Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Meedoenregeling 2015 |
Citeertitel | Verordening Meedoenregeling 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 27-10-2017 | Nieuwe regeling | 13-10-2014 | 40551 |
De persoon aan wie een bijdrage is verstrekt, evenals de ouder/gemachtigde van een kind aan wie een bijdrage is verstrekt, moet met bewijsstukken kunnen aantonen dat hij de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. De controle zal achteraf steekproefsgewijs plaatsvinden. De controle vindt plaats tot uiterlijk 1 jaar na de aanvraag.
Het bestuur kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van deze verordening, indien de toepassing hiervan leidt tot een verregaande onredelijkheid.
Artikel 8. Herziening van het besluit en terugvordering
Indien de bijdrage ten onrechte is toegekend kan het bestuur het besluit herzien. Intrekking en wijziging van de subsidie vindt plaats op de wijze en de gronden als genoemd in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht. Terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidies vindt plaats op de wijze en de gronden als genoemd in artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Zutphen, gehouden op 13 oktober 2014.
De griffier, De voorzitter
Inkomensbeleid is een taak van de rijksoverheid. Gemeenten mogen daarom geen eigen regelingen voor minima opstellen, enkele uitzonderingen daargelaten. Eén ervan is een gemeentelijke voorziening voor maatschappelijke participatie, voor zover deze betrekking heeft op sociaal culturele en maatschappelijke activiteiten. De Meedoen- regeling is zo’n voorziening.
Bij de totstandkoming van de Meedoen-regeling in 2012 zijn twee voormalige financiële regelingen, het Retributiefonds en het schoolfonds, in elkaar geschoven tot één participatieregeling voor personen en gezinnen in Zutphen met een minimuminkomen. Het voormalige Retributiefonds vormt het model voor de Meedoen-regeling. Een bijdrage in de kosten voor deelname aan bepaalde maatschappelijke activiteiten, is het uitgangspunt.
Toegevoegd is de extra vergoeding voor kinderen, waarbij ook schoolactiveiten vergoed kunnen worden. Denk daarbij aan schoolreisjes of buitenschoolse activiteiten. In tegenstelling tot het voormalige Schoolfonds, dat een vast bedrag per kind uitkeerde, gaat het hierbij om vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten voor ‘meedoen’.
Het minimuminkomen is gedefinieerd als 110% van de toepassing zijnde bijstandsnorm, zoals vastgelegd in de Participatiewet en de Toeslagenverordening.
De Meedoen-regeling beoogt te voorkomen dat mensen in een sociaal isolement geraken doordat zij geen of onvoldoende geld hebben om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten. Het past in het streven van de gemeente Zutphen om de maatschappelijke participatie van haar burgers te bevorderen, met name ook van kwetsbare groepen.
De Meedoen-regeling wil het belang onderstrepen dat kinderen uit arme gezinnen de kans krijgen hun talenten en sociale vaardigheden te ontplooien door mee te (kunnen) doen aan maatschappelijke activiteiten, inclusief binnen- en buitenschoolse activiteiten. Daarom is de bijdrage voor kinderen hoger dan voor volwassenen. Dat maakt het ook makkelijker naast de kosten voor activiteiten als sporten, muzische vorming etc. de kosten voor binnen- en buitenschoolse activiteiten te vergoeden.
De aanvrager hoeft geen betalingsbewijs vooraf in te leveren. Uitgangspunt is dat de aanvrager te goeder trouw aanvraagt. Omdat de Meedoen-regeling geen categoriale regeling is, maar reële kosten vergoedt, vindt er steeksproefsgewijs wel een controle plaats op de betalingen. De aanvrager wordt van deze mogelijke controle op de hoogte gesteld in de beschikking, zodat hij weet dat hij de relevante betalingsbewijzen moet bewaren. Dat hoeft hij niet langer te doen dan een jaar.
Artikel 1. Begripsomschrijving
Het begrip “zelfstandige woonruimte” is vervangen door de voorwaarde, dat de aanvrager woonlasten of een vergoeding voor het gebruik van de woonruimte betaalt. Van belang is, dat de aanvrager ook daadwerkelijk betaalt. Hiermee wordt bereikt, dat bijvoorbeeld inwonende (jong-)meerderjarigen nog aanspraak kunnen maken op een bijdrage.
