Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dronten

Beleidsregels jongeren in de Participatiewet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDronten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels jongeren in de Participatiewet
CiteertitelBeleidsregels jongeren in de Participatiewet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Onbekend

18-11-2014

Onbekend

B14.001684

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels jongeren in de Participatiewet

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten,

 

gelet op artikel 13 lid 2 onder c van de Participatiewet;

overwegende dat het college bevoegd is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de Participatiewet;

 

B E S L U I T:

 

Vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels Jongeren in de Participatiewet

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Leerplichtwet en de Gemeentewet (GW).

  • 2.

    Startkwalificatie: de kwalificatie als bedoeld in artikel 1 lid f van de Leerplichtwet.

  • 3.

    De jongere: de persoon die een beroep doet op bijstand en de leeftijd van 27 jaar nog niet heeft bereikt.

HOOFDSTUK 2. UITVOERINGSREGELS

Artikel 2. Kwalificatie

  • 1.

    De jongere die tenminste een afgeronde HBO opleiding heeft, wordt geacht voldoende geschoold te zijn. Op hem is artikel 13 lid 2 onder c Participatiewet en artikel 2 lid 2 derhalve niet van toepassing.

  • 2.

    Jongeren zonder tenminste een afgeronde HBO opleiding, worden geacht zoveel mogelijk gebruik te maken van uit Rijkskas bekostigd onderwijs, om de startkwalificatie te verbeteren dan wel te behalen.

Artikel 3. Uitzondering

  • 1.

    Van de jongere zonder startkwalificatie, die kan aantonen niet meer verder leerbaar te zijn, wordt aangenomen dat hij niet in staat is uit Rijkskas bekostigd onderwijs te kunnen volgen.

  • 2.

    De jongere wordt geacht dit te kunnen aantonen door een dwingend studie advies, een bewijsstuk waaruit blijkt dat zij voor de Leerplichtwet zijn vrijgesteld dan wel, als hij de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, een verklaring van een functionaris van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

  • 3.

    De jongere met een startkwalificatie, maar geen afgeronde HBO opleiding kan dit aantonen door middel van diploma’s, certificaten en/of getuigschriften. Als het college van mening is dat het opleidingsniveau voldoende is om de jongere via een traject naar betaalde arbeid toe te leiden, is artikel 2 lid 2 op deze jongere niet van toepassing.

  • 4.

    De consulenten belast met directe arbeidsbemiddeling beoordelen of de in het derde lid genoemde opleiding voldoende is.

  • 5.

    Van de jongere, die naar het oordeel van het college begeleid moet worden door een begeleider vanwege ernstige zorgproblematiek, wordt aangenomen dat hij niet in staat is uit Rijkskas bekostigd onderwijs te volgen, tot het moment waarop het zorgtraject naar het oordeel van het college kan worden afgesloten.

  • 6.

    De jongere die in een WSNP-traject zit, wordt geacht gebruik te kunnen maken van een opleiding op MBO 1 of 2 niveau, of er dient beoordeeld te worden dat deze jongere een BBL-opleiding kan volgen waarmee mogelijk recht op bijstand bestaat. Volgt deze jongere een opleiding op MBO 1 of 2 niveau, dan wordt beoordeeld of in plaats van een deel lening noodzaak tot bijstandsverlening bestaat.

Artikel 4. Schoolverlaters

  • 1.

    Op de jongere die de opleiding heeft gestaakt en de studiefinanciering heeft stopgezet om een, naar het oordeel van het college, dringende reden, is artikel 13 lid 2 onder c Participatiewet niet van toepassing.

  • 2.

    Op de jongere, die al eerder is uitgesloten van het recht op bijstand en opnieuw bijstand aanvraagt terwijl er geen opleiding is gestart, blijft de uitsluiting van toepassing.

Artikel 5. Werklozen

De jongere die een beroep op bijstand doet vanwege verlies van inkomen uit arbeid, heeft, als aan de voorwaarden uit de Participatiewet wordt voldaan, in ieder geval recht op bijstand tot het eerste moment waarop hij in staat wordt geacht uit Rijkskas bekostigd onderwijs te kunnen volgen.

HOOFDSTUK 3. VOORLICHTING

Artikel 6. Voorlichting

  • 1.

    Bij melding van de jongere krijgt hij van de inkomensconsulent voorlichting over het feit dat hij geacht wordt of terug te gaan naar school, of bewijs aan te leveren dat hij niet terug kan naar school. Jongeren tot 23 jaar worden doorverwezen naar het RMC die kan vast stellen of de jongere terug kan naar school en hem daarin eventueel kan begeleiden. Ook krijgt de jongere voorlichting over de zoektijd en over het traject wat tijdens de zoektijd eventueel wordt aangeboden.

  • 2.

    Bij het eventueel aangeboden traject tijdens de zoektijd krijgt de jongere nogmaals voorlichting over de in het eerste lid genoemde verplichtingen.

  • 3.

    Mocht de jongere na de zoektijd toch in aanmerking komen voor bijstand, dan krijgt hij bij de intake van de inkomensconsulent nogmaals voorlichting.

  • 4.

    Na toekenning komt de jongere met zorgproblematiek bij een consulent die zich richt op deze problematiek.

  • 5.

