HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
- 1
. Pilotperiode: proefperiode van twee jaar om te onderzoeken of enerzijds de projecten –die in de pilotperiode worden ontwikkeld- voldoende kwantitatieve en kwalitatieve versterkingen in Limburg aanbrengen en anderzijds in Limburg voldoende potentie en draagvlak aanwezig is om een regionaal filmfonds op te zetten.
- 2
. Filmproductie: een cinematografisch werk.
- 3
. Filmplan: het plan van de aanvrager tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten dat bestaat uit het financieren, voortbrengen en (doen) exploiteren van een filmproductie.
- 4
. Begroting: de gedetailleerde financiële onderbouwing van de (subsidiabele en niet-subsidiabele) kosten van een filmproductie of filmactiviteit.
- 5
. Producent: de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig en inhoudelijk eindverantwoordelijk is.
Artikel 2 Doelstelling van de regeling/doel van de regeling
Doelstelling van deze nadere subsidieregels is het mogelijk maken dat films in de provincie Limburg kunnen worden geproduceerd. Onderliggende doelstellingen zijn het stimuleren van de economie (werkgelegenheid), het versterken van de cultuur (talentontwikkeling, artistieke kwaliteit) en het vergroten van de branding (Limburg promotie) van Limburg. De pilot ‘Filmfonds”, die bestaat uit drie projecten, moet uitwijzen of provinciale ondersteuning van filmproducties de gewenste effecten heeft.
Artikel 3 Europese regelgeving
- 1
. Deze nadere regels zijn gebaseerd op Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (hierna: de algemene groepsvrijstellingsverordening).
- 2
. Toepassing van deze nadere regels mag in geen enkel geval leiden tot strijd met de in het eerste lid van dit artikel genoemde verordening. Derhalve dienen de bepalingen in deze nadere regels strikt te worden toegepast.
- 3
. Deze nadere regels zijn niet van toepassing op ondernemingen waarbij er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de markt is verklaard.
Artikel 4 Doelgroep
Voor subsidie kunnen in aanmerking komen een:
- a
. rechtspersoon die verbonden is/werkzaam is in de filmindustrie;
- b
. maatschap die verbonden is/werkzaam is in de filmindustrie;
- c
. vennootschap die verbonden is/werkzaam is in de filmindustrie.
HOOFDSTUK 2 CRITERIA
Artikel 5 Algemene subsidiecriteria
Om in aanmerking te komen voor subsidie in de zin van deze nadere regels dient een filmproductie in elk geval te voldoen aan de criteria genoemd onder punt A én ten minste aan vier van de zes criteria genoemd onder punt B.
- A
- 1
. De subsidie dient een stimulerend effect te hebben. De subsidie wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de begunstigde vóórdat de werkzaamheden aan het project of de activiteiten zijn begonnen, een aanvraag voor subsidie bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend.
- 2
. Minimaal 100% van de subsidie vanuit deze regeling wordt in de regio Nederlands-Limburg besteed.
- B
- 1
. 40% van de opnamedagen vindt plaats in Nederlands-Limburg;
- 2
. De film heeft een sterk distributie potentieel door de betrokkenheid van een (inter)nationale distributeur;
- 3
. Het verhaal of de karakters van de film hebben een Nederlands-Limburgse origine;
- 4
. Nederlandse-Limburgse locaties gebruikt in de film worden ook gepresenteerd als zijnde Limburg;
- 5
. Ten minste één lid van het kernteam (regisseur, initiërende producent, scriptschrijver, auteur van het boek of onderliggend werk, componist, beeldregisseur) van de filmproductie heeft een Nederlands-Limburgse connectie (geboren, woonachtig of gestudeerd in Nederlands-Limburg);
- 6
. In de filmproductie wordt gesproken in de Nederlandse taal of in het Limburgse dialect.
Artikel 6 Specifieke subsidiecriteria
De filmproductie dient:
- a
) inhoudelijke kwaliteit te hebben;
- b
) gebaseerd te zijn op een solide filmplan en begroting en dient een haalbaar bereik te hebben;
- c
) binnen de pilotperiode te kunnen starten en afgerond te zijn (d.w.z. de opnames zijn klaar en een eerste effectmeting kan uitgevoerd worden).
Artikel 7 Afwijzingsgronden
In aanvulling op artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg, wordt de subsidieaanvraag afgewezen indien:
- a
De aanvrager niet behoort tot de doelgroep zoals genoemd in artikel 4.
- b
Niet wordt voldaan aan alle algemene criteria in artikel 5 onder A en wanneer er aan minder dan vier van de zes wenselijke criteria in artikel 5 onder B wordt voldaan.
- c
Niet wordt voldaan aan de specifieke criteria zoals opgenomen in artikel 6.
- d
De subsidieaanvraag betrekking heeft op activiteiten die gericht zijn op de continuïteit van een onderneming/instelling.
HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ASPECTEN
Artikel 8 Subsidieplafond
- 1
. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond van deze nadere subsidieregels voor de looptijd van de regeling vast.
- 2
. De wijze van verdeling van het subsidieplafond kunt u raadplegen op www.limburg.nl/subsidies > subsidieplafonds.
Artikel 9 Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten
- 1
. Aanvullend op de bepalingen in de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg zijn de kosten voor de aanschaf van materiaal niet subsidiabel.
- 2
. Subsidiabel zijn:
- a
) voor de productie: de totale kosten van de filmproductie, met inbegrip van de kosten om de toegankelijkheid voor mensen met een handicap te verbeteren;
- b
) voor de pre-productie: de kosten van het schrijven van scenario’s en de ontwikkeling van de filmproductie;
- c
) voor de distributie: de kosten van de distributie en promotie van de filmproductie.
Artikel 10 Subsidiebedrag
- 1
. De hoogte van een subsidie voor een filmproductie of distributie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten.
- 2
. De hoogte van een subsidie voor een pre-productie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten. Indien van het uiteindelijke script een filmproductie wordt gemaakt, worden de pre-productiekosten opgenomen in het totale budget en wordt daarmee rekening gehouden bij het berekenen van het maximale subsidiepercentage.