Voor de vaststelling van het inkomen wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm. Hier ligt vooral een efficiency-overweging aan ten grondslag. Wanneer immers hiermee rekening moet worden gehouden, dan behoort de aanvrager in de voorkomende gevallen tevens de gegevens van alle andere volwassenen aan te leveren bij zijn aanvraag. Dit leidt tot langere behandelingsprocedures en dus tot hogere uitvoeringskosten.
Er wordt wel rekening gehouden met verhogingen en verlagingen van de uitkering. De norm voor een inwonende meerderjarige is lager dan voor een zelfstandig wonende meerderjarige, omdat hij de kosten kan delen. Door rekening te houden met de verhogingen en verlagingen wordt dan al in voldoende mate rekening gehouden met de lagere bestaanskosten van de aanvrager.
In nadere regels geeft het bestuur aan welke activiteiten wel of niet worden vergoed. Dat schept duidelijkheid naar de burger. Anderzijds moet er in de uitvoering ruimte zijn om af te wijken van deze regels als bij de aanvraag blijkt dat het gaat om een maatschappelijke activiteit die niet in de (beleids)regels voor komt.
Expliciet wordt in dit verband opgemerkt dat de bijdrage ook kan worden besteed aan de kosten van een internetverbinding. Via het internet, met name via de sociale media, komen mensen ook in contact met elkaar en kan de maatschappelijke betrokkenheid vergroten. Bovendien is het internet behulpzaam bij de zelfredzaamheid van mensen met een mobiliteitsbeperking.
Artikel 3. Hoogte van de bijdrage
Dit bedrag is vastgesteld conform het eerdere besluit van de gemeenteraad om voor de periode 2012 tot en met 2015 de bedragen van de Meedoen-regeling extra verhoging met € 10,- per jaar, boven op de prijsindexatie.
Het bedrag voor kinderen is royaal opgehoogd naar € 225,-. (officieel € 215,-). Dit bedrag komt overeen met de (standaard) vergoeding van Stichting Leergeld. Mede deze tegen achtergrond wordt voorgesteld de bedragen voorlopig niet meer te indexeren. Mocht het bestuur aanleiding zien (b.v. vanwege sterk stijgende prijzen of afstemming met Leergeld) om het bedrag te willen verhogen, dan heeft zij daartoe de mogelijkheid. Verlaging kan niet (zonder toestemming van de gemeenteraad).
De bepaling dat de Meedoen-regeling in natura kan worden verstrekt maakt het mogelijk om eventueel met vouchers, cheques of een stadpas te (gaan) werken.
Bij de aanvragen hoeven geen betalingsbewijzen (meer) ingeleverd te worden (artikel 5). De aanvrager hoeft dus niet meer voor te schieten. Dat maakt dat de in de Meedoenregeling 2012 geïntroduceerde afhandelingstermijn van 5 dagen niet meer nodig is. Deze was immers ingevoerd om er voor te zorgen het ‘voorschieten’ van het geld beperkt bleef tot een zo kort mogelijke termijn.
In verband met een klantgerichte dienstverlening blijft het echter wenselijk om de aanvraag zo snel mogelijk af te handelen. Het bestuur streeft er daarom naar aanvraag binnen twee weken af te handelen. Zij legt dit vast in haar dienstverleningsnormen, waarover zij jaarlijks verantwoording aflegt in het jaarverslag. De bestuursrechterlijke termijn van 8 weken is met name van belang in relatie tot het opleggen van een dwangsom.
Zie voor motivatie bij algemene toelichting
Op basis van deze bepaling kan het bestuur alsnog een bijdrage toekennen, wanneer een weigering onredelijkheid zou zijn. Het moet wel gaan om een verregaande onredelijkheid. Het hebben van een laag inkomen in samenloop met een vermogen, dat vastzit in een woning, is b.v. geen omstandigheid om de hardheidsclausule toe te passen.
Bij het beoordelen van de toepassing van de hardheidsclausule wordt aansluiting en motivering gezocht bij het begrip “dringende reden” als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 8. Herziening van het besluit en terugvordering
Wanneer uit de steekproefcontrole blijkt, dat de aanvrager geen recht op de bijdrage blijkt te hebben, is herziening en terugvordering aan de orde. Met het terugvorderingbesluit ontstaat een bestuurlijke schuld.