    De overige jongeren die toch in aanmerking komen voor bijstand, komen per definitie bij een consulent die zich richt op scholing en educatie. Deze werkt daarin samen met de functionaris RMC.

  • 6.

    Maximaal twee maanden voor het begin van het nieuwe schooljaar, dus in mei/juni en november/december worden de jongeren uit artikel 6 lid 5 als groep uitgenodigd en krijgen de laatste voorlichting. Daarna ligt alle verantwoordelijkheid bij de jongere zelf.

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 7. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking per 1 januari 2015.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt de “Beleidsregels

    jongeren”, vastgesteld door het college op 14 januari 2014, ingetrokken.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregels Jongeren in de Participatiewet.

 

 

Dronten, 18 november 2014

Het college van Dronten

 

R.Kool mr. A.B.L. de Jonge

secretaris burgemeester

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb, Leerplichtwet of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze beleidsregels. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten, ook de beleidsregels moeten worden gewijzigd.

Artikel 2. Kwalificatie

Iemand met een HBO opleiding of hoger wordt geacht voldoende gekwalificeerd te zijn.

Van alle andere jongeren wordt verwacht dat zij in principe hun startkwalificatie behalen dan wel verbeteren. Een startkwalificatie is volgens de wet een diploma op MBO-2 niveau, Havo of VWO.

Als een jongere met een mbo niveau 2 wel nog een hoger niveau kan halen, is het van belang te weten dat voor niveau 3 en 4 een prestatiebeurs geldt. Jongeren krijgen 10 jaar de tijd om het niveau te behalen. Lukt dat, dan is het een gift, lukt het niet, dan is het een lening die terugbetaald moet worden. Zorgvuldige afweging om jongeren niet na 10 jaar met een schuld te belasten, moet dus plaatsvinden.

Artikel 3. Uitzondering

De jongere die niet meer leerbaar is hoeft niet terug naar school. De bewijslast ligt in principe bij de jongere.

Voor zover nodig in afwijking van het eerste lid wordt onder een voortijdig schoolverlater niet verstaan degene die in het bezit is van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onderdeel a Wet educatie en beroepsonderwijs, een getuigschrift van het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel of het uitstroomprofiel dagbesteding als bedoeld in artikel 14d respectievelijk artikel 14g van de Wet op de expertisecentra dan wel een getuigschrift van het praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs en werkzaam is op grond van een aanstelling of arbeidsovereenkomst.

Het grootste gedeelte van deze groep zal waarschijnlijk nooit in staat zijn om een niveau 1 te behalen, laat staan een HBO opleiding. Deze groep jongeren hoeft conform de Leerplichtwet vanaf het schooljaar nadat ze 16 jaar zijn geworden niet meer naar school en ook niet meer ingeschreven te staan. Ze mogen dit wel, maar we kunnen ze daartoe niet dwingen. Als een dergelijke jongere zich meldt bij de gemeente voor een uitkering, kan er in principe niet verlangd worden dat zij terug naar school gaan, als zij binnen de leerplichtwet al uitgezonderd zijn van de kwalificatieplicht. Dit geldt overigens ook voor jongeren met een diploma niveau 1 en die gaan werken. Ook zij zijn voortijdig schoolverlaters voor het Ministerie, omdat zij het maximaal haalbare hebben bereikt.

Als de jongere wel een startkwalificatie heeft, maar geen HBO, kan het college besluiten dat deze kwalificatie voldoende is. Hiervan zal sprake zijn als verwacht wordt dat de jongere op korte termijn, eventueel met hulp van de gemeente, een baan vindt.

Een juiste beoordeling is hierbij van groot belang, omdat het college niet kan terugkomen op dit besluit.

In het vierde lid worden jongeren bedoeld die door hun omstandigheden extra zorg nodig hebben en daardoor (nog) niet naar school kunnen. Hierbij kan sprake zijn van verslavingsproblematiek, psychische omstandigheden en dergelijke. Het doel van het traject moet uiteindelijk school zijn.

Het vijfde lid betreft jongeren die, omdat ze in de WSNP zitten, geen nieuwe schulden mogen maken. Hierdoor zullen ze geen gebruik mogen maken van studiefinanciering. Een BBL opleiding ziet voornamelijk op werken, waardoor dit eventueel wel tot de mogelijkheden behoort. Ook een opleiding op MBO 1 of 2 niveau kent geen prestatiebeurs, waardoor dit tot de mogelijkheden behoort. Omdat er hier ook sprake is van een mogelijke aanvullende lening, zal beoordeeld moeten worden of er een noodzaak is dit in de vorm van bijstand te verstrekken, zodat er geen nieuwe schulden ontstaan.

Artikel 4. Schoolverlaters

Geen nadere toelichting.

Artikel 5. Werklozen

Jongeren die hun baan geheel of gedeeltelijk kwijt raken en die in de zoekperiode zich niet meer kunnen inschrijven voor een opleiding, hebben in principe recht op bijstand tot ze zich weer wel kunnen inschrijven, tenzij ze voldoende gekwalificeerd zijn.

Artikel 6. Voorlichting

Geen nadere toelichting

Artikel 7. Inwerkingtreding

Geen nadere toelichting

Artikel 85i. Citeertitel

Geen nadere toelichting