de rolstoelvoorzieningen.

Artikel 6 Vaststelling van de eigen bijdrage

Dit artikel is opgenomen om aan te geven door wie de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd, namelijk het CAK.

Artikel 7 Vaststelling en duur van de ouderbijdrage

Dit artikel is opgenomen om aan te geven door wie de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd, namelijk het CAK.

Artikel 8 Bijdrage voor algemene voorzieningen

Dit artikel geeft regels voor de bijdrage die verschuldigd is bij gebruikmaking van een algemene voorziening. Omdat deze cliënten zich, zonder tussenkomst van de gemeente, bij de aanbieder melden, wordt de bijdrage betaald aan deze aanbieder. De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld door de aanbieder, na instemming van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 9 Persoonsgebonden budget woonvoorziening

In het eerste lid is geregeld hoe het pgb voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het tweede lid geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 15 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.

De Wmo 2015 geeft geen mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming. Om deze reden zijn de bepalingen uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld, gericht op een verhuiskostenvergoeding, niet opnieuw opgenomen in dit besluit.

Artikel 10 Voorziening voor huurderving

In geval van huurbeëindiging van een woonruimte die voor meer dan € 15.000,- is aangepast kan het college een tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden. De eerste maand huurderving komt niet voor vergoeding in aanmerking. Dit behoort tot het normale risico van leegstand.

Door de eigenaar van de woning een tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor gehandicapten. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plekke. Een algemene termijn die redelijk geacht kan worden is zes maanden. In bepaalde gevallen kan echter geconcludeerd worden dat een kortere periode ook redelijk is. Dit is afhankelijk van de woningmarktsituatie.

Op grond van dit artikel is de hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag (de zogenaamde huurgrens).

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en/of in de woning

Artikel 11 Persoonsgebonden budget vervoer

Dit artikel regelt de wijze waarop een pgb voor een vervoersvoorziening, waarbij inbegrepen rolstoelen, wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening Wmo 2015, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor verzekering onderhoud en reparatie. Het bedrag dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld wordt vastgesteld aan de hand van de bedragen die voor onderhoud en reparatie door de leverancier van naturavoorzieningen wordt gehanteerd voor een soortgelijke voorziening.

Artikel 12 Regiotaxi

In dit artikel is vastgelegd hoe het Zonebudget wordt bepaald. Daarnaast is het bedrag aan eenmalige paskosten opgenomen.

Algemeen

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld was een regeling getroffen voor personen die geen gebruik konden maken van de reguliere vervoersmogelijkheden (natura voorzieningen). Zij konden in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor gebruik van eigen auto, taxi of rolstoel taxi. Met de wetswijziging Wmo is de mogelijkheid tot het verstrekken van een financiële tegemoetkoming komen te vervallen.

De regeling is per februari 2013 al teruggebracht naar een maximaal aantal kilometers. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kon een beroep op deze regeling gedaan worden. Reden waarom hiervoor geen vervangende (standaard) oplossing is gezocht. Het systeem van de nieuwe Wmo 2015, waarin maatwerk voorop staat, zou dergelijke gevallen voldoende moeten kunnen ondervangen.

Voor cliënten met geldige indicatie van voor 1 januari 2015 blijft dit recht bestaan. Zij kunnen hiervoor terugvallen op hun geldige beschikking.