Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schiedam

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels voor precario Precarioverordening 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schiedam
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels voor precario Precarioverordening 2015
CiteertitelPrecarioverordening 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 228 Gemw
  2. art. 229 lid 1 Gemw
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-11-201624-11-2017bijlage 1

08-11-2016

Gemeenteblad 2016, 160427

16VR062
24-11-201518-11-2016bijlage 1

11-11-2015

Elektronisch Gemeenteblad, 23-11-2015

15VR048
09-12-201424-11-2015nieuwe regeling

13-11-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 08-12-2014

VR 55/2014

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2015

De raad van de gemeente Schiedam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014 (kenmerk: BVBEL nr. 14INT00395);

gelet op de artikel 228 en 229, eerste lid van de Gemeentewet;

gelezen het advies van de raadscommissie van 4 november 2014;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2015

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    dag: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren aanvangende te 0.00 uur of een gedeelte daarvan;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • e.

    jaar: kalenderjaar.

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon:

    • 1.

      overeenkomstig de bestemming gebruik mag maken van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn;

    • 2.

      een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Belastbaar feit

Artikel 2

In de gemeente worden onder de naam precariobelasting

  • a.

    rechten geheven voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeente bezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn;

  • b.

    een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond voor de openbare dienst bestemd, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Belastingplicht

Artikel 3

  • 1. De rechten als bedoeld onder in artikel 2, onder a, worden geheven van degene die overeenkomstig de bestemming gebruik maakt van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 2, onder b, wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, dan wel degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd, aanwezig zijn.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste en tweede lid wordt, in geval de gemeente een vergunning heeft verleend, het recht of de belasting geheven van degene, aan wie de daartoe vereiste vergunning is verleend of van de opvolger in de vergunning, tenzij blijkt dat hij niet het bedoelde gebruik maakt of het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Heffingstijdvak

Artikel 4

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor de in artikel 2 genoemde belastbare feiten, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Maatstaf van heffing en tarief

Artikel 5

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Berekening van de precariobelasting

Artikel 6

Voor de berekening van de verschuldigde precariobelasting gelden de navolgende bepalingen:

  • 1.

    voor de berekening van de precariobelasting worden onderdelen van tijd en afmeting voor een geheel gerekend;

  • 2.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend als bedoeld in artikel 1, onder f, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij artikel 8, derde lid van overeenkomstige toepassing is.

    • b.

      indien voor het belastbare feit het dagtarief, onderscheidenlijk het weektarief, het maandtarief of het jaartarief niet evenredig zijn opgebouwd, wordt het recht berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

Wijze van heffing

Artikel 7

De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

Artikel 8

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel 365e gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle dagen overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel 365e gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle dagen overblijven.

  • 4. De in dit artikel bedoelde regeling geldt voor zover de belasting wordt geheven voor een heffingstijdvak van een jaar.

Termijnen van betaling

Artikel 9

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet de precariobelasting worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen betaald moeten worden in maximaal 10 termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 15,00.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Niet opleggen van aanslagen

Artikel 10

  • 1. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Vrijstellingen

Artikel 11

De precariobelasting wordt niet geheven:

  • a.

    voor het gebruik en het hebben van voorwerpen, als bedoeld in artikel 2, waarvoor marktgelden of reclamebelasting is verschuldigd;

  • b.

    voor het gebruik, bedoeld in artikel 2, krachtens concessie of krachtens een privaatrechtelijke overeenkomst;

  • c.

    voor wegwijzers en dergelijke voorwerpen van de ANWB of dergelijke overeenkomstige instellingen;

  • d.

    voor brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen met eventuele bijbehorende kabels of andere leidingen;

  • e.

    voor rails, spandraden, palen, masten, elektrische leidingen, halteborden en wachthuisjes van de RET en van autobusondernemingen met concessie voor deze gemeente;

  • f.

    voor voorwerpen of werken, welker aanwezigheid ingevolge wettelijke voorschriften moet worden gedoogd;

  • g.

    voor markiezen, zonneschermen, rolluiken, luidsprekers en alarminstallaties;

  • h.

    voor vlaggenstokhouders met daarin bevestigde vlaggenstokken met vlaggen, uitgestoken ten teken van rouw, feestvreugde of enig eerbetoon;

  • i.

    voor voorwerpen, uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel;

  • j.

    voor het hebben van een onverlicht naambord, mits de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 0,60 meter en het bord niet meer vermeldt dan de naam, het beroep of de aard van het bedrijf - eventueel aangevuld met enige zakelijke mededelingen hierop betrekking hebbend, waarmee geen reclame wordt beoogd - van de persoon of onderneming, gevestigd in het perceel waaraan het bord is aangebracht;

  • k.

    voor het hebben van pilasters, plinten, kozijndorpels, goten, puilijsten, goot- en kroonlijsten, spionnen en dergelijke, niet meer dan 0,30 meter buiten de rooilijn uitstekend;

  • l.

    voor het hebben van een brug over gemeentegrond, welke de enige gelegenheid biedt om van een perceel de openbare weg te bereiken;

  • m.

    voor het gebruik van openbare gemeentegrond tot het laten liggen of staan van daarop geloste of ter inlading aangevoerde goederen, indien dit gebruik zich bepaalt tot de tijd tussen 5 uur 's morgens en 6 uur 's avonds;

  • n.

    voor voorwerpen of werken, welke in een uitsluitend openbaar belang voorzien;

  • o.

    bloemen- of plantenbakken;

  • p.

    voor het gebruik of genot door de gemeente van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond en voor het hebben onder, op of boven die grond van voorwerpen, welke aan de gemeente in eigendom toebehoren en bij haar in feitelijk gebruik zijn;

  • q.

    voor het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond t.b.v. bouwwerken, welke voor rekening van de gemeente worden gebouwd, verbouwd of hersteld en door haar feitelijk worden of zullen worden gebruikt;

  • r.

    indien het betreft gebruik van gemeentegrond voor de openbare dienst bestemd, terzake van materieel, bouwmaterialen, bouwsteigers, stortkokers en/of van bouwketen, uitsluitend indien aan de gemeente, in verband met het bepaalde in artikel 75 van de Woningwet, geldelijke steun wordt verleend in het belang van de volkshuisvesting;

  • s.

    voor voorzieningen aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van het eigendom.

Kwijtschelding

Artikel 12

Voor de ingevolge deze verordening geheven precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 13

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Overgangsrecht

Artikel 14

De "Precarioverordening 2014", vastgesteld bij raadsbesluit van 14 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van de periode waarvoor zij heeft gegolden.

Inwerkingtreding

Artikel 15

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Citeertitel

Artikel 16

Deze verordening kan worden aangehaald als "Precarioverordening 2015".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 13 november 2014

de griffier, de voorzitter,

J.Gordijn C.H.J. Lamers